ECLI:NL:RBARN:2012:BX9561

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
26 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
166381
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bewijslevering en verkeersongeluk met gordeldracht

In deze zaak heeft het Bureau, de gedaagde partij, bepleit dat de rechtbank terugkomt van een eerdere rechtsoverweging uit een vonnis van 18 februari 2009. Het betreft de bewijslevering omtrent de stelling dat eiser sub 1 zijn veiligheidsgordel niet droeg tijdens een verkeersongeval. Het Bureau stelt dat het bewijs geleverd kan worden door een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal, maar de rechtbank oordeelt dat dit proces-verbaal niet kan worden aangemerkt als bewijs in de zin van artikel 156 Rv. De bewijslast ligt bij het Bureau, conform artikel 150 Rv, en de rechtbank zal na bewijslevering het bijgebrachte bewijs waarderen.

Eiser sub 1 heeft verklaard dat hij het nut van een verkeersongevallenanalyse niet inziet, maar hij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft besloten dat de deskundige zal worden benoemd om de vraag te beantwoorden of het mogelijk is dat contact tussen het aangezicht en het stuurwiel plaatsvindt, indien de veiligheidsgordel wordt gedragen. De deskundige zal ook gevraagd worden om relevante opmerkingen te maken die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn.

De rechtbank heeft verder bepaald dat er onderzoek zal worden gedaan naar de schade-omvang en dat eiser sub 1 stukken ter onderbouwing van zijn schade in het geding kan brengen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank heeft een nieuwe roldatum vastgesteld voor het nemen van een akte door de eisers. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem en openbaar uitgesproken op 26 september 2012.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 166381 / HA ZA 08-219
Vonnis van 26 september 2012
in de zaak van
[eisers]
eisers,
advocaat mr. M.P.H. van Maanen Winters te Zwolle,
tegen
de verenigiging met volledige rechtsbevoegdheid
NEDERLANDS BUREAU DER MOTORRIJTUIGENVERZEKERAARS,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. D. Knottenbelt te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eisers], dan wel afzonderlijk [eiser sub 1] en [eiser sub 2], en het Bureau genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2012
- de conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van het Bureau.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Na het vorige tussenvonnis heeft het Bureau zijn conclusie na deskundigenbericht genomen. Het heeft daarin geen bezwaren geuit tegen het rapport van de arbeidsdeskundige [arbeidsdeskundige], noch wat betreft de wijze van totstandkoming daarvan, noch wat betreft de inhoud daarvan. Nu ook [eisers] reeds te kennen heeft gegeven zich met dit rapport te kunnen verenigen en de rechtbank zich daardoor voldoende voorgelicht acht, zal bij de verdere beoordeling dit rapport tot uitgangspunt worden genomen.
2.2. Thans dient onder meer te worden beslist op het verweer dat [eiser sub 1] zijn gordel niet heeft gedragen en dat er dus sprake is van eigen schuld.
2.3. Het Bureau heeft bepleit dat de rechtbank terugkomt van rechtsoverweging 4.15 van het vonnis van 18 februari 2009, inhoudende dat het bewijs van zijn stelling met het enkele ambtsedig opgemaakte proces-verbaal niet is geleverd, gezien de gemotiveerde betwisting daarvan door [eiser sub 1]. Het Bureau bepleit dat op grond van dat proces-verbaal bij wege van vermoeden wordt aangenomen dat [eiser sub 1] zijn gordel niet droeg, waartegen hij dan tegenbewijs zal kunnen leveren. Daarin wordt het Bureau niet gevolgd. Het door de politie opgemaakt proces-verbaal is geen akte in de zin van artikel 156 Rv. Na bewijslevering zal het bijgebrachte bewijs worden gewaardeerd. Er is geen aanleiding thans reeds af te wijken van de hoofdregel van artikel 150 Rv op grond waarvan de bewijslast rust bij het Bureau.
2.4. Het Bureau heeft gesteld bewijs te willen leveren door middel van een verkeersongevallenanalyse. Het heeft dit standpunt al eerder ingenomen bij akte na tussenvonnis d.d. 18 maart 2009. [eiser sub 1] heeft verklaard het nut daarvan weliswaar niet in te zien, maar zich overigens aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Hij heeft geen bezwaren tegen de persoon van de deskundige en de vraagstelling. Conform het verzoek van het Bureau zal in beginsel [deskundige] worden benoemd en zal aan hem de volgende vraagstelling worden voorgelegd:
a) Is het naar uw deskundig oordeel mogelijk dat contact tussen het aangezicht en het stuurwiel plaatsvindt, indien de veiligheidsgordel wordt gedragen, gelet op a) de ergonomische verhoudingen van de sportauto Porsche 911, b) het ongeval, zoals dat plaatsvond (waarbij u kunt uitgaan van de door [eiser sub 1] in zijn akte van 24 februari 2010 onder 3.1. weergegeven ongevalstoedracht) en c) het uit de medische bescheiden blijkend letsel.
b) Kunt u bij de beantwoording van uw vraag aangeven van welke feiten en veronderstellingen (ten aanzien van de ergonomische verhoudingen van de auto, het ongeval en het letsel) u bent uitgegaan en welke rol deze feiten en veronderstellingen spelen bij uw antwoord? Zonder de bedoeling te hebben uitputtend te zijn, valt bijvoorbeeld te denken aan de gereden snelheid en de aanwezigheid van een airbag.
c) Heeft u vanuit uw deskundigheid nog opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak relevant kunnen zijn?
Het komt de rechtbank het meest praktisch voor dat dit onderzoek tegelijkertijd zal worden gelast met het hierna te noemen onderzoek van [bureau].
2.5. Tegelijkertijd zal onderzoek kunnen worden gedaan naar de schade-omvang. [eisers] zullen bij hun uitlating tevens stukken ter verdere onderbouwing van hun schade in het geding kunnen brengen, waaronder:
- de polisvoorwaarden, polisgegevens en uitkeringsgegevens van eventuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, daggeldverzekeringen of welke verzekeringen dan ook die aan het ongeval gerelateerde uitkeringen hebben gedaan;
- een met stukken onderbouwd overzicht van de netto-salarisbetalingen die [eiser sub 2] tijdens de ongeval-gerelateerde arbeidsongeschiktheid aan [eiser sub 1] heeft gedaan;
- gegevens waaruit blijkt of [eiser sub 1] aanspraak heeft gemaakt op publiekrechtelijke uitkeringen na het ongeval en zo ja, wat daarop is beschikt;
- ieder ander stuk dat voor de begroting van de schade van belang is.
2.6. Het komt de rechtbank voor dat een bedrijfseconomisch onderzoek door [bureau] te [woonplaats] geïndiceerd is. [eisers] zal zich ook hierover dienen uit te laten. De rechtbank verwijst de partijen naar rechtsoverweging 2.4. van het tussenvonnis van 9 november 2011.
2.7. Het Bureau zal op de akte van [eiser sub 1] mogen reageren. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 24 oktober 2012 voor het nemen van een akte door [eisers] over hetgeen is vermeld onder 2.4., 2.5. en 2.6., waarna de wederpartij op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp, mr. A.E.B. ter Heide en mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2012.