Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 2002 in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 30 september 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is uitgevaardigd naar aanleiding van een vonnis van 29 mei 2024, waarin de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 10 maanden is opgelegd, waarvan nog 7 maanden en 12 dagen resteerden. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de veroordeling. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon wel degelijk op de hoogte was van de zaak.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon impliciet afstand heeft gedaan van zijn recht op aanwezigheid bij de zitting, omdat hij verantwoordelijk was voor het doorgeven van zijn adreswijzigingen aan de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft de overlevering aan Polen toegestaan voor de feiten zoals beschreven in het EAB.