ECLI:NL:RBBRE:2005:AU4024

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05 / 726 WET
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 19 september 2005 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 24 mei 2005, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van de opposant. De opposant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarin hij stelde dat de directeur van het Koninklijk Huisarchief (KHA) moet worden gekwalificeerd als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat bij de beoordeling van het verzet enkel gekeken kan worden naar de beschikbare gedingstukken zonder nader vooronderzoek. De verzetrechter concludeerde dat er onvoldoende inzicht was in de samenstelling van het bestuur van de Stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau, die het KHA beheert, en dat dit inzicht noodzakelijk is om te bepalen of de directeur van het KHA als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. Hierdoor was er geen sprake van kennelijke onbevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van het beroep van de opposant.

De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 24 mei 2005 vervalt en dat het vooronderzoek in de zaak zal worden voortgezet. De partijen worden in afzonderlijke brieven geïnformeerd over de verdere behandeling van het beroep. De uitspraak benadrukt dat de gegrondverklaring van het verzet enkel aangeeft dat er een vooronderzoek had moeten plaatsvinden, en geeft geen definitief antwoord op de vraag of de directeur van het KHA als bestuursorgaan moet worden aangemerkt. De uitspraak is gedaan door mr. H.W.M. Pulskens, rechter, en in aanwezigheid van mr. L.M. Koenraad, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 september 2005.

Uitspraak

05 / 726 WET RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op het verzet van
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
1. Het procesverloop
Bij uitspraak vereenvoudigde behandeling als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 24 mei 2005 met procedurenummer 05 / 726 WET heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van de vordering welke is vervat in het beroep van opposant van 28 februari 2005 .
Bij brief van 1 juli 2005 heeft opposant tegen deze uitspraak verzet gedaan.
Opposant heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord. Daarom is een mondelinge behandeling van het onderhavige verzet achterwege gebleven.
2. De beoordeling
2.1 Opposant stelt zich op het standpunt dat de directeur van het Koninklijk Huisarchief (KHA) moet worden gekwalificeerd als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb dat is gehouden tot naleving van het bepaalde in artikel 10 van de Archiefwet. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft hij gewezen op een, aan de voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer gerichte, brief van de Minister-President van 19 april 2005.
2.2 Bij de beoordeling van het onderhavige verzet staat slechts te bezien of reeds uit de beschikbare gedingstukken zonder nader vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat de directeur van het KHA geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1 van de Awb, en of de rechtbank zich zonder nadere zitting onbevoegd had mogen verklaren om kennis te nemen van het beroep van 28 februari 2005. Vanuit deze invalshoek wordt het volgende overwogen.
2.3 Voor beantwoording van de vraag of de directeur van het KHA moet worden aangemerkt als een bestuursorgaan, of als een persoon handelend namens een bestuursorgaan, dient inzicht te bestaan in de samenstelling van het bestuur van de Stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau, zijnde de stichting welke het KHA beheert, alsmede zonodig in de aard en inhoud van de beheertaken van de Stichting. Naar het oordeel van de verzetrechter vergt het verkrijgen van dit inzicht, en daarmee de beantwoording van de gestelde vraag, nader vooronderzoek. Dit leidt tot het oordeel dat in dit geval geen sprake is van kennelijke onbevoegdheid om kennis te nemen van het beroep van 28 februari 2005.
De verzetrechter is dan ook van oordeel dat de rechtbank in de uitspraak van 24 mei 2005 ten onrechte toepassing heeft gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Daarom zal het verzet gegrond worden verklaard. Dit betekent dat de uitspraak van 24 mei vervalt, en dat het voor-onderzoek in deze zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich toentertijd bevond. Partijen zullen in afzonderlijke brieven worden ingelicht over de wijze waarop het beroep van
28 februari 2005 verder zal worden behandeld.
2.4 Voor de goede orde overweegt de verzetrechter nog het volgende. De gegrondverklaring van het onderhavige verzet geeft slechts aan dat naar het oordeel van de verzetrechter een vooronderzoek ten onrechte achterwege is gebleven. Deze uitspraak geeft echter geen aanwijzing voor het antwoord op de vraag of de directeur van het KHA daadwerkelijk moet worden aangemerkt als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.W.M. Pulskens, rechter, en in aanwezigheid van mr. L.M. Koenraad, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 september 2005.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: 21 september 2005