2.2. In zijn rapport schrijft prof. Wokke onder meer:
‘(…) 1.1. Anamnese
1.1.1. Huidige klachten: Schouderpijn, nekpijn en hoofdpijn.
Schouders en nek zijn verstijfd en bewegen moeilijk met als gevolg uitstralende pijn naar het hoofd, van achter en zijwaarts omhoog uitstralend, tot naast de oren. (…) De pijn is altijd aanwezig en verhevigt soms zonder een duidelijke oorzaak zoals stress, druk gezelschap of vermoeidheid. De pijn is nooit helemaal weg. (…) De pijn straalt – zonder tintelingen of brandende gevoelens – uit naar de armen, meer in de linker dan in de rechter arm. (…) Ze heeft thans geen last van duizeligheid. Vroeger had ze er met vlagen last van. Er zijn geen aanvallen van verminderd bewustzijn meer, behalve bij hevige pijn. Ze beschrijft deze aanvallen als ‘soort flauwvallen’. Bij hevige pijn kan ze niets meer en moet ze plat gaan liggen. Verder voelt ze zich door de pijn beperkt bij rijden met de rolstoel. Bedienen van het toetsenbord van de pc is door de pijn niet langer dan een uurtje mogelijk. Ze heeft concentratieverlies, waardoor ze moest stoppen met haar studie. (…) Ze heeft nog klachten van het korte termijn geheugen: moet afspraken opschrijven, vergeet wat gezegd wordt, is snel de draad kwijt van wat ze gelezen heeft. Voor het ongeval waren deze klachten afwezig. (…)
1.3. Conclusie van deel I
(…) Anamnestisch zijn er aanwijzingen voor verminderd ophoesten wat leidt tot luchtweginfecties. Bij neurologisch onderzoek op 8 augustus 2009 vond ik zeer ernstige verlammingen van willekeurige spieren en contracturen van gewrichten met als gevolg verminderde beweeglijkheid. Ik heb de nek onderzocht, de schouders en ellebogen. Deze stoornissen passen bij de spierziekte SMA type 2. Betrokkene is vrijwel volledig van hulp afhankelijk voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven. (…)
Deel 2.1. Bespreking van de toegezonden medische gegevens (…)
2.1.3.5. Neurologische rapportage door N. [betrokkene 1], neuroloog te Groesbeek.
* In het verslag van 23 april noemt de neuroloog 3 letsels in 1998 en 1999 (…). Betrokkene achtte enkel de eerste twee van belang. Ter beoordeling hiervan is de huidige procedure nodig. Tot de klachten die aan collega [betrokkene 1] werden genoemd behoorden ook nog de wegrakingen, welke thans afwezig zijn. De pijnklachten waarvoor betrokkene voor het ongeval in 1998 de huisarts raadpleegde worden niet in de overwegingen betrokken. De moeheid wordt wel genoemd, maar niet gerelateerd aan de verminderde longfunctie door de spierziekte. De beperkte beweeglijkheid van de nek wordt vermeld, maar niet de andere contracturen door de spierziekte. Die moeten er redelijkerwijs al wel geweest zijn. Of slappe atrofische en ernstig verzwakte spieren nog hypertoon kunnen zijn, is naar mijn mening lastig te onderzoeken. De neuroloog concludeerde tot een postwhiplash syndroom. Er werd een neuropsychologisch onderzoek aangevraagd, waarvoor naar mijn mening en de thans geldende opvattingen geen indicatie bestaat. Een whiplashtrauma leidt niet tot beschadiging van de hersenen die tot cognitieve stoornissen kan leiden. Het kan wel leiden tot een hardnekkig pijnsyndroom. (…)
* In de aanvullende rapportage van 9 oktober 2001 beantwoordt collega [betrokkene 1] de vragen. Ook collega [betrokkene 1] houdt geen rekening met de klachten, stoornissen en beperkingen die het directe gevolg zijn van de spierziekte en die ik hierboven heb toegelicht. Het percentage blijvende functionele invaliditeit door de ongevallen wordt bepaald op 8%. Dit is niet overeenkomstig de richtlijnen van de NVN, omdat er toen voor het postwhiplash syndroom maximaal 5% kon worden toegekend. Inmiddels zijn de richtlijnen verscherpt. (…)
2.3. Conclusie van deel 2.1 “Bespreking van de toegezonden medische gegevens” en van deel 2.2 “Literatuurgegevens”.
Ik vat de belangrijkste punten samen:
A. Voor het ongeval op 11 november 1998 zijn chronische klachten van het houdings- en bewegingsapparaat gedocumenteerd, zoals pijn in een schoudergewricht waarvoor betrokkene medische hulp heeft gezocht. Deze klachten kunnen passen bij de spierziekte SMA type 2. De huisarts schreef hiervoor langdurig pijnstillers voor. Ook in de periode vanaf 6 weken na het 2e ongeval tot heden heeft betrokkene af en toe medische hulp gezocht voor dergelijke klachten die ik niet met de ongevallen in verband kan brengen (…).
B. In juni 1999 (na het 2e ongeval) vermeldt de revalidatiearts toename van de klachten die bestonden na het 2e ongeval. De oorzaak was een flexie-extensie beweging van de nek na een plotselinge rembeweging tijdens vervoer door haar ouders in de auto.
C. Na de beide ongevallen heeft betrokkene medische hulp gezocht. Ik heb de indruk dat er na het 2e ongeval op 1 februari 1999 meer klachten zijn opgetreden dan na het 1e (…). De reden van verwijzing naar de neuroloog waren wegrakingen. Deze konden worden uitgelokt door pijn (…).
D. De genoemde ‘cognitieve problemen’ en concentratiestoornissen kunnen behalve door pijn ook hun oorzaak vinden in verminderde respiratoire functies (…). Betrokkene klaagde ook op 8 augustus over concentratieverlies (…). Betrokkene heeft een sterk verminderde longfunctie. In 1999 was de restcapaciteit 50% (…). De studies van het natuurlijke beloop laten zien dat de longfunctie bij SMA verder achteruitgaat (…). Ik vind dat hiervoor een consult bij een Centrum voor Thuisbeademing geïndiceerd is.
E. Klachten van het houdings- en bewegingsapparaat, zoals pijn, kunnen voorkomen bij SMA. Ze worden verklaard door de verminderde beweeglijkheid als gevolg van de ernstige verlammingen en door de contracturen van de gewrichten (…).