Vraag 1. Heeft de betrokken specialist c.q. de betrokken specialisten bij zijn (hun) behandeling naar uw oordeel onzorgvuldig gehandeld in die zin dat hij (zij) niet heeft (hebben) gehandeld zoals van een redelijk bekwaam vakgenoot onder dezelfde omstandigheden verwacht had mogen worden?
Bij de opvang van een traumapatiënt behoort na het veilig stellen van de vitale functies een volledig lichamelijk onderzoek. Tegenwoordig wordt hiervoor vrijwel in alle ziekenhuizen in Nederland de ATLS formule gehanteerd. Maar ook in het pre-ATLS tijdperk mag men verwachten dat bij een traumapatiënt direct na binnenkomst in een ziekenhuis een volledig lichamelijk onderzoek wordt uitgevoerd. Natuurlijk kan het in de hektiek van de eerste minuten gebeuren dat pijnklachten veroorzaakt door een extremiteitletsel minder aandacht krijgen vanwege meer acute zaken. Bij een “second survey” of wel een zogenaamde tweede ronde behoort een uitgebreide inspectieronde waarin ook niet zo gemakkelijk te inspecteren lichaamsdelen moeten worden onderzocht. Ondanks het aangeven van pijnklachten door de patiënt (alsof het rechterbeen zou ontploffen) is hier geen actie op ondernomen. Gezien de aard van het later gediagnosticeerd extremiteitletsel welke onder andere gepaard ging met een vaatletsel mag verondersteld worden dat de ernst van dit letsel onderschat is. Mijns inziens is het niet goed inventariseren van de circulatie van een getraumatiseerde extremiteit een verwijtbare nalatigheid.
Vraag 2. Wat zijn naar uw mening momenteel de gevolgen voor patiënt op uw vakgebied van dit in bovenvermelde zin onzorgvuldig handelen?
Dit antwoord is wat minder eenvoudig te formuleren. Het is zeker niet zo dat door een vroegtijdig herstellen van de arteriële circulatie van het rechter been een amputatie voorkomen had kunnen worden. De morbiditeit van dit letsel is hoog en eindigt vaak met een amputatie. Ook is niet geheel duidelijk wat de rol van het zenuwletsel zou zijn geweest. Een asensibele voetzool kan een goede reden zijn voor een onderbeenamputatie. Het mag echter duidelijk zijn dat een vroegtijdig herstel van de arteriële circulatie de kansen op behoud van het onderbeen groter had gemaakt. De vertraging die ontstaan is door het niet onderkennen van het vaatletsel heeft de kans op behoud tot een minimum gereduceerd.
(…)
Vraag 4.Wat zijn naar uw mening momenteel de gevolgen en beperkingen op uw vakgebied die ook bij adequaat medisch handelen zouden zijn opgetreden?
Bij adequate medische behandeling van een ernstige knieluxatie gepaard gaande met vaat-, zenuw- en bandletsel zijn er meerdere scenario’s mogelijk.
- redelijk functieherstel van de knie met behoud van een adequaat functionerend onderbeen
- instabiele knie met als optie een arthrodese met behoud van een adequaat functionerend onderbeen
- bovengenoemde opties met als variant een atrofisch of asensibel onderbeen
- amputatie.
Aangezien alle opties tot de reële mogelijkheden behoren is een concreet antwoord op bovengestelde vraag dan ook niet mogelijk.
Vraag 5. Wilt u gemotiveerd aangeven hoe groot u de kans acht, dat ook bij zorgvuldig handelen de door u vastgestelde restverschijnselen bij patiënt zouden zijn opgetreden? Wilt u de kans indien mogelijk uitdrukken in percentage, eventueel rekening houdend met een marge? Wilt u eventueel literatuur vermelden?
Bij de beantwoording van vraag 4 is al duidelijk naar voren gekomen dat het moeilijk is om aan te geven wat de kans tot behoud van een goed functionerend onderbeen zou zijn geweest bij adequaat medisch handelen. Buiten het feit dat “percentages met een kans op” die in de literatuur worden genoemd eigenlijk altijd betrekking hebben op een groep en niet op een individu, spelen bij een getraumatiseerde extremiteit meerdere factoren een rol. Wat was naast het vaatletsel de impact van het zenuwletsel? Hoe ernstig waren de spieren en pezen beschadigd? Met andere woorden hoeveel energie heeft het rechterbeen bij het ongeluk geabsorbeerd? Het is dan ook niet juist om de kans op behoud van het onderbeen alleen te associëren met het perifere vaatletsel. Het niet tijdig vaststellen van het perifere vaatletsel heeft ongetwijfeld een grote rol gespeeld bij het klinisch beloop en behandelen van het rechter onderbeen. Ik ben het echter met collega [chirurg] eens dat de through-knee onderbeenamputatie niet als rechtstreeks gevolg van de te laat gestelde diagnose mag worden aangemerkt. (…)’