ECLI:NL:RBBRE:2003:AU2269
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.P.M.H. van Hooff
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in inzageverzoek betreffende het Koninklijk Huisarchief
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 21 maart 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de Algemeen Secretaris van Hare Majesteit de Koningin, vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Cooymans. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 27 januari 2003, waarin hem inzage werd geweigerd in het dossier over de affaire Greet Hofmans. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de Directeur van het Koninklijk Huisarchief en de Algemeen Secretaris niet kunnen worden aangemerkt als bestuursorganen in de zin van artikel 1:1, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Koninklijk Huisarchief is een particulier archief dat niet krachtens publiekrecht is ingesteld en niet met openbaar gezag is bekleed. Hierdoor hebben de Directeur en de Algemeen Secretaris geen publiekrechtelijke taken en bevoegdheden, en de rechtshandeling in het bestreden besluit heeft geen grondslag in een publiekrechtelijk voorschrift. Dit betekent dat het besluit niet kan worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3, lid 1, van de Awb.
De rechtbank concludeert dat zij kennelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De zaak wordt zonder behandeling ter zitting afgedaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om verzet te doen tegen deze uitspraak binnen een termijn van zes weken, die aanvangt op de dag na verzending van de uitspraak.