ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4864
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van alimentatiebetalingen na echtscheiding en de gevolgen van een overeenkomst tussen partijen
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de aftrekbaarheid van alimentatiebetalingen. De belanghebbende en zijn ex-echtgenote zijn in 2005 duurzaam gescheiden gaan wonen, waarna de echtscheiding in mei 2006 is ingeschreven. In juni 2006 hebben partijen afgesproken dat er na de ontbinding van het huwelijk geen alimentatieverplichting meer zou bestaan. Deze afspraak is bevestigd door de rechtbank in augustus 2006. De belanghebbende heeft echter betalingen gedaan aan zijn ex-echtgenote na mei 2006 en wenst deze als alimentatie in aftrek te brengen op zijn belastingaangifte.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de betalingen die de belanghebbende na mei 2006 heeft gedaan, niet voortvloeiden uit een verplichting die rechtstreeks uit het familierecht voortvloeide. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende en zijn ex-echtgenote overeenstemming hadden bereikt over het niet meer hebben van wederzijdse alimentatieverplichtingen na de echtscheiding. De inspecteur van de Belastingdienst had in eerste instantie de aftrek van alimentatie niet toegestaan, maar had in bezwaar een deel van de betalingen, tot en met de maand van inschrijving van de echtscheiding, wel toegestaan.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de betalingen na de echtscheiding in rechte vorderbaar waren. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en de inspecteur in het gelijk gesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.