ECLI:NL:RBBRE:2012:BW0426
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vermindering WOZ-waarde en navorderingsaanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 februari 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005, alsook tegen het besluit van de inspecteur om de aanslag niet te verminderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur op 22 februari 2011 het bezwaar van de belanghebbende ongegrond had verklaard en de navorderingsaanslag had gehandhaafd. De belanghebbende had in zijn aangifte een bedrag van € 1.596 opgevoerd als uitgaven voor de kosten van levensonderhoud van zijn zoon, maar de inspecteur had deze aftrekpost gecorrigeerd, waardoor het belastbare inkomen uit werk en woning was verhoogd tot € 69.957.
Tijdens de zitting op 15 februari 2012, waar de belanghebbende niet aanwezig was, zijn meerdere zaken gezamenlijk behandeld. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk, omdat de inspecteur volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van de belanghebbende met betrekking tot de navorderingsaanslag. De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslag was vernietigd en dat het verzoek van de belanghebbende om vermindering van de primitieve aanslag moest worden aangemerkt als een verzoek om vermindering op grond van artikel 18a AWR. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur ten onrechte het verzoek had aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de WOZ-waarde van de verhuurde panden van de belanghebbende niet ten grondslag heeft gelegen aan de belastingheffing in 2005, en dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank gelastte de inspecteur om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.C.W. Hermus, en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.