ECLI:NL:RBBRE:2003:AU2269

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
21 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03 / 357 WET
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.P.M.H. van Hooff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in inzageverzoek betreffende het Koninklijk Huisarchief

In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 21 maart 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de Algemeen Secretaris van Hare Majesteit de Koningin, vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Cooymans. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 27 januari 2003, waarin hem inzage werd geweigerd in het dossier over de affaire Greet Hofmans. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de Directeur van het Koninklijk Huisarchief en de Algemeen Secretaris niet kunnen worden aangemerkt als bestuursorganen in de zin van artikel 1:1, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Koninklijk Huisarchief is een particulier archief dat niet krachtens publiekrecht is ingesteld en niet met openbaar gezag is bekleed. Hierdoor hebben de Directeur en de Algemeen Secretaris geen publiekrechtelijke taken en bevoegdheden, en de rechtshandeling in het bestreden besluit heeft geen grondslag in een publiekrechtelijk voorschrift. Dit betekent dat het besluit niet kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3, lid 1, van de Awb.

De rechtbank concludeert dat zij kennelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De zaak wordt zonder behandeling ter zitting afgedaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om verzet te doen tegen deze uitspraak binnen een termijn van zes weken, die aanvangt op de dag na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

03 / 357 WET RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in de zaak van
[Eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Algemeen Secretaris van Hare Majesteit de Koningin
te ‘s-Gravenhage, verweerder,
gemachtigde mr. M.G.J. Cooymans.
1. Het procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 januari 2003 inzake de weigering om eiser inzage te verlenen in het dossier over de affaire Greet Hofmans.
2. De beoordeling
2.1 Op grond van artikel 8:1, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan
een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Onder besluit wordt ingevolge artikel 1:3, lid 1, van de Awb verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuurs-orgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Onder bestuursorgaan wordt inge-volge artikel 1:1, lid 1, van de Awb verstaan een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
De Directeur van het Koninklijk Huisarchief, die al eerder inzage had geweigerd, en de Algemeen Secretaris van Hare Majesteit de Koningin kunnen niet worden gezien als bestuurs-organen in de zin van artikel van 1:1, lid 1, van de Awb. Het Koninklijk Huisarchief is immers een particulier archief, niet krachtens publiekrecht ingesteld en niet met enig openbaar gezag bekleed. Genoemde Directeur en de Algemeen Secretaris hebben in deze dan ook geen publiek-rechtelijke taken en bevoegdheden. De in het bestreden besluit opgenomen rechtshandeling
vindt geen grondslag in een publiekrechtelijk voorschrift, zodat dit niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, lid 1, van de Awb kan worden beschouwd.
2.2 Een en ander leidt tot de slotsom dat de rechtbank kennelijk onbevoegd is van het beroep kennis te nemen. Derhalve zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 1:1, lid 1, 1:3, lid 1, 8:1, lid 1 en 8:54, lid 1, aanhef en onder a, van de Awb.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.M.H. van Hooff, vice-president, en in aanwezigheid van D.C.B. Dekkers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2003.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden, verzet doen bij de rechtbank.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 24 maart 2003.