ECLI:NL:RBARN:2011:BP1574
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Incidenten ex artikel 118 en 843a Rv in civiele procedure tussen PromOcean en Trientalis
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, zijn twee incidenten aan de orde gesteld door [gedaagde/eiser in beide incidenten]. Het eerste incident betreft een verzoek om een derde partij op te roepen in het geding op basis van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om een derde partij op te roepen, omdat de situatie niet zodanig is dat een zinvolle beslissing kan worden genomen zonder de betrokkenheid van deze derde. Het belang dat door [gedaagde/eiser in beide incidenten] is gesteld, is onvoldoende voor toewijzing van de incidentele vordering, waardoor deze reeds afstuit op dit gebrek.
Het tweede incident betreft een verzoek op basis van artikel 843a Rv, waarbij [gedaagde/eiser in beide incidenten] inzage vordert in e-mailberichten van PromOcean c.s. over de periode 2005-2009. De rechtbank wijst deze vordering af, omdat er geen rechtmatig belang is aangetoond en de vordering te ruim is geformuleerd. De rechtbank concludeert dat [gedaagde/eiser in beide incidenten] niet voldoende heeft onderbouwd waarom de gevraagde e-mailberichten relevant zijn voor de beoordeling van het geschil. Beide incidentele vorderingen worden afgewezen, en [gedaagde/eiser in beide incidenten] wordt veroordeeld in de proceskosten van de incidenten, die aan de zijde van PromOcean c.s. zijn begroot op € 3.211,00.
De rechtbank verwijst de hoofdzaak naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van Trientalis c.s. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 5 januari 2011.