ECLI:NL:RBAMS:2025:7442

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
13-220298-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en verzetsgarantie

Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering goedgekeurd, ondanks de aanwezigheid van een weigeringsgrond op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon, geboren in 2000 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in afwachting van de overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in Roemenië, hoewel problematisch, voldoende garanties bieden om te voorkomen dat de opgeëiste persoon het risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verzetsgarantie die in het EAB is opgenomen, niet onvoorwaardelijk is, maar dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de strafprocedure en de mogelijkheid om verzet aan te tekenen. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-220298-25
Datum uitspraak: 9 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 11 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 juli 2025 door
the District Court of Bacau (Judecatoria Bacau),Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier in Nederland,
nu gedetineerd in [detentie adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 september 2025, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 752 dated 29-05-2025, ruled[sic]
by the District Court of Bacau in file no. 841/180/2023, become[sic]
final by lack of appeal on 24-06-2025.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsman
Volgens de raadsman is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde. De opgeëiste persoon is bij verstek veroordeeld, maar in het EAB is de verzetsgarantie aangekruist. Hierdoor wordt de opgeëiste persoon in de gelegenheid gesteld om een hernieuwde behandeling van zijn strafzaak te verzoeken. De raadsman wijst erop dat uit het EAB en de aanvullende informatie tevens blijkt dat de opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman.
Standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft zich géén van de in artikel 12, aanhef en onder a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden voorgedaan. Er is weliswaar een verzetsgarantie verstrekt, maar deze garantie is in Roemenië niet onvoorwaardelijk. Alleen wanneer sprake is van een veroordeling bij verstek én de veroordeelde is niet goed opgeroepen voor de zitting wordt een verzoek tot verzet toegewezen. Voorts is in het EAB, in onderdeel d, vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen, maar werd bijgestaan door een advocaat. Er kan echter niet worden vastgesteld dat deze advocaat daartoe ook was gemachtigd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, maar dat hiervan kan worden afgezien. Uit de aanvullende informatie van 10 september 2025 blijkt namelijk dat de opgeëiste persoon is gehoord waarbij de Roemeense autoriteiten een adresinstructie aan de opgeëiste persoon hebben verstrekt. De opgeëiste persoon heeft destijds ook een adres opgegeven. Het is daarom aan de opgeëiste persoon zelf te wijten dat hij niet bereikbaar is geweest op het opgegeven adres.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
i. het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
ii. de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in onderdeel d):
“The person was not personally handed over the decision, but:
-
the decision shall be personally handed over to him after the surrender; and
-
when the decision is handed over, the person will be informed expressly about the right to a retrial or an appeal, during which he has the right to be present and which allows the actual situation of the case, including the new evidence, to be reexamined and which may lead to the dissolution of the initial decision; and
-
the person will be informed about the time period during which they have to request the retrial of the case or the promotion of an appeal, which is one month.”
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een Roemeense verzetsgarantie op grond van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering niet onvoorwaardelijk is. Een verzoek tot verzet wordt alleen toegewezen als de rechtbank in Roemenië van oordeel is dat de opgeëiste persoon bij verstek is veroordeeld (
tried in absentia). Uit het tweede lid van artikel 466 van het Roemeense Wetboek van Strafvordering volgt dat van een veroordeling bij verstek slechts sprake is als – kort gezegd – de verdachte niet is gedagvaard en niet op een formele wijze van de terechtzitting op de hoogte is gebracht.
Uit de aanvullende informatie van 10 september 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is gedagvaard, maar dat de dagvaarding is toegezonden aan zijn woonadres, waar hij stond ingeschreven en dat hij bij zijn politieverhoor op 25 maart 2021 als adres heeft opgegeven. Gelet op deze informatie sluit de rechtbank niet uit dat de opgeëiste persoon in onderhavige zaak naar Roemeens recht op de juiste wijze is opgeroepen. Daarom lijkt niet te zijn voldaan aan de eis van artikel 466, tweede lid, van het Roemeense Wetboek van Strafvordering waardoor de opgeëiste persoon mogelijk geen geslaagd beroep kan doen op de verzetsgarantie. De rechtbank is daarom van oordeel dat – ongeacht de formulering in het EAB en de aanvullende informatie – geen sprake is van een onvoorwaardelijk recht op een verzetsprocedure of een procedure in hoger beroep zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang. Uit de aanvullende informatie van 10 september 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon op 25 maart 2021 door de politie is verhoord betreffende de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht en dat de Roemeense autoriteiten een dagvaarding hebben gestuurd naar een adres dat de opgeëiste persoon tijdens dat verhoor heeft opgegeven. Tijdens het verhoor is de opgeëiste persoon erop gewezen dat op hem de wettelijke verplichting rustte om de justitiële autoriteiten binnen drie dagen op de hoogte te brengen van iedere adreswijziging. Daarbij is hij erop gewezen dat indien hij niet aan die verplichting zou voldoen, oproepingen aan het opgegeven adres als rechtsgeldig zouden worden beschouwd. De opgeëiste persoon heeft voor ontvangst van deze instructie getekend. In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de verdenking en de strafprocedure, maar ofwel stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om bij zijn proces aanwezig te zijn, ofwel in dat kader kennelijk onzorgvuldig is geweest door, ondanks de aan hem gegeven adresinstructie, niet bereikbaar te zijn voor de Roemeense autoriteiten.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, als voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

6.Artikel 11: detentieomstandigheden in Roemenië

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [4]
Op 9 september 2025 heeft
the Penitentiary Police Chief Commissioner, General Manager National Administration of Penitentiariesin Roemenië aanvullende informatie verstrekt met daarin de volgende individuele garanties ten aanzien van de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon:
“Considering (…) [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag].2000, domiciled in Bacau County, sentenced to 2 years of imprisonment) (…).
If the person deprived of freedom is surrendered to the Romanian authorities on Henri Coanda Airport, he will be initially submitted atthe Penitentiary Bucharest - Rahovafor the quarantine period, for a period of 21 days, in a room which will provide him with aminimum space of 3m2.
(...)
Each person deprived of freedom in the period of quarantine and observation ensured the right todaily walk for 2 hours. Moreover, each detained person is provided with a series of activities to choose from, this creating the opportunity to spend a much longer time outside the detention room if they choose to participate.
(...)
Considering the amount of the penalty, most likely he will serve the freedom
deprivation sentence insemi-open regimeinitially. At the same time, considering his domicile, for the beginning, he will most likely serve the sentence atthe Penitentiary from Vaslui.
(…)
[opgeëiste persoon] will benefit from aminimum individual space of 3 sqm, throughout the serving of the sentence, (…) including the bed and related furniture, without including the space intended for the sanitary group (…)
In the semi-open regime, the doors of the rooms are open all throughout the day. They have access all throughout the day, according to a schedule approved by the management, to the walking yards with specially provided locations for smoking. (…)”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense rechterlijke autoriteit, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Bacau (Judecatoria Bacau),Roemenië voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M. Westerman en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.