ECLI:NL:RBBRE:2011:BP3526
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van WOZ-bezwaar en vaststelling van onroerende zaakwaarde
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 19 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Etten-Leur. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde van haar woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 209.000. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat de belanghebbende naar zijn mening het bezwaar niet voldoende had gemotiveerd. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift van de belanghebbende, ingediend door haar gemachtigde, wel degelijk voldoende gemotiveerd was. De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende met de in het bezwaarschrift opgenomen passage duidelijk had aangegeven dat zij het niet eens was met de vastgestelde WOZ-waarde en dat deze naar haar mening te hoog was vastgesteld. Tijdens de zitting bereikten partijen overeenstemming over de waarde van de woning, die door de rechtbank werd vastgesteld op € 192.000. De rechtbank veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 1.699,80 bedroegen, en gelastte de terugbetaling van het griffierecht van € 41. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.