ECLI:NL:RBBRE:2011:BU8761
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van vaststellingsovereenkomst in belastingzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 23 november 2011 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij belanghebbende in beroep ging tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsook een opgelegde boete. De rechtbank oordeelde dat de afspraken tussen belanghebbende en de inspecteur kwalificeerden als een rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst. Deze overeenkomst was tot stand gekomen tijdens een bespreking op 5 juli 2010, waarbij belanghebbende en zijn medeaandeelhouders aanwezig waren. De rechtbank stelde vast dat belanghebbende gebonden was aan de gemaakte afspraken, ondanks zijn latere bezwaren. De inspecteur had de navorderingsaanslag en boete opgelegd in overeenstemming met deze afspraken, waardoor het beroep van belanghebbende ongegrond werd verklaard.
De rechtbank benadrukte dat een vaststellingsovereenkomst zowel over feiten als over de toepassing van het recht kan worden gesloten en dat de inhoud van de afspraken mag afwijken van de wet, mits deze niet in strijd zijn met de wettelijke regeling. In dit geval was er geen sprake van een wilsgebrek, aangezien belanghebbende zelf aanwezig was bij de bespreking en geen bezwaren had geuit. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur op volledige nakoming van de vaststellingsovereenkomst mocht rekenen, en dat de gemaakte afspraken recht deden aan een juiste toepassing van de aanmerkelijk-belangregeling.
Tegen deze uitspraak staat voor partijen de mogelijkheid open om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, gezien het ongegrond verklaren van het beroep.