ad 1 (…) De klachten over moeite met inschenken van dranken en over stoepen of (rol)tappen op en af gaan, kan ik goed verklaren. Echter voornamelijk in het eerste jaar na het ongeval en niet na ruim 20 jaar. (…)
ad 2 (…) Dit is niet alleen door mij oogheelkundig niet te verklaren, maar ook kon mevrouw noch bij de orthoptiste of bij mij in diverse testsituaties aangeven waar zij de dubbelbeelden zag. (…) Meestal is dit in mijn ervaring zo weinig storend vanwege het vage beeld dat de mensen hier geen last van hebben, met name wanneer ze zich hier niet bewust op fixeren.
ad 3 (…) [eiseres] heeft een defect in het regenboogvlies waardoor meer licht dan normaal haar rechter oog binnenkomt. Echter dat alleen lijkt mij niet voldoende voor de door haar geclaimde ernstige fotofobie. (…) Het gaat dus ook om de mate van abnormale lichtdoorlatendheid van het oog en ik zou die als middelmatig classificeren. Zij kneep tijdens de anamnese te pas en te onpas haar rechter oog dicht. Abnormaal tranen is noch door mij bij spiegelen met een felle oogspiegel of bij lezen van een helder verlicht leeskaartje waargenomen, noch door de orthoptiste, noch bij het ERG en VECP onderzoek. Het leek of mevrouw zo bezig was met de haar gevraagde taken dat ze vergat haar rechter oog dicht te knijpen. (..) Therapeutische voorstellen (…) heeft zij (…) van de hand gewezen. Overigens wordt lichtschuwheid ook als bijwerking van amitriptyline beschreven, een middel dat mevrouw gebruikt sinds oktober 2008.
ad 4 (…) Twee academische centra konden geen plausibele verklaring voor haar pijnklachten vinden en in het AZU meende men dat het psychogeen zou kunnen zijn. In de pijnanamnese die mevrouw mij gaf, zaten volgens mijn uitgebreide ervaring forse ongerijmdheden. Iemand zit niet dagen achtereen ’s nachts uren rechtop in bed vanwege de pijn, waardoor hij soms maar 1-2 uur per nacht slaapt, zonder pijnstillers te nemen of behandeling te vragen. Dit houdt niemand langer dan een of twee nachten vol. De ontvluchtende antwoorden wanneer ik vroeg waar de pijn precies zat, wanneer hij ontstond, bij welke activiteit of tijden van de dag en wat ze er dan aan deed, kwamen op mij als irreëel over. Dit gevoel werd bevestigd door het ontbreken van enige aantekening over ontsteking, irritatie of prikkeling aan het rechter oog in de ziektegeschiedenis van haar oogarts. (…) Ten slotte verwijs ik naar (…) wat collega [collega] in zijn rapport over mevrouw schreef.
ad 5 (…) Het meest waarschijnlijk is dat zij lichtflitsen heeft doordat in het netvlies na het ongeval af en toe lichtreceptoren afsterven. Dit is in essentie een onschuldig iets bij een vrijwel blind oog, waar mevrouw zich geen zorgen over maakte, maar waar ze wel na 20 jaar nog over klaagde.
ad 6 (…) Het is duidelijk dat mevrouw een secundaire drukstijging heeft gekregen aan het rechter oog (…). Ook deze klacht zou ik in een ruimer perspectief willen plaatsen. Er zijn in Nederland ongeveer 150.000 glaucoom patiënten waarvan het merendeel oogdruppels gebruikt. Regelmatig worden daarvan bijwerkingen vermeld (…). Voor de meeste mensen vormen die bijwerkingen geen reden om de normale dagelijkse werkzaamheden niet te kunnen verrichten.
ad 7 (…) Ook hier geldt dat dit in de acute fase een reële klacht vormt. Na een jaar of langer niet meer. (…)
Samengevat is mijn antwoord op uw vraag dat de klachten onder ad 1 mij reëel voorkomen in de eerste 3-12 maanden na het ongeval. (…) De mate van klachten onder ad 2 tot en met ad 4 zijn voor mij niet te rijmen met de medische gegevens en mijn ervaring. Klacht 5 was weinig prominent maar grotendeels reëel. Klacht 6 lijkt mij reëel maar normaliter niet van invloed op iemands functioneren. Klacht 7 acht ik weinig relevant omdat ik geen tekenen van abnormale prikkeling van het oog in de voorgeschiedenis na de acute fase van het ongeval, of nu bij mijn onderzoek vond. (…)
Ik meen verder voldoende onderbouwd te hebben waarom ik tot de uitspraak kom dat ik de klachten onder ad 2, 3, 4, 6 en 7 voornamelijk niet-organisch acht.