ECLI:NL:RBAMS:2025:7580

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
13-209820-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van een in Polen opgelegde straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 september 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Zamość, Polen. De opgeëiste persoon, geboren in 1979 in Polen en momenteel gedetineerd, wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden, opgelegd bij een vonnis van 16 februari 2023. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 2 september 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsman, mr. M. de Klerk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszittingen in Polen, ondanks zijn detentie, en dat hij de mogelijkheid had om zich te laten vertegenwoordigen. De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet in staat was om aanwezig te zijn bij het hoger beroep, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) en dat de overlevering kon plaatsvinden.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen schending van het recht op een eerlijk proces is aangetoond. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en de OLW. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-209820-25
Datum uitspraak: 16 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 11 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 februari 2024 door
the Regional Court in Zamość, Second Penal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een vonnis van 16 februari 2023 van
the District Court in Hrubieszów, met kenmerk II K 932/22, en een beslissing in hoger beroep van 9 juni 2023 van
the Regional Court in Zamość, met kenmerk II Ka 250/23, waarbij het vonnis in eerste aanleg is bekrachtigd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Deze veroordeling betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Dat betekent dat de rechtbank de veroordeling van 9 juni 2023 van
the Regional Court in Zamość, met kenmerk II Ka 250/23, moet toetsen.
De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon wel is opgeroepen maar niet de mogelijkheid heeft gekregen om bij het proces in hoger beroep aanwezig te zijn omdat hij op dat moment in Polen in detentie zat. De opgeëiste persoon heeft hierover verklaard dat hij, terwijl hij een straf uitzat in verband met een andere strafzaak, in detentie in Polen een oproep heeft ontvangen voor het onderhavige proces in hoger beroep. Omdat hij door Nederland was overgeleverd voor het uitzitten van die straf, had hij niet mogen worden berecht in de nieuwe procedure, aldus de opgeëiste persoon.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij er ambtshalve mee bekend is dat als je in Polen gedetineerd bent, je zelf vervoer moet aanvragen om naar een zitting te gaan. Verder doen de situaties van artikel 12, onder a en b, OLW, zich voor zodat de weigeringsgrond niet van toepassing is.
De rechtbank stelt vast dat uit de aanvullende informatie van 14 augustus 2025 volgt dat de opgeëiste persoon op 30 april 2023 in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. Dat betekent dat de situatie zoals bedoeld in artikel 12 onder a, OLW, zich voordoet zodat de rechtbank de overlevering daarom niet mag weigeren op grond van artikel 12 OLW.
Dat de opgeëiste persoon niet in de mogelijkheid zou zijn gesteld om bij het proces aanwezig te zijn, is niet onderbouwd en volgt ook niet uit de verklaring van de opgeëiste persoon. Dat de opgeëiste persoon meent dat hij niet veroordeeld had mogen worden in deze zaak, omdat hij gedetineerd zat in een andere strafzaak, is niet juist [5] en leidt niet tot een andere conclusie met betrekking tot de toepassing van artikel 12 OLW. De rechtbank verwerpt de verweren.

4.Strafbaarheid, feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als lijstfeit, daarom geldt het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, als voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]
Omdat de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [7]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8, 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Zamość, Second Penal Division, Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Korpershoek en mr. A.T.P. van Munster, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Vergelijk Hof van Justitie EU, 1 december 2008, C-388/08 PPU, ECLI:EU:C:2008:669 (Leymann en Pustovarov), punt 76.
6.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
7.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (