ECLI:NL:RBBRE:2012:BY8807

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/1172
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaar en beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 12 november 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaar en beroep van een belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die door de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg was opgelegd. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift te laat zou zijn ingediend. De belanghebbende stelde echter dat hij het beroepschrift tijdig had verzonden, maar de enveloppe ontbrak in het dossier, waardoor hij niet kon bewijzen dat het op tijd was verzonden. De rechtbank oordeelde dat het gebrek aan bewijs niet aan de belanghebbende kon worden aangerekend, en verklaarde het beroep ontvankelijk.

De rechtbank overwoog dat de bezwaartermijn begint op de dag na de dagtekening van de naheffingsaanslag. Aangezien de belanghebbende stelde dat het aanslagbiljet niet op zijn voertuig was aangebracht, zou de bezwaartermijn aanvangen op de dag na de verzending van een duplicaat van het aanslagbiljet. De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende geen rechtvaardiging had gegeven voor de overschrijding van de termijn en verklaarde het bezwaar terecht niet-ontvankelijk.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W.A.P. van Roij en op dezelfde dag openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier L.G.M. van der Maden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 12/1172
Uitspraakdatum: 12 november 2012
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats], België,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [nummer] opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 12 januari 2012 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij brief van 22 februari 2012, ingekomen bij de rechtbank op 28 februari 2012, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar.
2. Motivering
De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 12 januari 2012. De beroepstermijn eindigde derhalve met 23 februari 2012. Het beroepschrift, gedateerd op 22 februari 2012, is op 28 februari 2012 bij de rechtbank binnengekomen. De enveloppe waarin het beroepschrift is verstuurd, ontbreekt in het dossier, waardoor belanghebbende wordt beperkt in zijn mogelijkheid van bewijs van tijdige ter post bezorging. Dit door de rechtbank veroorzaakte gebrek aan bewijs kan belanghebbende niet worden aangerekend. Nu niet is uit te sluiten dat het beroepschrift op 22 februari 2012, derhalve tijdig, ter post is bezorgd, acht de rechtbank het beroep ontvankelijk.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking, dan wel op de dag na die van de voldoening of de inhouding onderscheidenlijk de afdracht. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De dagtekening van de in bezwaar bestreden naheffingsaanslag is 25 juli 2011. De naheffingsaanslag is op diezelfde dag uitgereikt door plaatsing achter de ruitenwisser van de voorruit van de auto. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is daarmee geëindigd op 5 september 2011. Het bezwaarschrift is op 28 november 2011 door de heffingsambtenaar ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Uit het bezwaarschrift maakt de rechtbank op dat belanghebbende niet beschikt over het aanslagbiljet waarmee de naheffingsaanslag is uitgereikt, omdat deze volgens belanghebbende niet op zijn voertuig is aangebracht, noch aan zijn adres is verstuurd. De Hoge Raad heeft in het arrest van 14 juli 2000, nr. 34 578 (o.a. gepubliceerd onder LJN: AA6508) geoordeeld dat indien vaststaat dat het aanslagbiljet niet is uitgereikt door het aanbrengen op of aan het voertuig, de bezwaartermijn aanvangt op de dag na dagtekening van een duplicaat van het biljet. De kopie van het duplicaat dat aan belanghebbende is verzonden, is gedagtekend 26 augustus 2011. Indien de stelling van belanghebbende moet worden gevolgd, zou de bezwaartermijn zijn aangevangen op de dag na verzending van dit biljet en zijn geëindigd op 7 oktober 2011. Zoals hiervoor is vermeld, is het bezwaarschrift gedagtekend 24 november 2011 en door de heffingsambtenaar ontvangen op 28 november 2011. Ook in dit geval is het bezwaarschrift niet tijdig ingediend. Zelfs als wordt aangenomen dat belanghebbende, zoals hij stelt in zijn beroepschrift, op 25 oktober 2011 zijn bezwaarschrift heeft ingediend, dan nog is dit niet tijdig, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 7 oktober 2011.
Belanghebbende heeft geen reden en daarmee geen rechtvaardiging voor de overschrijding van de bezwaartermijn gegeven. De rechtbank is ook ambtshalve geen reden voor rechtvaardiging van de termijnoverschrijding bekend geworden. Derhalve is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is kennelijk ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 november 2012 door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van L.G.M. van der Maden, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 november 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.