ECLI:NL:HR:2000:AA6597
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag in de premieheffing volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de premieheffing volksverzekeringen die aan belanghebbende, X B.V., is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1989 tot en met 31 december 1989. De aanslag bedroeg f 58.500,-- aan enkelvoudige premie, met een verhoging van de nageheven premie van honderd procent. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag geen kwijtschelding verleend voor deze verhoging. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard in een gezamenlijke uitspraak. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het bezwaarschrift van 30 december 1994 niet voldeed aan de motiveringseisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad oordeelt dat de motivering in het bezwaarschrift voldoende was, ondanks dat het Hof dit als een proformabezwaarschrift beschouwde. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, inclusief het griffierecht en de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak van de Hoge Raad is op 25 juli 2000 gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken. De zaak heeft belangrijke implicaties voor de motiveringseisen in bezwaarprocedures en de beoordeling van naheffingsaanslagen.