RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/3480
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 24 februari 2009
[X], eiseres,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. J.J. Pinkster,
de Bestuurscommissie Openbaar Basisonderwijs Zaltbommel, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 26 juni 2008.
Bij besluit van 9 april 2008 heeft verweerder eiseres op grond van artikel 10.6, tweede lid, aanhef en onder b, van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO PO) met ingang van 1 mei 2008 overgeplaatst van de OBS [naam OBS] te [plaats] naar de OBS [naam OBS] te [plaats].
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 16 januari 2009. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mw.mr. J.J. Pinkster, werkzaam bij de Algemene Onderwijsbond te Utrecht. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. H.J. Brouwer, advocaat te Woerden, en [Y] en [Z], respectievelijk secretaris en lid van verweerder.
Eiseres is jarenlang werkzaam geweest als leerkracht en intern begeleider op de OBS [naam OBS] te [plaats]. Zij was tevens lid van de medezeggenschapsraad (MR).
Naar aanleiding van samenwerkingsproblemen op deze school heeft op verzoek van verweerder [S] van Vosabb Consulting te Woerden in de zomer van 2007 een onderzoek gedaan naar de factoren die hierbij een rol spelen. Hierover heeft hij verweerder in september 2007 gerapporteerd en geadviseerd gesprekken te voeren om dit te beëindigen.
Hierop heeft [S] in november 2007 gesprekken begeleid tussen eiseres en [naam teamlid] (teamlid), eiseres en [naam directeur] (directeur)en eiseres en [naam adjunct-directeur] (adjunct-directeur). In deze gesprekken hebben [naam teamlid], [naam directeur] en [naam adjunct-directeur] ieder afzonderlijk het vertrouwen in eiseres opgezegd en aangegeven dat zij geen mogelijkheden zien om de samenwerkingsrelatie met haar te herstellen op een voor hen acceptabel niveau. Hierover heeft [S] verweerder op 3 december 2007 gerapporteerd.
Op 16 januari 2008 heeft verweerder met eiseres een gesprek gehad.
Bij besluit van 18 januari 2008 heeft verweerder eiseres voorlopig ontheven van al haar niet-lesgevende taken behalve die waartoe zij opdracht krijgt van de directeur.
Tegen dit besluit heeft mr. Pinkster namens eiseres bij brief van 22 februari 2008 bezwaar gemaakt.
In een gesprek op 7 april 2008 heeft verweerder eiseres op de hoogte gesteld van zijn voornemen om haar over te plaatsen naar de OBS [naam OBS] te [plaats] en is zij hierover gehoord.
Vervolgens heeft verweerder het in rubriek 2 genoemde besluit van 9 april 2008 genomen dat, na bezwaar, bij het bestreden besluit is gehandhaafd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 10.6, tweede lid, aanhef en onder b, van de CAO PO kan de werkgever de werknemer zonder zijn instemming overplaatsen ingeval er sprake is van een conflictsituatie, waarbij overplaatsing noodzakelijk is om tot werkbare verhoudingen te komen.
Ingevolge het artikel 10.6, vijfde lid, van de CAO PO geeft de werkgever in zijn besluit aan op welke wijze hij de belangen van de werkgever en die van de werknemer tegen elkaar heeft afgewogen, indien de werknemer niet instemt met de overplaatsing.
Allereerst moet worden beoordeeld of verweerder wel bevoegd was eiseres over te plaatsen. De rechtbank stelt in dat verband voorop dat aannemelijk is geworden dat binnen het lerarenteam van OBS [naam OBS], waarvan de directeur deel uitmaakt, een conflictsituatie was ontstaan die in de loop van 2007 is geëscaleerd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarentegen onvoldoende gebleken dat de ontheffing van eiseres uit haar functie noodzakelijk was om weer tot werkbare verhoudingen te kunnen komen. Uit het rapport van [S] van 3 december 2007 blijkt dat [naam teamlid], [naam directeur] en [naam adjunct-directeur] het vertrouwen in eiseres hebben opgezegd en geen mogelijkheden zagen om de samenwerkingsrelatie met haar te herstellen op een voor hen acceptabel niveau. Dit heeft [S] tot de conclusie geleid dat het continueren van de samenwerking een onmogelijke opgave is. Verweerder heeft deze conclusie zonder meer overgenomen. Niet is gebleken echter op grond waarvan genoemde personen het vertrouwen in eiseres hebben opgezegd. Verweerder heeft hiernaar ten onrechte geen onderzoek gedaan en heeft dan ook te snel geconcludeerd dat herstel van een vruchtbare samenwerking niet meer tot de mogelijkheden behoorde en daarmee ook te snel aangenomen dat hij bevoegd was om eiseres uit haar functie te ontheffen. Het bestreden besluit is dan ook niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
Nu het bestreden besluit genomen is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verweerder zal, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen.
Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank op dat de nieuwe beslissing op bezwaar niet tot een andere uitkomst hoeft te leiden.
Ten aanzien van het in bezwaar gedane verzoek van eiseres om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, merkt de rechtbank op dat verweerder bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar daarover dient te beslissen.
De rechtbank acht wel termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep, welke zijn begroot op € 644 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644 en wijst de gemeente Zaltbommel aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
bepaalt dat de gemeente Zaltbommel het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 145 aan haar vergoedt.
Aldus gegeven door mr. M.J.P. Heijmans, voorzitter, en mrs. P.L. de Vos en A.M. Overbeeke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2009.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 24 februari 2009