ECLI:NL:RBBRE:2011:BU5243
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzuimboete vennootschapsbelasting opgelegd aan houdstermaatschappij
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een houdstermaatschappij en de inspecteur van de Belastingdienst over een opgelegde verzuimboete van € 2.460 wegens het niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2009. De rechtbank oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, omdat de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de aanmaning voor het doen van aangifte heeft ontvangen. De rechtbank overweegt dat er in beginsel een verschil in hoogte van een verzuimboete voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting gerechtvaardigd is. Echter, gezien het feit dat de belanghebbende in wezen een eenmansbedrijf van de directeur-grootaandeelhouder (dga) is, acht de rechtbank de opgelegde boete van € 2.460 disproportioneel hoog. Er is geen sprake van recidive, en daarom vermindert de rechtbank de boete tot € 500. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 vergoedt. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende niet is gehoord in de bezwaarfase, maar verzoekt de rechtbank om uitspraak te doen zonder de zaak terug te wijzen naar de inspecteur. De rechtbank concludeert dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaning per post is verzonden en dat de ontkenning van ontvangst door de belanghebbende niet geloofwaardig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.