ECLI:NL:RBARN:2007:BD2393

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/1177
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsplicht voor werknemers en gezagsverhouding tussen aandeelhouders en vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 21 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de verzekeringsplicht van twee bestuurders van een besloten vennootschap (b.v.) voor de werknemersverzekeringen. De eiseres, een b.v., had beroep ingesteld tegen een beschikking van de inspecteur van de Belastingdienst, die had bepaald dat de betrokkenen, die als bestuurders werkzaam waren, verplicht verzekerd moesten worden geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de statuten van de b.v. in strijd waren met artikel 2:244, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek (BW), en dat er sprake was van een gezagsverhouding tussen de b.v. en de betrokkenen.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure uiteengezet, waarbij werd opgemerkt dat de betrokkenen via hun persoonlijke vennootschappen 50% van de aandelen in de eiseres bezaten tot 29 september 2005, waarna de aandelen volledig in handen kwamen van een andere vennootschap. De rechtbank heeft de relevante statuten van de b.v. en de bepalingen omtrent de benoeming en ontslag van bestuurders besproken. De rechtbank concludeerde dat de betrokkenen, ondanks hun aandeelhouderschap, in een gezagsrelatie tot de b.v. stonden, wat hen verzekeringsplichtig maakte.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Arnhem.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/1177
Uitspraakdatum: 21 november 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Rijnmond, kantoor Rotterdam, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres bij beschikking van 6 december 2005 meegedeeld dat de voor haar werkzame heren [A] en [B] (hierna: betrokkenen) met ingang van 29 september 2005 verplicht verzekerd worden geacht voor de werknemersverzekeringen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 oktober 2006 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 4 december 2006, ontvangen bij de rechtbank ’s Gravenhage op 5 december 2006, beroep ingesteld. Aangezien de rechtbank Arnhem op grond van artikel 8:7, tweede lid, van de Awb competent is, heeft de rechtbank
‘s Gravenhage het beroepschrift naar de rechtbank Arnhem doorgestuurd, waar het op 29 januari 2007 is ontvangen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2007 te Arnhem.
Eiseres is daar vertegenwoordigd door [B], bijgestaan door [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [gemachtigde].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Betrokkenen zijn beide middels hun persoonlijke vennootschappen, [C] B.V. en [D] B.V., werkzaam als bestuurder van eiseres. Eiseres betaalt als vergoeding voor de werkzaamheden een managementfee aan de persoonlijke vennootschappen van betrokkenen.
Tot 29 september 2005 hadden betrokkenen middels hun persoonlijke vennootschappen elk 50% van de aandelen in eiseres. Sinds 29 september 2005 zijn de aandelen in eiseres volledig in handen van [E] BV en hebben betrokkenen ieder, middels hun persoonlijke vennootschappen, 5% van de aandelen in [E] BV.
De overige aandelen in [E] BV zijn als volgt verdeeld:
[F] BV, 20%;
[G] BV, 17,5%;
[H] BV, 17,5%;
[I] BV, 17,5%:
[J] BV, 17,5%.
Tevens hebben alle aandeelhouders van [E] BV de beschikking over één prioriteitsaandeel in [E] BV. Het bestuur van [E] BV wordt gevormd door alle aandeelhouders, met uitzondering van betrokkenen.
In de statuten van eiseres is in artikel 13, vierde lid, bepaald dat de directeuren door de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AVA) worden benoemd. In artikel 13, vijfde lid, daarvan is bepaald dat de directeuren te allen tijde door de AVA geschorst of ontslagen kunnen worden. Over schorsing en ontslag besluit de AVA met een meerderheid van tenminste twee derde van de uitgebrachte stemmen die meer dan de helft van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen.
In artikel 16, achtste lid, aanhef en onder p, van de statuten van [E] BV is bepaald dat besluiten van het bestuur tot uitoefening van het stemrecht en andere zeggenschapsrechten verbonden aan aandelen of belangen welke [E] BV houdt in andere vennootschappen of ondernemingen, die leiden tot schorsing en/of ontslag van bestuurders in die vennootschappen en/of ondernemingen, slechts genomen kunnen worden met algemene stemmen in een vergadering van prioriteitsaandeelhouders, waarbij alle houders van prioriteitsaandelen aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
3. Geschil
In geschil is of betrokkenen verzekeringsplichtig zijn voor de werknemersverzekeringen. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of sprake is van privaatrechtelijke dienstbetrekking, in het bijzonder op de vraag of sprake is van een gezagsverhouding tussen eiseres en betrokkenen.
Tussen partijen is niet in geschil dat betrokkenen verplicht zijn de werkzaamheden voor eiseres persoonlijk te verrichten en dat hetgeen hun persoonlijke vennootschappen als contraprestatie voor hun arbeid ontvangen als loon in de zin van de sociale verzekeringswetten kan worden aangemerkt.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep geldt dat, indien een directeur/aandeelhouder van een besloten vennootschap in de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AVA) in verband met de statutaire bepalingen en de eigendomsverhoudingen met betrekking tot de aandelen geen doorslaggevende invloed heeft op een besluit betreffende zijn benoeming, schorsing en - in het bijzonder - het ontslag, moet worden aangenomen dat hij werkzaam is in een gezagsrelatie tot de besloten vennootschap, tenzij sprake is van een zeer bijzonder geval.
Eiseres heeft, onder verwijzing naar artikel 16, achtste lid, onder p, van de statuten van [E] BV, betoogd dat belanghebbenden, gelet op het feit dat zij de beschikking hebben over een prioriteitsaandeel, hun goedkeuring dienen te verlenen aan, onder meer, hun ontslag.
De rechtbank deelt dit standpunt van eiseres niet.
Ingevolge artikel 13, vierde lid van de statuten van eiseres beslist het bestuur van [E] B.V. over schorsing en ontslag van de bestuurders van eiseres. Ingevolge het bepaalde in artikel 16 van de statuten van [E] B.V. kan het bestuur van [E] B.V. dit niet doen zonder de instemming van alle houders van de prioriteitsaandelen. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat artikel 16, achtste lid, onder p, van de statuten van [E] BV in strijd is met artikel 2:244, tweede lid, van het BW. In dat artikel is bepaald dat indien in de statuten is bepaald dat het besluit tot schorsing of ontslag slechts mag worden genomen met een versterkte meerderheid in een algemene vergadering, waarin een bepaald gedeelte van het kapitaal is vertegenwoordigd, deze versterkte meerderheid twee derden der uitgebrachte stemmen, vertegenwoordigende meer dan de helft van het kapitaal, niet te boven mag gaan.
Hieruit volgt dat betrokkenen niet met een beroep op deze bepaling hun ontslag kunnen tegenhouden (zie de uitspraak van de CRvB van 24 november 2005, LJN: AV0156).
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de samenwerking tussen [E] B.V. en eiseres er op gericht was om voor beide partijen een win-winsituatie op te leveren en dat een belangrijk onderdeel van de besprekingen is geweest dat betrokkenen ook na het samengaan niet verzekeringsplichtig zouden zijn, geen aanleiding om een bijzonder geval aan te nemen.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat tussen eiseres en betrokkenen een gezagsverhouding bestaat. Betrokkenen zijn derhalve terecht als verzekeringsplichtig voor de werknemersverzekeringen aangemerkt.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. drs. L.B.M. Klein Tank, voorzitter, mr. J.J. Catsburg en mr. E.C.G. Okhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.