RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummers: AWB 06/2676 en 06/2677
Uitspraakdatum: 3 april 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser, en
[Y], wonende te [Z], eiseres,
hierna gezamenlijk te noemen eisers,
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Winterswijk, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft met dagtekening 12 oktober 2005 aan eiser over het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) (aanslagnummer [00].H.26) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 63.857, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.778 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.505.
Verweerder heeft met dagtekening 12 oktober 2005 aan eiseres over het jaar 2002 een aanslag IB/PVV (aanslagnummer [000].H.26) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.100, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.778 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.857.
Eisers hebben daartegen op 15 november 2005 bezwaar ingediend. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 5 april 2006 de aanslagen gehandhaafd.
Bij brief van 2 mei 2006, ontvangen door de rechtbank op 3 mei 2006, hebben eisers tegen die uitspraken beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2007 te Arnhem. Onderhavige zaken zijn tezamen met de zaak met registratienummer 06/2706 ter zitting behandeld. Aldaar zijn verschenen eiser en [gemachtigde], gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser is enig directeur van [A] BV (hierna: [A]). [A] heeft tot doel dienstverlening in de ruimste zin van het woord bij de ontwikkeling en transitie van mensen, groepen, organisaties en maatschappelijke verbanden. De aandelen in [A] worden sinds 5 juni 1997 gehouden door de Stichting Administratiekantoor [A] BV. Eiser houdt sinds die datum alle certificaten van aandelen in [A].
[A] heeft op 26 augustus 1996 het bloot-eigendom van het pand aan de [a-straat 1] te [Z] (hierna: het pand) gekocht van eisers. Daarbij is ten behoeve van eisers een levenslang recht van vruchtgebruik gevestigd op beider levens.
Het pand is een vrijstaande villa die sinds 1996 in gebruik is als kantoorruimte voor [A] en als woning voor eisers. De begane grond dient als woonruimte. Op de eerste verdieping zijn een werkkamer, computerruimte, bibliotheek, toilet en douche en assistentenkamer gesitueerd. De tweede verdieping omvat een zolder die deels privé wordt gebruikt.
Op 4 maart 2002 hebben eisers het recht van vruchtgebruik overgedragen aan [A] tegen een verkoopprijs van € 359.848. Sindsdien wordt de begane grond van het pand door [A] verhuurd aan eisers.
Verweerder is bij brief van 14 februari 2002 akkoord gegaan met de hoogte van de verkoopprijs. In genoemde brief is het volgende vermeld:
“(……)
Met de taxatie en met de verdeling vruchtgebruik : bloot eigendom kan ik akkoord gaan.
De heer Zwart zal op enig moment (in 2002) het vruchtgebruik verkopen aan [A] B.V. De overdracht van het vruchtgebruik zal voor de inkomstenbelasting onbelast zijn. [A] B.V. zal vervolgens de woning gaan verhuren aan de heer Zwart tegen een zakelijke prijs. U schrijft, dat de zakelijke huur reeds is vastgesteld. Deze huur is bij mij niet bekend. Ik zal de Belastingdienst Registratie en Successie verzoeken om een zakelijke huur te bepalen.
(……)”
De afdeling waardecontrole van de Belastingdienst Ondernemingen te Arnhem heeft de economische huurwaarde van het pand naar de peildatum 1 juli 2001 als volgt berekend: huurprijs benedenverdieping/begane
grond (per maand) € 897,33
huurprijs bovenverdieping (per maand) € 431,26
Totaal € 1.328,59
In de brief van verweerder van 23 april 2002 is het volgende vermeld:
“(……)
De huurprijs welke door de afdeling waardecontrole van de eenheid Ondernemingen Arnhem is vastgesteld bedraagt € 1.328 (f 2.927) per maand.
Bij het vaststellen van bovenstaande huurprijzen is rekening gehouden met de prijs welke in het economisch verkeer als huur kan worden gevraagd. De hoogte van deze huur betreft een ander bedrag dan een zakelijk handelend B.V. bij de investering van € 359.847 (f 793.000) in het overnemen van een recht van vruchtgebruik als zakelijk rendement zal willen behalen. Rekening houdend met dit zakelijke rendement dient m.i. tenminste een huurprijs van € 1.889 (f 4.163) per maand bedongen te worden.
(…….)”
In de aangifte vennootschapsbelasting 2002 heeft [A] als huurprijs voor de begane grond een bedrag van € 933,33 per maand in aanmerking genomen. Daarbij is tot uitgangspunt genomen de door de afdeling waardecontrole van de Belastingdienst berekende huurprijs voor de begane grond van € 897,33, vermeerderd met 4% inflatiecorrectie. [A] heeft aangifte gedaan naar een negatief belastbaar bedrag, een verlies, van
€ 96.770.
Bij de aanslagregeling vennootschapsbelasting terzake van [A] heeft verweerder het verlies onder meer gecorrigeerd met het verschil tussen een door verweerder berekende huurprijs van € 1.889 per maand en de door [A] in aanmerking genomen huurprijs van € 933,33 per maand, over 2002 in totaal een bedrag van € 9.557 (€ 1889 - € 933,33 x 10 maanden). Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat [A] zich tot het bedrag van € 9.557 een voordeel heeft laten ontgaan en dat dit een winstuitdeling is ten gunste van eisers.
Dientengevolge is met toepassing van artikel 2.17, vierde lid, onder 2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, bij eisers ieder een bedrag van € 4.778 als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen.
In geschil is de hoogte van het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang.
Eisers concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen met een bedrag van € 1.194, meer subsidiair vermindering met een bedrag van € 635.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
In de zaak met registratienummer 06/2706, waarin de rechtbank heden uitspraak heeft gedaan, heeft de rechtbank geconcludeerd dat [A] zich over 2002 tot een bedrag van € 1.800 een voordeel heeft laten ontgaan. Niet in geschil is dat dit als winstuitdeling ten gunste van eisers moet worden aangemerkt. Dit betekent dat bij eisers ieder een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 900 in aanmerking moet worden genomen.
Gelet op het voorgaande zijn de beroepen gegrond en dienen de aanslagen IB/PVV 2002 van eisers te worden berekend naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 900 onder handhaving van de belastbare inkomens uit werk en woning en uit sparen en beleggen.
De aanslagen IB/PVV 2002 van eisers zullen derhalve worden verminderd ieder met een bedrag van € 1.194 – (25 % x € 900) = € 969. De aanslag van eiser moet worden vastgesteld op een bedrag van € 20.944 (€ 21.913 - € 969), exclusief heffingsrente. De aanslag van eiseres moet worden vastgesteld op een bedrag van € 1.669 (€ 2.638 - € 969), exclusief heffingsrente.
De rechtbank vindt in dit geding geen aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de proceskos¬ten van eisers, aangezien een proceskostenveroordeling is uitgesproken in de met deze beroepen samenhangende zaak met registratienummer 06/2706 waarin de rechtbank heden uitspraak heeft gedaan.
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2002 van eiser tot een bedrag van € 20.944 exclusief heffingsrente en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2002 van eiseres tot een bedrag van € 1.669 exclusief heffingsrente en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 3 april 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. drs. L.B.M. Klein Tank, rechters, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.