RECHTBANK ARNHEM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres]
te [plaats],
eiseres,
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)
verweerder.
Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank ingetrokken. Als gevolg hiervan treedt in dit geding de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), in de plaats van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). In deze uitspraak wordt onder verweerder tevens de (hoofddirectie van de) IB-Groep verstaan.
Bij besluit van 10 april 2009 (Bericht Studiefinanciering 2009, nr. 3) is aan eiseres medegedeeld dat haar beurs voor een uitwonende is omgezet naar een beurs voor een thuiswonende studerende, omdat zij heeft nagelaten de afwijking van de adresgegevens te corrigeren. Blijkens dit besluit heeft de omzetting plaatsgevonden met ingang van 1 januari 2009 en heeft eiseres daardoor in totaal € 499,41 teveel toelage ontvangen, welk bedrag moet worden terugbetaald.
Bij besluit van verweerder van 27 augustus 2009 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Namens eiseres heeft haar vader [vader eiseres] beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Partijen hebben hun standpunt schriftelijk nader toegelicht.
Het beroep is behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2010, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar vader. Verweerder heeft zich, na schriftelijke kennisgeving vooraf, niet laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend.
Het beroep is nader behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van 22 november 2010, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar vader. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.M.S. Slagter. Nadien is het onderzoek ten tweede male heropend en heeft verweerder bij brieven van 13 december 2010 en 14 maart 2011 de door de rechtbank gestelde vragen beantwoord.
Na verkregen toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en is het onderzoek gesloten.
2.1 Eiseres stond in de maand januari 2009 bij verweerder geregistreerd op het adres [adres 1 te plaats]. In de GBA stond zij ingeschreven op het adres
[adres 2 te plaats].
Bij brieven van 14 februari 2009 (hierna: herstelbrieven) heeft verweerder deze adresafwijking aan eiseres bekendgemaakt en haar in de gelegenheid gesteld de afwijking binnen vier weken te herstellen. Eiseres heeft de adresafwijking niet binnen de gestelde termijn van vier weken hersteld. Bij primair besluit van 10 april 2009 heeft verweerder vervolgens de beurs voor een uitwonende omgezet in een beurs voor een thuiswonende student.
Op 19 mei 2009 heeft eiseres zich gewend tot verweerders servicekantoor in Nijmegen, waar zij op de hoogte is gebracht van de omzetting. Zij heeft vervolgens direct de afwijking in de adressen ongedaan laten maken.
Bij ongedateerd schrijven, aangetekend verzonden op 29 juni 2009, heeft de vader van eiseres bezwaar gemaakt tegen het omzettingsbesluit. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat het bezwaar niet binnen zes weken na het besluit van 10 april 2009 is ingediend.
2.2 Eiseres heeft aangevoerd dat zij de herstelbrieven van 14 februari 2009 en het primaire besluit van 10 april 2009 niet heeft ontvangen. Zij is eerst op 19 mei 2009, ten tijde van haar bezoek aan het servicecentrum, op de hoogte gebracht van de onderhavige omzetting. Het door haar vader op 29 juni 2009 ingediende bezwaar is ingediend binnen zes weken na 19 mei 2009, zodat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3 Ingevolge artikel 2:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch worden verzonden, mits de bepalingen van deze afdeling in acht worden genomen.
In artikel 2:14, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch kan verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
Ingevolge artikel 2:17 van de Awb geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarover het bestuursorgaan geen controle heeft of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9 van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, dan wel - bij verzending per post - indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift dat niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.4 Niet in geding is dat eiseres op 23 december 2008 op de website “Mijn IB-Groep” de keus heeft gemaakt om haar Berichten studiefinanciering elektronisch te ontvangen. Blijkens de door verweerder gehanteerde Algemene Voorwaarden brengt dit met zich dat deze Berichten in beginsel niet langer per reguliere post aan eiseres worden verzonden, maar zij deze Berichten kan raadplegen op de website “Mijn IB-groep”. Blijkens artikel 4, vierde lid, van de Algemene Voorwaarden wordt de gebruiker, zodra een nieuw Bericht beschikbaar is op de website, door middel van een e-mailbericht aan het door de gebruiker opgegeven e-mailadres hierop geattendeerd. Als het e-mailbericht na meerdere pogingen onbestelbaar retour komt, wordt de gebruiker als onvoldoende bereikbaar langs deze weg beschouwd en wordt het Bericht binnen drie weken na de elektronische verzending alsnog per reguliere post verzonden.
Op grond van artikel 4, vierde lid, van de Algemene Voorwaarden wordt het verzenden van de e-mail door verweerder beschouwd als de verzending en bekendmaking van het Bericht. Blijkens het zevende lid gaat de bezwaartermijn lopen vanaf het tijdstip van verzending als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Algemene Voorwaarden.
2.5 De rechtbank stelt voorop dat bij het door verweerder gekozen systeem van elektronische verzending door verweerder en de studerende gebruik wordt gemaakt van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, te weten de website “Mijn IB-Groep”. Gelet op het bepaalde in artikel 2:17 van de Awb geldt dan - anders dan in artikel 4, vierde lid, van de Algemene Voorwaarden is gesteld - als tijdstip van verzending het tijdstip waarop het Bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde. De rechtbank merkt hierbij op dat de artikelen 2:17 en 6:7 van de Awb bepalingen van openbare orde betreffen en het partijen niet vrij staat hieraan een eigen uitleg te geven.
De rechtbank acht genoegzaam door verweerder aangetoond dat het primaire omzettingsbesluit van 10 april 2009 door middel van een zogeheten ‘proces versturen’ op 14 april 2009 op de website “Mijn IB-Groep” is geplaatst, waarmee het op datzelfde moment toegankelijk werd voor eiseres. In dit verband is van belang dat verweerder bij brief van 14 maart 2011 een uitdraai van het computerbestand, behorende bij het ‘proces versturen’ dat op 14 april 2009 heeft gedraaid, heeft overgelegd, waarin bij het Burgerservicenummer van eiseres het Bericht van 10 april 2009 (aangeduid als Bericht Toekennen 20090410) wordt vermeld.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is de bezwaartermijn derhalve gaan lopen met ingang van de dag na 14 april 2009, te weten: 15 april 2009. Het op 29 juni 2009 ingediende bezwaar is dus ingediend buiten de termijn van zes weken.
2.6 In het kader van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding is door eiseres aangevoerd dat zij nooit een e-mailbericht van verweerder heeft ontvangen waarin zij is geattendeerd op de plaatsing van het Bericht van 10 april 2009 op “Mijn IB-Groep”.
2.7 De rechtbank stelt voorop dat een studerende op grond van het gestelde in de Algemene Voorwaarden in beginsel er op mag vertrouwen dat zij door middel van een e-mailbericht op de hoogte wordt gesteld van de plaatsing van een nieuw Bericht op de website. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat een studerende er (verschoonbaar) van uit mag gaan dat zij vanaf de ontvangst van een dergelijk e-mailbericht nog zes weken de tijd heeft om een bezwaarschrift bij verweerder in te dienen.
Blijkens het schrijven van verweerder van 13 december 2010 is het proces digitale verzending binnen verweerders organisatie zo ingericht dat de verzending van Documenten On Line (DOL)- mailingen niet inzichtelijk gemaakt kan worden. Uit het door verweerder in geding gebrachte outputbestand, waarop het e-mailadres van eiseres staat vermeld in combinatie met het Bericht van 10 april 2009, blijkt dat deze lijst is aangeboden aan Procesbeheer Multimedia. Op basis van deze lijst verzendt Procesbeheer Multimedia telkens op vrijdagmiddag na 17.00 uur de betreffende e-mailberichten aan de studerenden. De daadwerkelijke verzending van een e-mailbericht aan een studerende wordt daarmee naar het oordeel van de rechtbank echter niet aangetoond.
2.8 In het geval van eiseres leidt de omstandigheid dat verweerder de verzending van het e-mailbericht niet kan aantonen, naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet tot de conclusie dat de opgetreden termijnoverschrijding verschoonbaar is.
Dienaangaande acht de rechtbank van belang dat eiseres, gelet op haar schrijven van 21 augustus 2009, tijdens het bezoek aan het servicekantoor op 19 mei 2009 met het bestaan van het omzettingsbesluit van 10 april 2009 bekend is geworden. Naar vaste rechtspraak dient degene die langs een andere weg van (de bekendmaking van) een besluit op de hoogte raakt, vervolgens zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is tegen dat besluit bezwaar te maken. Door het bezwaarschrift eerst op 29 juni 2009 in te dienen, heeft eiseres hieraan niet voldaan. Dat eiseres blijkens haar schrijven van 21 augustus 2009 in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat zij vanaf 19 mei 2009 nog zes weken de tijd had om een bezwaarschrift in te dienen, komt in dit verband voor haar rekening en risico.
2.9 Gelet op het voorgaande is het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is derhalve ongegrond.
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.S. de Vries, voorzitter, en mrs. E.J.J.M. Weyers en A.H.J.J. van de Wetering, leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.