ECLI:NL:RBARN:2005:AU2333
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vorderingen in civiele zaak betreffende verkeersongeluk
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 20 juli 2005 vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] en DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V. De zaak betreft een verkeersongeluk waarbij [eiser] stelt dat hij zich al op de rotonde bevond toen een vrachtwagencombinatie deze opreed. De rechtbank heeft vastgesteld dat er alleen een getuigenverklaring van [eiser] is, die als partijgetuige onderworpen is aan de beperkingen van artikel 164 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel bepaalt dat de verklaring van een partijgetuige geen bewijs in zijn voordeel kan opleveren, tenzij deze ter aanvulling van onvolledig bewijs strekt. De rechtbank concludeert dat er geen aanvullende bewijzen zijn die de getuigenverklaring van [eiser] voldoende geloofwaardig maken.
De rechtbank heeft ook gekeken naar een schriftelijke verklaring van [betrokkene 1], die niet als getuige is voorgebracht. De rechtbank oordeelt dat deze verklaring onvoldoende betrouwbaar is, mede omdat [eiser] betrokken was bij de totstandkoming ervan. Hierdoor is de verklaring niet als aanvullend bewijs te beschouwen. De rechtbank benadrukt dat het cruciaal is dat getuigen in aanwezigheid van beide partijen worden ondervraagd om de betrouwbaarheid van hun verklaringen te waarborgen.
Aangezien [eiser] niet in het bewijs is geslaagd dat de vrachtwagen de rotonde pas opreed toen hij zich daarop bevond, kan niet worden geconcludeerd dat de bestuurder van de vrachtwagen onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Delta Lloyd, die zijn begroot op € 1.056,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.