ECLI:NL:RBBRE:2012:BX4073

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
10 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/285
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardepeildatum en koopprijs van onroerende zaak in bestuursrechtelijke belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 10 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle over de waarde van een onroerende zaak. De belanghebbende had de onroerende zaak, een paardenstal, twee maanden voor de waardepeildatum van 1 januari 2008 gekocht voor € 195.000. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 183.000, wat leidde tot aanslagen onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2009. De belanghebbende stelde dat hij te veel had betaald voor de onroerende zaak en dat de waarde niet in overeenstemming was met de werkelijke waarde, aangezien de paardenstal in feite een verbouwde varkensstal zou zijn.

Tijdens de zitting op 26 april 2012 in Tilburg heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de koopprijs die de belanghebbende had betaald, in beginsel de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigde, zoals ook bevestigd door een arrest van de Hoge Raad uit 2000. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de door hem betaalde koopprijs te hoog was geweest. Bovendien werd opgemerkt dat de waarde van onroerende zaken voor elk tijdvak opnieuw moet worden vastgesteld, ongeacht eerdere waarderingen.

De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/285
Uitspraakdatum: 10 mei 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 16 december 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), is gewaardeerd krachtens de Wet waardering onroerende zaken en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslagen onroerende-zaakbelastingen 2009.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2012 te Tilburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2. Gronden
2.1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2008 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2009 tot 1 januari 2010 op € 183.000. In het desbetreffende geschrift zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelastingen 2009 bekend gemaakt. In de uitspraken op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde en de aanslagen gehandhaafd.
2.2. De onroerende zaak bestaat uit een paardenstal met verharding, een tredmolen en een longeerruimte. De oppervlakte van de paardenstal is ongeveer 315 m2 en de oppervlakte van het perceel is ongeveer 1.542 m². Belanghebbende heeft de onroerende zaak op 31 oktober 2007 gekocht voor € 195.000.
2.3. In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
2.4. Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt deze waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
2.5. De bewijslast inzake de juistheid van de aan de onroerende zaak toegekende waarde ligt bij de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 29 november 2000 (Hoge Raad, 29 november 2000, nr 35.797, onder andere gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN: AA8610). Hierin heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
“3.4. (…) In een geval waarin een belastingplichtige een woning kort na de peildatum heeft gekocht, moet in de regel ervan worden uitgegaan dat de waarde in de zojuist bedoelde zin, dat is immers, kort samengevat, de prijs welke de meestbiedende gegadigde voor de woning zou willen betalen, overeenkomt met de door de belastingplichtige betaalde prijs, zulks tenzij de partij die zich daarop beroept feiten of omstandigheden stelt en aannemelijk maakt waaruit volgt dat de koopsom niet die waarde weergeeft(…).”
2.6. Belanghebbende heeft de onroerende zaak op 31 oktober 2007 gekocht, twee maanden vóór de waardepeildatum. Gelet op het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad, is de rechtbank van oordeel dat deze koopprijs in beginsel de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt.
2.7. Belanghebbende heeft gesteld dat hij teveel heeft betaald voor de onroerende zaak.
Volgens belanghebbende is de paardenstal in feite een verbouwde varkensstal en slecht gebouwd. Niet gesteld of aannemelijk is geworden dat belanghebbende ten tijde van de koop een onjuiste voorstelling had van de staat van de onroerende zaak. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende met deze stelling niet aannemelijk gemaakt dat de door hem betaalde koopprijs te hoog is geweest.
2.8. Belanghebbende heeft tevens aangevoerd dat de aan de onroerende zaak toegekende waarde niet in een juiste verhouding staat tot de waarde die aan de onroerende zaak is toegekend per de vorige waardepeildatum van 1 januari 2007. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen echter mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald, aan de hand van feiten en omstandigheden die zich op of rond de waardepeildatum voordoen, met voorbijgaan aan de waarde die per een vorige waardepeildatum aan de onroerende zaak is toegekend. Ook belanghebbendes verwijzing naar de economische recessie kan hem niet baten, nu die waardedaling zich op de waardepeildatum nog niet voordeed.
2.9. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.
2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 10 mei 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 21 mei 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.