ECLI:NL:RBASS:2011:BU5876

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
29 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
89029 / HA RK 11-185
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 29 september 2011 heeft de Rechtbank Assen een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.P.R. Peeters. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen zou zijn, omdat deze de verweerder de gelegenheid had gegeven om informatie te verstrekken over de vaste gedragslijn bij de toepassing van artikel 59 lid 4 van de Vreemdelingenwet. De verzoekers waren van mening dat het gunnen van een termijn aan de verweerder getuigde van partijdigheid, aangezien dit niet relevant zou zijn voor hun zaak.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de argumenten van de verzoekers niet voldoende waren om aan te tonen dat de rechter partijdig of vooringenomen was. De rechtbank heeft benadrukt dat het afwegingskader van de rechter niet automatisch betekent dat deze de gedragslijn van de verweerder zal volgen.

De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen is genomen na een mondelinge behandeling, waarbij de rechter heeft aangegeven niet te berusten in de wraking en geen behoefte had om gehoord te worden. De rechtbank heeft bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De griffier is opgedragen om onverwijld mededeling van deze beslissing te doen aan de verzoekers, de rechter en de minister voor Immigratie en Asiel.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK ASSEN
zaaknummer: 89029 / HA RK 11-185
PROCES-VERBAAL MONDELINGE BESLISSING
van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 29 september 2011
in de zaak van
1. [VERZOEKER SUB 1],
2. [VERZOEKER SUB 2],
beiden verblijvende te [verblijfplaats]
advocaat mr. W.P.R. Peeters te Breda
1. De beslissing
Aan het slot van de zitting heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.
2. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van wraking d.d. 29 september 2011, waaruit blijkt dat verzoekers de rechter die hun vervolgberoep behandelt, [de rechter], wensen te wraken;
- de mondelinge behandeling d.d. 29 september 2011.
OVERWEGINGEN
3. Het standpunt van verzoekers
3.1. Mr. Peeters voert namens verzoekers - samengevat - aan dat het verzoek van verweerder om aanhouding is toegewezen en verweerder in de gelegenheid is gesteld informatie te verstrekken over de vaste gedragslijn van verweerder bij de toepassing van art. 59 lid 4 Vreemdelingenwet. Het gunnen van een termijn aan verweerder getuigt van vooringenomenheid, omdat niet van belang is wat de vaste gedragslijn van verweerder is. In de uitspraak van 12 november 2010 (LJN BO 4812) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgemaakt dat de aanvangstermijn van art. 59 lid 4 de datum is waarop de vreemdeling de wens te kennen heeft gegeven een asielaanvraag te willen indienen.
3.2. Ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. Peeters daaraan nog toegevoegd dat de rechter, door aan te geven dat zij rekening wilde houden met de gedragslijn van verweerder, er blijk van gaf dat zij haar uitspraak af zou stemmen op die gedragslijn, dit ten onrechte. Daaruit blijkt de partijdigheid van de rechter.
4. Het standpunt van de rechter
De rechter heeft aangegeven niet te berusten in de wraking en er geen behoefte aan te hebben te worden gehoord ter zitting.
5. De beoordeling
5.1. Ingevolge art. 8:15 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
5.3. De wrakingskamer zal uitgaan van de juistheid van de verklaring van mr. Peeters dat de rechter heeft verklaard dat ze rekening zal houden met de vaste gedragslijn van verweerder en verweerder daartoe de gelegenheid heeft gegeven die vaste gedragslijn nader over te leggen. Dit leidt niet tot het oordeel dat de rechter partijdig of vooringenomen is. Naar het oordeel van de wrakingskamer gaat het hier om het afwegingskader van de rechter, waarover mr. Peeters van mening is dat dit er niet is. Dat is een verschil van inzicht over de reikwijdte van het afwegingskader van de rechter dat niet tot een gegrondheid van de wraking van de rechter kan leiden. Anders dan mr. Peters klaarblijkelijk veronderstelt mag uit het feit dat de rechter rekening zal houden met de gedragslijn van verweerder immers niet zonder meer worden afgeleid dat de rechter deze ook zal volgen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
6. De beslissing
De rechtbank
1. Wijst het verzoek tot wraking af.
2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoekers, de rechter [de rechter] en de minister voor Immigratie en Asiel (Immigratie- en
Naturalisatie Dienst).
Deze beslissing is gegeven door mr. A. van der Meer, mr. J.L. Boxum en mr. K. Wentholt en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2011 en door mr. Van der Meer en de griffier ondertekend.