ECLI:NL:RBAMS:2025:7796

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
1314786823
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Polen

Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1958, die in Nederland woont. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in verschillende zittingen besproken, waarbij de detentieomstandigheden in Polen en de rechtsstaat daar aan de orde zijn gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er structurele gebreken zijn in de Poolse rechtsorde, wat een algemeen reëel gevaar voor schending van het recht op een eerlijk proces met zich meebrengt. De verdediging heeft betoogd dat de overlevering geweigerd moet worden vanwege deze gebreken, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon in zijn specifieke situatie geen eerlijk proces zal krijgen. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in de Poolse remand prisons beoordeeld en vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van gedetineerden. De rechtbank heeft de zaak geschorst en de officier van justitie de opdracht gegeven om aanvullende informatie op te vragen over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Polen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-147868-23
Datum uitspraak: 14 oktober 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 21 december 2017 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 december 2004 door de
Regional Court in Warsaw, XVIII
Penal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 28 augustus 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 28 augustus 2018. De zitting heeft
plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsman, mr. B.T. Nooitgedagt,
advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst tot 11 september 2018 om 12.30 uur. Op die datum heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de uitspraakdatum op 25 september 2018 bepaald.
Tussenuitspraak 25 september 2018
Bij tussenuitspraak van 25 september 2018 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting
heropend en voor bepaalde tijd geschorst (tot 4 oktober 2018 om 12.30 uur), omdat zij meer
tijd nodig had voor haar uitspraak.
Tussenuitspraak 4 oktober 2018
Bij tussenuitspraak van 4 oktober 2018 heeft de rechtbank aan de hand van het toen geldende recht geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van het feit en de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De nadien doorgevoerde wetswijzigingen leiden niet tot een ander oordeel. Daarnaast heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de door de rechtbank geformuleerde vragen over de Poolse rechtsstaat voor te leggen.
Zitting van 17 januari 2024
De voortzetting van de behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van
17 januari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.Th. Nooitgedagt. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om het dossier aan te vullen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]
Zitting van 30 september 2025
De voortzetting van de behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van
30 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.Th. Nooitgedagt.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Bij tussenuitspraak van 4 oktober 2018 heeft deze rechtbank geoordeeld dat de afgegeven terugkeergarantie van 20 februari 2013 voldoende is. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in deze tussenuitspraak, die hier als herhaald en ingelast worden beschouwd.
Op 15 december 2023 heeft
the Regional Court in Warszawa, XVIII Criminal Department,de volgende informatie verstrekt:
“(…) I would like to inform you that the guarantee granted by the decision of 20th February 2013 issued by the Regional Court in Warszawa, sitting in the panel of Judge Krzysztof Chmielewski, pursuant to Article 5(3) of the Council Framework Decision of 13.06.2002 on the European arrest warrant and the surrender procedures between Member States (2002/584/JHA), that [de opgeëiste persoon] , born. [geboortedag] .1958 in [geboorteplaats] , the Netherlands will serve the sentence in the Netherlands in the event of his final and non-appealable conviction remains valid.”
Naar het oordeel van de rechtbank is met deze informatie de geldigheid van de in 2013 afgegeven terugkeergarantie voldoende gewaarborgd. Ter zitting is verder gebleken dat de opgeëiste persoon zich nog steeds op artikel 6 OLW beroept.

4.Artikel 11 OLW; Poolse rechtsstaat en detentieomstandigheden

4.1
Poolse rechtsstaat; artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden omdat in een opiniestuk op polenforum.nl van 26 september 2025 te lezen is dat Poolse rechters die na 2017 zijn benoemd 500 miljoen euro aan schadevergoeding moeten betalen aan de Poolse staat. Dit bevestigt de rechtsstatelijke problemen in Polen en dat opgeëiste persoon mogelijk geen eerlijk proces krijgt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het overgelegde opiniestuk te algemeen van aard is en dat daaruit niet blijkt dat de opgeëiste persoon geen eerlijk proces zal hebben in Polen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5] Een algemeen opiniestuk kan niet als ‘element’ worden aangemerkt waaruit blijkt dat de door de rechtbank aangenomen structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van de strafzaak van de opgeëiste persoon, omdat het stuk niet op zijn specifieke situatie ziet.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
4.2
Detentieomstandigheden in Poolseremand prisons
Inleiding
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van
schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. [6] Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts drie m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Om te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
Het Internationaal Rechtshulp Centrum heeft daarom bij de uitvaardigende justitiële autoriteit een detentiegarantie opgevraagd.
Op 12 september 2025 heeft de
Regional Court in Warszawa, XVIII Criminal Departmentde volgende garantie gegeven:
“In response to question A - [de opgeëiste persoon] , after being surrendered to the Polish authorities, will remain at the disposal of the Regional Court in Warszawa, and therefore, in accordance with the territorial jurisdiction, he will most likely be placed in the Warszawa-Służewiec Arrest Centre.
In response to questions B, C and D - according to the information held by the Regional Court in Warszawa, a person under arrest at the Warszawa-Służewiec Arrest Centre may participate in cultural and educational activities organised in the residential unit where they are accommodated. Within the residential unit, competitions and recreation room activities are organised according to the schedule of activities planned for the recreation room of the given unit. Prisoners are able to use, in the residential unit's recreation room, among other things, a table tennis table, gymnastic mats, wall bars and recreational exercise equipment. Inmates use the recreation room according to the schedule at least twice a week for one hour. If the recreation room is free and a prisoner requests to use it outside of the scheduled time, it is also made available.
The penitentiary unit operates a library and an internal radio network. Books are delivered to residential cells based on submitted requests. Prisoners can subscribe to newspapers at their own expense, and, as far as possible, newspapers purchased by the penitentiary unit are also made available, including Gazeta Polska, Rzeczpospolita, Super Express, Przegląd Sportowy and a TV guide. The internal radio broadcasts a programme consisting of radio shows, competitions, announcements and menus. The programmes broadcast via the internal radio contain educational information and content shaping civic and patriotic attitudes. In the central recreation room of pavilion A, interest groups are organized according to the weekly plan of cultural, educational and sports activities. In the central recreation room, general development activities are also organised as far as possible, during which sports equipment is available, such as gymnastic mats, a table tennis table, table football, an elliptical trainer and an exercise bike.
Furthermore, in accordance with Article 221 § 1 point 5 of the Criminal Enforcement Code, an arrested person may receive a regulatory reward in the form of permission to participate more frequently in cultural, educational, physical and sports activities.
It is not possible to clearly determine how many hours per day an inmate would spend outside the cell. This depends on their willingness to participate in cultural, educational, physical and sports activities, as well as their willingness to exercise the right to a daily one-hour walk. The living cell space allocated per prisoner, in accordance with Article 110 § 2 of the Criminal Enforcement Code, is not less than 3 m per person. The usable area of the living cells, which is taken into account when calculating their capacity, is the floor area excluding door recesses, radiator recesses and sanitary corner space. This area is not reduced by the space occupied by quartermaster equipment. Depending on the layout, living cells may accommodate from 1 to 6 prisoners.
As regards the remaining scope, the information contained in the attachments (Annex II and Annex III ) to the e-mail of 29 August 2025, concerning answers to questions 1 and 3 indicated therein, also applies to [de opgeëiste persoon] . However, due to the judicial stage of the criminal proceedings, the decision granting permission for visits with the inmate until an appealable judgment is issued will be made by the president of the court, the head of division or the judge of the court to whose disposal this person has been placed (§ 335(1) of the Regulation of the Minister of Justice of 18 June 2019 - Rules of Procedure of Common Courts). In the Regional Court in Warszawa, such decisions are issued by the head of division or a judge of this court. The decision concerning the possibility for [de opgeëiste persoon] to use a telephone will be issued by the judge assigned to the case or by the head of division. Pursuant to § 339(1) of the Regulation of the Minister of Justice of 18 June 2019 - Rules of Procedure of Common Courts, a decision on this matter is issued without delay, which means that it is issued as soon as possible, immediately after the submission of a request on this matter. In practice, at the Regional Court in Warszawa such decisions are issued no later than within a few days of the receipt of the request.”
Op 26 september 2025 heeft de
Regional Court in Warszawa, XVIII Criminal Departmenthier nog het volgende aan toegevoegd:
"The Regional Court in Warsaw, XVIII Criminal Division, in response to the email of 24 September 2025, kindly informs you that, further to your request, an enquiry was submitted to the Warszawa-Służewiec Arrest Centre in order to obtain further information.
The response obtained indicates that inmates use the common room according to the schedule, at least twice a week for one hour each time. In cases where the common room is free and an inmate expresses a desire to use it outside of the schedule, it is also made available to him/her. A person in temporary arrest may request to use the common room daily, and approval is granted without unnecessary delay, taking into account the needs/requests of other inmates."
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich ten aanzien van de afgegeven detentiegarantie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentiegarantie voldoende is. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon één uur per dag kan wandelen en daarnaast aan andere activiteiten kan deelnemen. Ook kan hij toegang verzoeken tot de gezamenlijke ruimten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt op dat het Openbaar Ministerie in het kader van het algemene gevaar dat is aangenomen voor het Poolse
remand regimeinmiddels op structurele basis aan de Poolse autoriteiten de garantie vraagt dat een opgeëiste persoon minstens twee uur per dag buiten de cel kan doorbrengen. Dit zal zijn ingegeven door uitspraken van deze rechtbank in eerdere vergelijkbare zaken, waarin zij heeft geoordeeld dat een garantie dat een opgeëiste persoon minimaal twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven het algemene gevaar voor de opgeëiste persoon wegneemt. De rechtbank heeft er begrip voor dat de Poolse autoriteiten een dergelijke garantie niet onder alle omstandigheden kunnen geven, bijvoorbeeld omdat zich noodsituaties kunnen voordoen in de detentie-instelling die ervoor zorgen dat een dergelijke garantie niet geëffectueerd kan worden. Daarom ziet zij aanleiding om haar rechtspraak op dit punt als volgt te preciseren. Het algemene reële gevaar dat een opgeëiste persoon wordt blootgesteld aan een structureel verblijf van 23 uur per dag in een cel met een oppervlakte tussen de 3 en 4 m2 wordt
in ieder gevalweggenomen met de garantie dat hij minimaal twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven. Wanneer de autoriteiten een dergelijke garantie niet kunnen geven, heeft de rechtbank concrete informatie nodig over hoeveel uur een opgeëiste persoon onder normale omstandigheden, en wanneer hij ervoor kiest om aan de aangeboden activiteiten deel te nemen, gemiddeld buiten zijn cel kan verblijven. [7]
In dat verband is met name van belang dat de rechtbank inzicht krijgt in:
  • de activiteiten waaraan de opgeëiste persoon dagelijks kan deelnemen;
  • de ruimtes buiten de cel waar de opgeëiste persoon dagelijks toegang toe heeft (zoals sportvelden, bibliotheken, huiskamers, e.d.);
  • de frequentie waarmee activiteiten plaatsvinden en de momenten waarop de opgeëiste persoon toegang heeft tot eventuele openbare ruimtes buiten de cel;
  • of de mogelijkheid tot deelname of toegang al dan niet afhankelijk is van bijzondere voorwaarden of andere procedurele regels van de detentie-instelling en, zo ja, van welke voorwaarden of procedurele regels deelname dan afhankelijk is;
  • eventuele andere voorzieningen of maatregelen waardoor het door de rechtbank aangenomen algemene gevaar voor de opgeëiste persoon wordt weggenomen.
Om vast te stellen dat het algemene reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon wordt weggenomen in die gevallen waarin niet kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon ten minste twee uur per dag buiten de cel kan verblijven, moet de rechtbank op basis van op de opgeëiste persoon toegespitste informatie een bredere afweging van de invulling van een gemiddelde dag van de opgeëiste persoon in het Poolse
remand regimekunnen maken.
In onderhavige zaak stelt de rechtbank op grond van de aanvullende informatie van 12 en 26 september het volgende vast. Aan de opgeëiste persoon staat na overlevering een persoonlijke celruimte van minimaal 3 m2, exclusief sanitair, in een meerpersoonscel ter beschikking. De opgeëiste persoon kan ten minste één uur per dag wandelen. Uit de aanvullende informatie volgt geen garantie dat de opgeëiste persoon minimaal twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven.
Op grond van de aanvullende informatie is het de rechtbank echter ook onvoldoende duidelijk hoeveel uur per dag de opgeëiste persoon gemiddeld, onder reguliere omstandigheden, in de detentie-instelling kan deelnemen aan activiteiten en toegang heeft tot open ruimtes. De rechtbank kan dus aan de hand van de aanvullende informatie niet beoordelen hoeveel uur de opgeëiste persoon onder normale omstandigheden, en wanneer hij ervoor kiest om aan de aangeboden activiteiten deel te nemen, gemiddeld buiten zijn cel kan verblijven. in de
Warszawa-Służewiec Arrest Centre
De rechtbank zal daarom de zaak aanhouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aanvullende informatie op te vragen bij de Poolse autoriteiten om duidelijkheid te verschaffen over de hiervoor geformuleerde vragen.

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. L.F. Bögemann en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (
6.Rb. Amsterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3311.
7.Rb. Amsterdam 25 september 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:7088.