ECLI:NL:RBBRE:2008:BG8010
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Waardering onroerende zaak en belastingaanslag in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 1 december 2008 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een onroerende zaak en de daaruit voortvloeiende aanslag onroerende-zaakbelastingen. De eiser, een belanghebbende, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, waarin de waarde van zijn nieuwbouwwoning was vastgesteld op € 215.000 per waardepeildatum 1 januari 2005. Na bezwaar was deze waarde verlaagd tot € 205.000. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, omdat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de koopsom van de woning, die op 29 september 2005 was gekocht voor € 183.163, niet overeenkwam met de waarde in het economische verkeer. De rechtbank heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 183.163 en de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd. Tevens is de gemeente veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de belanghebbende. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante wetgeving, waaronder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), en eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad. De uitspraak benadrukt het belang van de koopprijs als indicatie voor de waarde in het economische verkeer, tenzij de belastingplichtige kan aantonen dat deze prijs niet representatief is voor de marktwaarde.