ECLI:NL:RBBRE:2005:AU4024
Rechtbank Breda
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 19 september 2005 uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 24 mei 2005, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van het beroep van de opposant. De opposant had verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarin hij stelde dat de directeur van het Koninklijk Huisarchief (KHA) moet worden gekwalificeerd als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat bij de beoordeling van het verzet enkel gekeken kan worden naar de beschikbare gedingstukken zonder nader vooronderzoek. De verzetrechter concludeerde dat er onvoldoende inzicht was in de samenstelling van het bestuur van de Stichting Archief van het Huis Oranje-Nassau, die het KHA beheert, en dat dit inzicht noodzakelijk is om te bepalen of de directeur van het KHA als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. Hierdoor was er geen sprake van kennelijke onbevoegdheid van de rechtbank om kennis te nemen van het beroep van de opposant.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 24 mei 2005 vervalt en dat het vooronderzoek in de zaak zal worden voortgezet. De partijen worden in afzonderlijke brieven geïnformeerd over de verdere behandeling van het beroep. De uitspraak benadrukt dat de gegrondverklaring van het verzet enkel aangeeft dat er een vooronderzoek had moeten plaatsvinden, en geeft geen definitief antwoord op de vraag of de directeur van het KHA als bestuursorgaan moet worden aangemerkt. De uitspraak is gedaan door mr. H.W.M. Pulskens, rechter, en in aanwezigheid van mr. L.M. Koenraad, griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 september 2005.