ECLI:NL:RBAMS:2025:7198

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
C/13/748965 / HA ZA / 24-326
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake dwangsommen en schadevergoeding in bodemprocedure tussen RAI AMSTERDAM B.V. en CHC EXPO SERVICES (SHANGHAI) CO., LTD en SHANGHAI HEJIA EXPO CO., LTD

In deze bodemprocedure heeft RAI AMSTERDAM B.V. (hierna: RAI) een vordering ingesteld tegen CHC EXPO SERVICES (SHANGHAI) CO., LTD en SHANGHAI HEJIA EXPO CO., LTD (hierna: CHC c.s.) wegens het verbeuren van dwangsommen en schadevergoeding. De zaak betreft een samenwerkingsovereenkomst tussen RAI en CHC c.s. voor het organiseren van waterbeurzen in China, die in januari 2023 is beëindigd. RAI stelt dat CHC c.s. zich niet aan de afspraken heeft gehouden, wat heeft geleid tot een aantal kortgedingprocedures en uiteindelijk deze bodemprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat CHC c.s. in strijd heeft gehandeld met eerdere vonnissen en heeft hen veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.860.000,00 aan verbeurde dwangsommen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is CHC c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan RAI, nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft de vorderingen van CHC c.s. in reconventie afgewezen, waarbij zij ook in de proceskosten is veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/748965 / HA ZA 24-326
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAI AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. A.F.J.A. Leijten,
hierna te noemen: RAI,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
CHC EXPO SERVICES (SHANGHAI) CO., LTD,
gevestigd te Shanghai (China),
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SHANGHAI HEJIA EXPO CO., LTD,
gevestigd te Shanghai (China),
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie
advocaat: mr. J.A.M. van de Sande,
hierna te noemen: CHC en Hejia, en samen CHC c.s.

3 [gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
advocaat: mr. R.P.A. de Wit,
hierna: [gedaagde 3]

4 [gedaagde 4] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.C. van Rijswijk,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats 3] ,
advocaat: mr. M.C. van Rijswijk,
gedaagden in conventie,
hierna te noemen: [gedaagde 4] en [gedaagde 5] , en samen [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 december 2024,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 13 mei 2025 met de daarin vermelde processtukken,
- reacties op het proces-verbaal van RAI van 12 juni 2025, [gedaagde 3] van 13 juni 2025, [gedaagden] van 17 juni 2025 en CHC c.s. van 19 juni 2025. De rechtbank heeft kennisgenomen van de reacties en deze aan het proces-verbaal gehecht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
Deze zaak gaat over (de periode na beëindiging van) een samenwerking die RAI met twee Chinese vennootschappen, CHC c.s., in China is aangegaan. RAI en CHC c.s. hadden zich in 2008 gecommitteerd om samen jaarlijks een beurs op het gebied van watertechnologie, de ‘Aquatech beurs China’, te organiseren. In verband met problemen die uiteindelijk in de samenwerking zijn ontstaan, hebben partijen in januari 2023 middels een
Settlement Agreement(hierna: SA) vastgelegd hoe zij uit elkaar zouden gaan en hoe zij in het vervolg ieder een eigen ‘waterbeurs’ in China zouden organiseren. Partijen hebben in die SA onder meer vastgelegd dat zij nog éénmaal samen de Aquatech beurs China 2023 zouden organiseren en dat zij zich tot een bepaalde datum, de ‘
communication date’, van verkoop- en/of promotieactiviteiten voor hun eigen toekomstige beurzen zouden onthouden. Kort vóór de Aquatech beurs China 2023 kwam RAI er evenwel achter dat CHC c.s. zich niet aan die afspraak hield. CHC c.s. erkende dit ook in zekere zin en beloofde beterschap. Omdat beterschap volgens RAI uitbleef, is RAI tot tweemaal toe een kortgedingprocedure bij deze rechtbank gestart. CHC c.s. is in beide kortgedingvonnissen, kort samengevat, veroordeeld tot nakoming van de SA en tot ongedaanmaking van schendingen, op straffe van forse dwangsommen. De vorderingen jegens [gedaagde 3] en [gedaagden] zijn afgewezen.
2.2.
In deze bodemprocedure vordert RAI in het verlengde van die kortgedingvonnissen (onder meer) betaling van CHC c.s. van verbeurde dwangsommen (in totaal € 6,5 miljoen) en een verklaring voor recht dat [gedaagde 3] en [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld en daarom hoofdelijk met CHC c.s. verbonden zijn om die verbeurde dwangsommen aan RAI te betalen. Die betaling wordt ook gevorderd. Daarnaast vordert RAI een hoofdelijke veroordeling van CHC c.s., [gedaagde 3] en [gedaagden] tot vergoeding van de schade die RAI door de schendingen van de SA en de kortgedingvonnissen heeft geleden, nader op te maken bij staat. Aan de vorderingen jegens [gedaagde 3] en [gedaagden] legt RAI ten grondslag dat genoemde personen bij de onderhandelingen over de SA betrokken waren en RAI bij het sluiten van die SA met CHC c.s. in de val hebben gelokt. Het is volgens RAI nooit de intentie geweest van CHC c.s., [gedaagde 3] en [gedaagden] om (CHC c.s.) de SA na te (laten) komen. Schending van de SA zou vanwege het ontbreken van verhaalsmogelijkheden in China voor CHC c.s. zonder consequenties blijven, terwijl CHC c.s. (en hiermee [gedaagde 3] en [gedaagden] als aandeelhouders) wel profijt bij de tussen CHC c.s. en RAI te sluiten SA had(den): RAI zou zich immers wel aan de afspraken moeten houden. Eén en ander is onrechtmatig jegens RAI en zij heeft hierdoor ook schade geleden, aldus RAI.
2.3.
[gedaagde 3] en [gedaagden] hebben verweer tegen de vorderingen gevoerd. Ook CHC c.s. heeft verweer gevoerd en heeft eigen vorderingen ingesteld. Zij heeft - onder meer - een verklaring voor recht gevorderd, kort samengevat inhoudende dat juist RAI zich niet aan de SA heeft gehouden, en een veroordeling van RAI tot vergoeding van de schade die daaruit voor CHC c.s. is voortgevloeid.
2.4.
De rechtbank beslist in dit vonnis dat de vorderingen jegens [gedaagde 3] en [gedaagden] niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat de gestelde feitelijke grondslag van het onrechtmatige handelen niet is komen vast te staan. De vraag welk recht op de hierop gebaseerde vorderingen van toepassing is, Chinees of Nederlands recht, kan daarmee in het midden worden gelaten. De vorderingen die RAI heeft ingesteld tegen CHC c.s. worden grotendeels toegewezen. CHC c.s. moet een bedrag van ruim € 5,8 miljoen aan verbeurde dwangsommen aan RAI betalen. Daarnaast wordt CHC c.s. veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan RAI wegens diverse geconstateerde tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit de SA en de kortgedingvonnissen, nader op te maken bij staat. De lage drempel voor verwijzing naar de schadestaatprocedure wordt gehaald. De vorderingen van CHC c.s. worden om uiteenlopende redenen afgewezen.

3.De feiten

3.1.
RAI organiseert en faciliteert beurzen en congressen in haar multifunctionele beurs- en congrescentrum in Amsterdam en elders ter wereld waar RAI actief is.
3.2.
CHC en Hejia organiseren beurzen in China. [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en [gedaagde 5] hebben in 2007 CHC opgericht. Zij houden, via Bridge International Holding Limited, 100% van de aandelen in CHC. [gedaagde 3] , [gedaagde 5] en [gedaagde 4] participeren indirect in die vennootschap voor respectievelijk 42,5%, 15% en 42,5%. Ook houden zij indirect, via Bridge International Holding Limited en CHC Exhibition Pte, Ltd, 70% van de aandelen van het in 2019 opgerichte Hejia. De overige 30% van de aandelen van Hejia wordt indirect, via Linkedwise Pte, Ltd, gehouden door [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Hieronder is één en ander schematisch weergegeven.
Schema zoals opgenomen op p. 9 conclusie van antwoord [gedaagde 3] .
3.3.
Wietec is een handelsnaam van CHC en ‘Herui Groep’ en ‘Herui Expo’ zijn handelsnamen van CHC in China. Onder de verzamelnaam Wietec worden vanaf 2016/2017 meerdere beurzen georganiseerd op het gebied van (onder meer) water- en milieutechnologie, waaronder de beurzen Flowtech, Watertech, Ecotech, Intenv, Energy Saving, Comforteco, Buildex, Airventec, YICE en Buildextech.
3.4.
[gedaagde 3] was sinds 2007 enig bestuurder van CHC. Sinds de oprichting van Hejia in 2019 werd de
board of directorsvan CHC gevormd door [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en [naam 1] . [naam 1] was tevens
general managervan CHC en Hejia. Hejia heeft de activiteiten van CHC in China voortgezet. [gedaagde 5] bekleedde sinds 9 mei 2020 de functie van
supervisorbij Hejia.
3.5.
Sinds 1968 is Aquatech een merknaam van RAI. Aquatech is een platform voor professionals in de wereld van watertechnologie. Jaarlijks worden Aquatech beurzen georganiseerd in Amsterdam, China en Mexico. In juli 2008 tekenden RAI en CHC een
Joint Venture Agreement. Zij kwamen overeen jaarlijks gezamenlijk een ‘Aquatech beurs China
te organiseren. Vanaf 2008 tot en met 2023 hebben zij dit ook gedaan. De Aquatech beurs China is een andere beurs dan de beurzen die CHC c.s. – tegelijkertijd met de Aquatech beurs China – organiseren onder de naam Wietec.
3.6.
Vanwege problemen in de samenwerking inzake de Aquatech beurzen in China hebben RAI en CHC c.s. een mediation traject van ongeveer anderhalf jaar doorlopen, hetgeen op 26 januari 2023 resulteerde in een
Settlement Agreement(hierna: SA). Partijen hebben besloten hun samenwerking te beëindigen. Zij achtten het in dat kader voor de toekomstige organisatie van waterbeurzen van belang om een ‘
level playing field’ te creëren, zodat beide partijen een reële kans hadden om hun eigen waterbeurs in Shanghai te organiseren. In de SA is onder meer opgenomen:
“(F) The main interests and concerns of the Parties are: to have a real chance continuing to organise a water event independently in Shanghai, which means to obtain a “level playing field”. For RAI is, amongst others and not limited to, also important to be given sufficient time and opportunity to set up its own organisation in China so that it can continue the Aquatech exhibition in Shanghai independently. The main interests and concerns on the side of CHC are, amongst others and not limited to, to continue its business and therefore stay in the market and thus be able to continue to organise a water events.
(…)
1.2
From 2024 onwards, RAI has the right to organize Aquatech China independently and CHC has the right to organise its own water event independently (‘CHC Water show’).
1.3
This means that the end date of the cooperation (“the End date”, is the day after the 2023 Event. (…)
(…)
2.2
All communication, i.e. all contracts with exhibitors and registration of visitors relating the 2023 Event, will mention the (square) Aquatech logo next to and with the same size as the Wietec logo. Combinations with other co-located events and Wietec are as such allowed by RAI, safeguarding the visibility of the Aquatech logo.
2.3
Existing co-locations will continue to be allowed, these co-locations are: Flowtech China (Shanghai), Flowtech China (Guangdong), Watertech Bejing, Watertech Guangdong, Ecotech China, Intenv China, Energy Saving China, Comforteco China, Buildex China, Airventec China and VICE. These co-locations and CHC Water show and Wietec together comprise 'CHC Brand names'. The 2023 Event will have no new co-locations.
2.4
No sales promotion activities and contracts for 2024 and consecutive years for Aquatech China and CHC Water show will be entered into, signed or offered from the signing date of this Agreement and onwards including onsite during the 2023 Event. Only at the third Monday after the End date, or the latest the 31 of October (‘the Communication date’), the Parties may start their sales promotion activities and contracts for their own water related events in China from 2024.
(…)
3.1
The Aquatech and Aquatech China logo and wordmark are registered and therefor the property of RAI. After the End date CHC shall not in any way use the words ‘Aqua’, ‘Aquatech’, ‘Aquatech China’ and/or the Aquatech logo, including but not limited to the use or registration as URL and for any social media account.
3.2
RAI will have the sole right to use the name Aquatech and Aquatech China in English and/or Chinese characters (‘RAI Brand names’).
(…)
3.4
In order for the Parties to have/build an own identity in the market and to create a level playing field, in the RAI and CHC Brand names there will be no reference to their cooperation in the past. This means that the Parties will not make use of the names ‘Water show Shanghai’ or ‘Shanghai Water show’ in English or (…) (Shanghai Shuizhan) in Chinese characters nor will they use the combination of the words ‘Water’ and ‘Shanghai’ in their respective Brand names. This all for a period of 36 months after the End date.
3.5
CHC will not use the words ‘Aqua’ nor the red colour of the Aquatech logo in its new logo, nor will its logo include waves or stripes and no corruption of the word Aqua or Aquatech in any form in the logo.
(…)
5.3
CHC is not allowed to mention or to refer to RAI and to any RAI Brand names in any way in any communication from the Communication date and respect the terms under clause 3.4.
5.4
RAI is not allowed to refer to CHC and to any CHC Brand names in any way in any communication from the Communication date and respect the terms under clause 3.4.
5.5
Neither Party is allowed after the Communication date to further mention or to refer to the other Party or to the past events or to the termination of the cooperation. Furthermore, it is agreed that the Parties will not bad-mouth or speak negatively about the other Party. The Parties will generally focus on their future independent water events.
(…)
17.1
The Agreement is governed exclusively by Dutch law.
17.2
All disputes arising out of or in connection with the Agreement, including disputes concerning its existence, its validity and any non-contractual obligation, will be resolved by the District Court of Amsterdam.”
3.7.
Partijen zijn overeengekomen dat zij in 2023 voor de laatste keer gezamenlijk de Aquatech China beurs zouden organiseren. De beurs heeft plaatsgevonden van 5 tot en met 7 juni 2023.
3.8.
Bij brief van 24 mei 2023 heeft de advocaat van RAI de advocaat van CHC c.s. gewezen op door RAI geconstateerde schendingen van de SA, en heeft hij, samengevat, CHC c.s. gesommeerd om zich onmiddellijk te onthouden van het in strijd met de SA doen van aanbiedingen of het sluiten van contracten en om nog niet geaccepteerde aanbiedingen in te trekken en reeds in strijd met de SA aangegane overeenkomsten te beëindigen. Ook is CHC c.s. gesommeerd van dit alles schriftelijk bewijs te sturen.
3.9.
Op 25 mei 2023, 26 mei 2023 en 5 juni 2023 heeft de advocaat van RAI aan de advocaat van CHC c.s. nog drie sommatiebrieven gestuurd vanwege door RAI geconstateerde schendingen van de SA. In reactie daarop heeft [gedaagde 5] , namens CHC c.s. en in afstemming met [gedaagde 3] , op 26 mei 2023, 28 mei 2023, 30 mei 2023 en
7 juni 2023 e-mailberichten verzonden aan de advocaat van RAI. In die e-mailberichten wordt, kort samengevat, onder meer erkend dat er onbewust en onbedoeld schendingen van de SA hebben plaatsgevonden, en dat er actie is of zal worden ondernomen om die schendingen te verhelpen.
3.10.
RAI heeft op 8 juni 2023 (onder meer) CHC c.s. en [gedaagde 3] gedagvaard bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. Bij ‘kopstaartvonnis’ van 22 juni 2023, later uitgewerkt op 6 juli 2023 [1] , heeft de voorzieningenrechter de gevraagde voorzieningen ten aanzien van (onder meer) [gedaagde 3] afgewezen. Het dictum van het vonnis ten aanzien van CHC c.s. luidt, voor zover van belang:
“5.2. beveelt CHC en Hejia hoofdelijk om artikel 2.4 van de Settlement Agreement na te
komen en bepaalt dat de daarin genoemde ‘Communication date” voor hen wordt
verlengd tot 15 september 2023,
5.3.
veroordeelt CHC en Hejia hoofdelijk om aan RAI een dwangsom te betalen van € 100.000,00 voor iedere keer dat zij handelen in strijd met het in 5.2 uitgesproken bevel, tot een maximum van € 2.500.000,00 is bereikt,
5.4.
beveelt CHC en Hejia om binnen zeven kalenderdagen na de datum van dit vonnis;
a.
onmiddellijk en onherroepelijk nog niet geaccepteerde aanbiedingen in strijd met artikel 2.4 van de Settlement Agreement in te (doen) trekken,
b.
in strijd met artikel 2.4 van de Settlement Agreement aangegane overeenkomsten te (doen) beëindigen,
c.
aan RAI afschrift te verstrekken van de op grond van 5.4 a en b gestuurde berichten,
5.5.
veroordeelt CHC en Hejia hoofdelijk om aan RAI een dwangsom te betalen van
€ 25.000,00 voor iedere keer dat zij handelen in strijd met het in 5.4 uitgesproken bevel, en voorts een dwangsom van € 10.000,00 per dag of dagdeel dat dit (nalaten te) handelen voortduurt, een en ander tot een maximum van €2.500.000,00 is bereikt,
5.6.
verbiedt CHC en Hejia hoofdelijk om gebruik te maken van de naam “Aquatech” of “Aquatech China” in het Engels en/of in Chinese karakters,
5.7.
veroordeelt CHC en Hejia hoofdelijk om aan RAI een dwangsom te betalen van € 50.000,00 voor iedere keer dat zij handelen in strijd met het in 5.6 uitgesproken verbod, en voorts een dwangsom van € 50.000,00 per dag of dagdeel dat dit handelen voortduurt, een en ander tot een maximum van € 5.000.000,00 is bereikt,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.”
3.11.
RAI heeft het vonnis van 22 juni 2023 op 23 juni 2023 betekend aan CHC c.s.
3.12.
Bij brief van 23 juni 2023 heeft de advocaat van RAI aan de advocaat van CHC c.s. en [gedaagde 3] melding gemaakt van het vonnis van 22 juni 2023. In die brief schrijft hij ook:
“RAI gaat ervan uit dat uw cliënt de heer [gedaagde 3] (“ [gedaagde 3] ”) als bestuurder van CHC en Hejia zal bewerkstelligen dat deze vennootschappen het vonnis in alle opzichten zullen nakomen.
Mocht dat anders blijken te zijn, dan zal RAI [gedaagde 3] opnieuw in kort geding betrekken en vorderen dat hij alsnog hoofdelijk met de Chinese vennootschappen wordt veroordeeld conform de in het vonnis vervatte verboden, op straffe van de daarin genoemde dwangsommen.”
3.13.
Ondertussen was [gedaagde 3] op 21 juni 2023 naar China afgereisd. Op 23 en 24 juni 2023 vonden bestuursvergaderingen van CHC c.s. plaats. De notulen van de vergadering van 24 juni 2023 vermelden onder meer:
“5) [gedaagde 3] explains the implications of court ruling and the importance of the new
communication date.
6) Long discussion starts about the communication dates.
- All team members express that not selling until 15 September will mean CHC will
lose the water exhibition and that the other exhibitions will collapse.
- [gedaagde 3] explains the fines and continued legal actions from the RAI.
- [gedaagde 3] asks if [naam 2] , [naam 1] and the others have solutions to deal with the delayed
communication date. He talks about compensation for income loss for sales
people again.
- [naam 2] talks about using third parties to do the sales, [gedaagde 3] explains this is infringing
the agreement and not possible
- [naam 1] suggests to focus all attention on Wietec promotion and sales.
- Following is a long discussion about the pro and cons. Most team members feel
this is still very difficult since RAI is using the well known Aquatech brand to do
sales and CHC can not promote watertech specifically. Makes CHC very weak in
the market and express that this can very well be the end of the company.
- [naam 1] explains this solution is far from ideal but most potential way forward.
7) [gedaagde 3] asks the management team if all will follow the suggestion by [naam 1] . In the end everybody confirmed.”
3.14.
Op 24 juni 2023 heeft [gedaagde 3] per e-mail aan [naam 1] (en de aandeelhouders van CHC) laten weten af te treden als bestuurder van CHC c.s. Per e-mail van 26 juni 2023 heeft [gedaagde 3] [naam 1] (en de aandeelhouders) verzocht zijn ontslag te accepteren en te bevestigen.
3.15.
Op 25, 26 en 27 juni 2023, maar ook daarna, heeft [gedaagde 3] e-mailberichten gestuurd aan [naam 1] , waarin hij onder meer zijn frustratie over de gang van zaken uitte en hij [naam 1] opriep om de SA en het vonnis van 22 juni 2023 na te leven.
3.16.
Op 26 juni 2023 heeft RAI een persbericht uit doen gaan, waarin onder meer staat:
“This spring, RAI and CHC (and Hejia) reached a settlement agreement and mutually agreed to organize their own individual water exhibition going forward
After Rai noticed that CHC had violated this settlement agreement, on June 22nd the court of justice in Amsterdam ruled that CHC is not allowed to offer any sales promotions or enter into any contracts with respect to its own water exhibition until much later this year. Thus, any contracts or promotions already offered by CHC or any other party than RAI Amsterdam or RAI China for Aquatech China or similar related water event in Shanghai in 2024, are invalid.
The court also banned CHC form using the Aquatech (China) brand names. It also banned CHC from engaging in any promotional or commercial activities for a water/related show until much later this year.”
3.17.
RAI heeft diezelfde dag haar zakenrelaties per e-mail een nagenoeg gelijkluidend bericht doen toekomen.
3.18.
Bij brief van 29 juni 2023 heeft de advocaat van CHC c.s. en [gedaagde 3] aan de advocaat van RAI onder meer als volgt bericht:
“Het sales team van CHC Expo c.s. heeft prematuur aanbiedingen voor de CHC Water show van 2024 gedaan aan de volgende firma’s: (i) Stoner (…); (iii) Tianyi (...); (iii) WSD/Weiside (…); (iv) Shuangna (…); en (v) Mizi (..).
(…) Zoals reeds aangegeven in randnummers 4.30 – 4.31 bij conclusie van antwoord in kort geding, heeft CHC Expo c.s. de aanbiedingen aan Stoner (…) en de firma Tianyi (…) reeds voor het Kopstaartvonnis ingetrokken. CHC Expo c.s. verwijst uw cliënte naar voornoemde randnummers in de conclusie van antwoord in kort geding. De relevante correspondentie treft u bijgaand (nogmaals) aan (Bijlage 1).
Ter voorkoming van misverstanden: zoals CHC Expo c.s. heeft aangegeven in haar e-mail van 7 juni 2023 (productie 24 bij Akte overlegging producties RAI van 16 juni 2023), zijn ook (voorbarig) plattegronden gedeeld met een beperkt aantal andere ondernemingen. Ook zij zijn onverwijld geïnformeerd over het feit dat CHC Expo c.s. (in elk geval) tot 26 juni 2023 geen ‘sales promotion activities’ mag verrichten ten behoeve van de CHC Water show. Volledigheidshalve, treft u de relevante correspondentie – voor zover nog beschikbaar – bijgaand aan (Bijlage 1).
Het sales team van CHC Expo c.s. is – zoals u reeds bekend is – prematuur overeenkomsten voor de CHC Water show van 2024 aangegaan met de volgende firma’s: (i) Shuangna (…); en (ii) Mizi (…). Met de firma WSD/Weiside (…) is geen overeenkomst met CHC Expo c.s. tot stand gekomen. Volledigheidshalve wordt de relevante correspondentie met deze firma wel overgelegd (Bijlage 1).
Zoals uw cliënte bekend is, heeft CHC Expo c.s. de overeenkomsten de firma’s Shuangna (…) en Mizi (…) reeds vóór het Kop-staartvonnis beëindigd. CHC Expo c.s. verwijst dienaangaande naar randnummer 4.42 en Productie 8 bij conclusie van antwoord in kort geding. De relevante correspondentie treft u bijgaand (nogmaals) aan (Bijlage 1).”
3.19.
Bij voornoemde brief is ook een overzicht meegestuurd waaruit volgt dat CHC c.s. aan 28 partijen een
floorplanvan de waterbeurs 2024 heeft verzonden en dat die partijen daarna zijn benaderd met de mededeling dat de verkoop pas na 26 juni 2023 begint. Uit de als bijlage meegestuurde correspondentie volgt dat Stoner, Tianyi en WSD/Weiside de volgende mededeling is gedaan “
according to the company’s policies regarding the 2024 Water Treatment Exhibition, we will receive information consultation or booth reservations starting from June 30, 2023.” Uit de bijlage volgt dat ook aan negen andere partijen dezelfde mededeling is gedaan.
3.20.
In reactie op een brief van de advocaat van RAI van 30 juni 2023 heeft de advocaat van CHC c.s. bij brief van 3 juli 2023 ten aanzien van het moment van verzending van de hiervoor genoemde mededelingen bericht dat deze alle ruim voor het kopstaartvonnis van 22 juni 2023 zijn verzonden en dat dit ook logisch is, omdat anders in de mededelingen verwezen zou zijn naar de in het vonnis opgenomen nieuwe ‘
communication date’ van 15 september 2023.
3.21.
Bij brief van 6 juli 2023 heeft de advocaat van RAI de advocaat van CHC c.s. onder meer het volgende geschreven:
“Attached to this letter are a contract with Morejoy dated 28 June 2023 (Annex 1), a contract with Hangzhou dated 28 June 2023 (Annex 2), and WeChat-communication with Hangzhou (Annex 3), which demonstrate that CHC et al. forfeited penalty payments for breach of paragraph 5.4 of the judgment of the preliminary relief judge of 22 June 2023. Morejoy and Hangzhou are not listed in your overview provided to us on 29 June 2023. I hereby summon you to terminate these contracts with Morejoy and Hangzhou, and to provide me with the evidence that these contracts have been finally terminated by Friday 7 July 2023, 18:00 CET.”
3.22.
Op 14 juli 2023 zijn onder de naam ‘Herui Group’ op WeChat, en op 19 juli 2023 onder de naam WieTec op Linkedln, persberichten gepubliceerd, waarin Herui Expo en Informa Markets berichten dat zij in samenwerking de “
16th Shanghai International Water Exhibition” zullen organiseren, genaamd “Watertech”. Het LinkedIn bericht bevat onderstaande afbeelding, en het WeChat bericht dezelfde afbeelding, maar in het Chinees.
Afbeelding bij LinkedIn bericht, productie 42
3.23.
In het LinkedIn bericht staat een link naar de website [internetsite 1] waarop meer informatie te vinden zou zijn over “
Watertech Shanghai”. Die website verwijst door naar de websites [internetsite 2] en [internetsite 3] waarop reclame wordt gemaakt voor de
16th Shanghai International Water Show.
3.24.
Uit screenshots van de websites van 20 juli 2023 (productie 48 bij dagvaarding) blijkt dat op de website [internetsite 2] onder ‘
participating companies’ de logo’s van acht bedrijven zijn opgenomen, en dat op [internetsite 3] onder ‘
participating companies’ de logo’s van acht andere bedrijven zijn opgenomen. Logo’s van CHC c.s. zijn te vinden onder ‘
organiser’ en ‘
co-organiser’.
3.25.
Op 3 en 6 augustus 2023 hebben via WeChat aandeelhoudersvergaderingen plaatsgevonden van CHC c.s. De notulen van de vergadering van 6 augustus 2023 vermelden onder meer:
“(…) [naam 1] is of the opinion that several of the allegations of RAI are unfounded. He regards the verdict of the Dutch Court destructive for the future of the business.
• [gedaagde 4] asks [naam 1] whether he considered the risk of losing the business against the risk of penalties from RAI to the companies but also to the shareholders.
• [naam 1] did evaluate that but considers his role as general manager to protect the business.
• [gedaagde 3] questions why, when he was in Shanghai end June, this has not been raised as such.
• [naam 1] believes that with the personal risk for [gedaagde 3] and now also for [gedaagde 4] and [gedaagde 5] , they would never agree to the situation.
• [gedaagde 4] asks [naam 3] for her opinion about the actions of the management.
• [naam 3] shares [naam 1] 's view on the risk of diminishing of the Watertech if RAI causes the market to believe the water show in June is invalid. There is a high risk for other Wietec exhibitions to diminish. [naam 3] regards her responsibility towards the business and to all staff if the business goes bankrupt.
• [gedaagde 5] reminds [naam 3] of her obligation as legal representative to monitor legal risks and underlines that fulfilling contractual obligations is of eminent importance for the companies. He believes that a different strategy should be developed by the management to counter this market risk. He believes that the verdict by the Dutch court must be respected. [gedaagde 3] and [gedaagde 5] agree.
(…)
• [gedaagde 4] , [gedaagde 3] and [gedaagde 5] state that if the Executive Director refuses to follow up on this
instruction, the Executive Director should be replaced.
• [naam 3] repeats that in her opinion it is not in the interest of the business to dismiss
[naam 1] .
• [naam 1] then says: ok let's vote.
• [gedaagde 3] and [gedaagde 4] on behalf of CHC Exhibition vote in favour of replacing the Executive Director of Hejia, [naam 1] on behalf of Linkedwise votes against.
• [gedaagde 5] concludes the Executive Director cannot be dismissed as votes need to be unanimous.
• No resolution concluded due to the lack of a unanimous vote.”
3.26.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft in een tweede door RAI tegen CHC c.s., [gedaagde 3] en [gedaagden] aangespannen kort geding op 21 augustus 2023 vonnis gewezen [2] . De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen ten aanzien van [gedaagde 3] en [gedaagden] afgewezen. Het dictum van het vonnis ten aanzien van CHC c.s. luidt, voor zover van belang:
“ 7.2. beveelt CHC en Hejia om binnen zeven kalenderdagen na de datum van dit vonnis onmiddellijk en onherroepelijk alle gepubliceerde informatie die refereert aan de door hen te organiseren waterbeurs in China in 2024, waaronder maar niet beperkt tot informatie gepubliceerd via WeChat, bij persbericht, Linkedin-post of op [internetsite 1] en alle webpagina’s waarnaar deze pagina doorlinkt, te verwijderen en tot 15 september 2023 verwijderd te houden,
7.3.
veroordeelt CHC en Hejia hoofdelijk om aan RAI een dwangsom te betalen van € 10.000,00 voor iedere keer dat zij handelen in strijd met het in 7.2 uitgesproken bevel, en voorts een dwangsom van € 10.000,00 per dag of dagdeel dat dit (nalaten te) handelen voortduurt, een en ander tot een maximum van € 1.000.000,00 is bereikt,
7.4.
beveelt CHC en Hejia om binnen zeven kalenderdagen na de datum van dit vonnis:
a.
onmiddellijk en onherroepelijk nog niet geaccepteerde vanaf 22 juni 2023 gedane aanbiedingen in strijd met artikel 2.4 van de SA in te (doen) trekken,
b.
in strijd met artikel 2.4 van de SA vanaf 22juni 2023 aangegane overeenkomsten te (doen) beëindigen,
c.
aan RAI afschrift te verstrekken van de op grond van 7.4 a en b gestuurde berichten,
7.5.
veroordeelt CHC en Hejia hoofdelijk om aan RAI een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat zij handelen in strijd met het in 7.4 uitgesproken bevel, en voorts een dwangsom van €5.000,00 per dag of dagdeel dat dit (nalaten te) handelen voortduurt, een en ander tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt, (…).
3.27.
Bij brief van 23 augustus 2023 heeft RAI CHC c.s. gewezen op de uit het vonnis van 21 augustus 2023 voortvloeiende verplichtingen. Het vonnis is op 24 augustus 2023 betekend aan CHC c.s.
3.28.
Tussen de advocaat van RAI en de advocaat van CHC c.s. zijn in de periode van 25 augustus 2023 tot en met 18 september 2023 verschillende e-mailberichten gewisseld over schendingen van de SA en het al dan niet verbeurd zijn van dwangsommen.
3.29.
Van 3 tot 5 juni 2024 heeft de door CHC c.s. georganiseerde Watertech beurs plaatsgevonden. De waterbeurs van RAI heeft van 11 tot en met 13 december 2024 plaatsgevonden.
3.30.
Bij arrest van 29 april 2025 heeft het gerechtshof Amsterdam de kortgedingvonnissen van 22 juni 2023 en 21 augustus 2023 bekrachtigd. [3]

4.Het geschil

In conventie
4.1.
RAI vordert – samengevat en na wijziging van eis – in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat CHC c.s. ten gunste van RAI een bedrag van € 6.500.000,00 aan dwangsommen heeft verbeurd;
voor recht te verklaren dat [gedaagde 3] en [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld jegens RAI en hoofdelijk met CHC c.s. jegens RAI verbonden zijn voor de door CHC c.s. verbeurde dwangsommen;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan RAI van € 6.500.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze dagvaarding;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan RAI van schadevergoeding wegens gederfde winst en gemaakte kosten terzake door RAI verrichte en nog te verrichten extra promotieactiviteiten vanwege de onrechtmatige voorsprong op RAI die gedaagden zich hebben verschaft, nader op te maken bij staat;
[gedaagde 3] en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan RAI van een schadevergoeding ter grootte van € 552,864,16 aan gemaakte proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze dagvaarding;
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding.
4.2.
RAI legt aan haar vorderingen tegen CHC c.s. ten grondslag dat CHC c.s. in strijd heeft gehandeld met de kortgedingvonnissen van 22 juni 2023 en 21 augustus 2023, en dat CHC c.s. daarom dwangsommen heeft verbeurd (vorderingen 1 en 3), en dat CHC c.s. toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen door schending van de SA en de kortgedingvonnissen en op grond daarvan schadeplichtig is jegens RAI (vordering 4). Aan haar vorderingen tegen [gedaagde 3] en [gedaagden] legt RAI ten grondslag dat [gedaagde 3] en [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld, en daarom schadeplichtig zijn (vorderingen 2, 3, 4 en 5).
4.3.
CHC c.s., [gedaagde 3] en [gedaagden] voeren verweer. Kort samengevat betwist CHC c.s. dat zij haar verplichtingen uit hoofde van de SA en de kortgedingvonnissen heeft geschonden en dat zij dwangsommen heeft verbeurd. [gedaagde 3] en [gedaagden] betwisten dat zij onrechtmatig hebben gehandeld.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
4.5.
CHC c.s. vordert – samengevat – in reconventie, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat RAI onrechtmatig heeft gehandeld jegens CHC c.s. en/of toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de SA;
RAI te veroordelen om de door CHC c.s. geleden en te lijden schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen en/of toerekenbaar tekortschieten te vergoeden, welke schade nader wordt opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
voorwaardelijk, indien wordt geoordeeld dat CHC c.s. enige dwangsom heeft verbeurd, te bepalen dat RAI gehouden is om het nadeel van CHC c.s. uit hoofde van de dwangsomvonnissen ongedaan te maken op de voet van artikel 6:103 BW jo 6:127 BW;
RAI te verbieden om inbreuk te maken op de handelsnamen en merkrechten van CHC c.s. en te verbieden om inbreuk te maken op de artikelen 3.3, 3.4, 5.4, 5.5 en 5.7 van de SA op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en € 10.000,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat een overtreding voortduurt met een maximum van € 500.000,00;
RAI te veroordelen in de kosten van het geding.
4.6.
Aan haar vorderingen legt CHC c.s. ten grondslag dat RAI toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van de SA en/of dat zij onrechtmatig heeft gehandeld.
4.7.
RAI voert verweer. Zij betwist dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming en/of onrechtmatig handelen.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie
5.1.
RAI stelt in conventie vorderingen in tegen CHC c.s. en tegen [gedaagde 3] en [gedaagden] De rechtbank ziet aanleiding om eerst in te gaan op de vorderingen van RAI tegen [gedaagde 3] en [gedaagden] De vorderingen tussen RAI en CHC c.s. zullen daarna aan de orde komen.
Vorderingen RAI tegen [gedaagde 3] en [gedaagden]
5.2.
RAI vordert [gedaagde 3] en [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door CHC c.s. verbeurde dwangsommen, vergoeding van de door RAI geleden schade, nader op te maken bij staat, en betaling van de door RAI gemaakte proceskosten. Ook vordert zij een verklaring voor recht dat [gedaagde 3] en [gedaagden] onrechtmatig hebben gehandeld jegens RAI. RAI stelt daarbij dat haar vorderingen jegens [gedaagde 3] en [gedaagden] niet zijn gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid, maar op aansprakelijkheid uit een ‘gewone’ onrechtmatige daad.
5.3.
Samengevat verwijt RAI [gedaagde 3] en [gedaagden] dat zij haar bij het sluiten van de SA met CHC c.s. in de val hebben gelokt. Bij de onderhandelingen tussen RAI en CHC c.s. waren [gedaagde 3] en [gedaagde 5] betrokken. De overeenkomst zou onder bedrog tot stand zijn gekomen. Het is nooit de intentie geweest van CHC c.s., [gedaagde 3] en [gedaagden] om (CHC c.s.) de SA na te (laten) komen. Schending van de SA zou vanwege het ontbreken van verhaalsmogelijkheden in China voor CHC c.s. zonder consequenties blijven, terwijl RAI wel gehouden zou zijn de SA na te leven. CHC c.s. en [gedaagde 3] en [gedaagden] , als aandeelhouders, zouden hiervan profiteren. Genoemde intentie van [gedaagde 3] en [gedaagden] kan ook worden afgeleid uit de wijze waarop [gedaagde 3] en [gedaagden] nadien, in de gerechtelijke procedures, hebben gehandeld. Als RAI had geweten dat [gedaagde 3] en [gedaagden] niet de intentie hadden om CHC c.s. de SA na te laten komen, had RAI de SA nooit getekend. [gedaagde 3] en [gedaagden] hadden RAI moeten informeren. Dat hebben zij nagelaten en daarnaast hebben zij er ook voor gezorgd dat CHC c.s. haar verplichtingen onder de SA niet nakwam, aldus nog steeds RAI.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.4.
De vorderingen van RAI tegen [gedaagde 3] en [gedaagden] zijn ingesteld tegen gedaagden die in Nederland wonen, maar als indirect aandeelhouder en/of bestuurder wel verbonden zijn/waren aan CHC c.s., die in China is gevestigd. Er zal daarom beoordeeld moeten worden of de Nederlandse rechter bevoegd is en welk recht van toepassing is.
5.5.
Niet in geschil is dat, nu [gedaagde 3] en [gedaagden] in Nederland wonen, de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. Dit volgt ook uit artikel 4 Verordening Brussel I bis. [4]
5.6.
Wat betreft het toepasselijk recht stelt RAI dat Nederlands recht van toepassing is. Nu de vorderingen van RAI niet zijn gebaseerd op bestuurdersaansprakelijkheid, maar op aansprakelijkheid uit een ‘gewone’ onrechtmatige daad, is artikel 10:119, sub e, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgens haar niet van toepassing, vallen de vorderingen onder het bereik van artikel 4 lid 2 Rome II-Verordening [5] en is Nederlands recht van toepassing. Subsidiair stelt RAI dat Nederlands recht van toepassing is, omdat het
Erfolgsort, als bedoeld in artikel 4 lid 3 Rome II-Verordening, in Nederland ligt.
5.7.
[gedaagde 3] en [gedaagden] menen dat Chinees recht van toepassing is. Zij stellen dat de Rome II-Verordening niet van toepassing is, omdat in artikel 1 lid 2 sub d Rome II-Verordening de persoonlijke aansprakelijkheid van vennoten en de leden van de organen is uitgesloten van het toepassingsgebied van die verordening. Op grond van het incorporatierecht is Chinees recht van toepassing. Subsidiair stellen [gedaagde 3] en [gedaagden] dat, als de Rome II-Verordening van toepassing is, een nauwere band met China bestaat en dus ook Chinees recht van toepassing is op grond van artikel 4 lid 3 Rome II-Verordening.
5.8.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven welk recht op deze vorderingen van toepassing is. Ook kan in het midden blijven wat de precieze grondslag is van de vorderingen van RAI (volgens RAI geen bestuurdersaansprakelijkheid, maar een ‘gewone’ onrechtmatige daad). In dit kader wordt het volgende overwogen.
5.9.
Zoals hiervoor onder 5.3 weergegeven, legt RAI feitelijk aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde 3] en [gedaagden] bedrog hebben gepleegd door RAI bewust te benadelen door erop aan te sturen dat RAI met CHC c.s. een SA zou sluiten, terwijl zij wisten dat CHC c.s. deze overeenkomst niet zou nakomen. Ook zouden [gedaagde 3] en [gedaagden] op dat niet nakomen door CHC c.s. hebben aangestuurd, omdat RAI toch geen mogelijkheden zou hebben om wat aan de schendingen van CHC c.s. te doen: RAI zou eventuele (in Nederland te wijzen) vonnissen jegens CHC c.s. in China niet ten uitvoer kunnen leggen. Van dit alles zouden [gedaagde 3] en [gedaagden] als aandeelhouders indirect profiteren, aldus RAI.
5.10.
Het betoog van RAI veronderstelt dat [gedaagde 3] en [gedaagden] wisten dat CHC c.s. nimmer de intentie had de SA na te komen, dat ook zij die intentie niet hadden, en dat [gedaagde 3] en [gedaagden] hier na het sluiten van de SA ook op aanstuurden. Ook veronderstelt het dat [gedaagde 3] en [gedaagden] er bovendien mee bekend waren dat tenuitvoerlegging van vonnissen in China voor RAI onmogelijk zou zijn en CHC c.s. wat dat betreft dus niets te vrezen had. Naar het oordeel van de rechtbank is RAI er niet in geslaagd om één en ander voldoende onderbouwd te stellen, zodat (de feitelijke grondslag van) het gestelde onrechtmatig handelen door [gedaagde 3] en [gedaagden] niet kan worden vastgesteld. Hiertoe is het volgende redengevend.
5.11.
Allereerst heeft te gelden dat, zoals RAI tijdens de mondelinge behandeling ook heeft erkend, het niet zo is dat CHC c.s. onaantastbaar is in China. Als tenuitvoerlegging van de Nederlandse vonnissen in China niet mogelijk is, kan in China immers een nieuwe procedure worden doorlopen die eindigt in een vonnis dat mogelijk wel in China ten uitvoer kan worden gelegd. Dat zal weliswaar een tijdrovende kwestie zijn, waarvan de uitkomst onzeker is, maar het is dus niet zo dat, nu CHC c.s. in China is gevestigd, RAI in het geheel geen mogelijkheden heeft. Reeds hierom kan de door RAI gestelde bewuste benadeling door [gedaagde 3] en [gedaagden] niet worden aangenomen. Dit veronderstelt immers dat niet nakoming door CHC c.s. straffeloos zou kunnen geschieden, omdat CHC c.s. in China ‘onaantastbaar’ zou zijn. Verder is gesteld, noch uit de stukken gebleken, dat [gedaagde 3] en [gedaagden] destijds in de - onjuiste - veronderstelling zouden hebben verkeerd dat RAI in China geen mogelijkheden zou hebben om Nederlandse vonnissen ten uitvoer te (laten) leggen.
5.12.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde correspondentie en de notulen van de vergaderingen juist volgt dat [gedaagde 3] en [gedaagden] telkens het standpunt hebben ingenomen dat CHC c.s. de SA moest nakomen, en dat zij CHC c.s. daar ook meerdere malen op hebben aangesproken. RAI erkent weliswaar dat dit ook zo in de correspondentie en notulen te lezen valt, maar dit zou volgens RAI niet het werkelijke beeld weergeven, omdat de betreffende berichten door [gedaagde 3] en [gedaagden] zouden zijn gefabriceerd voor ‘dossiervorming’. Volgens RAI zouden [gedaagde 3] en [gedaagden] immers feitelijk op het niet nakomen van de SA hebben aangestuurd. RAI leidt dit af uit een aantal omstandigheden. Allereerst zou het volgens RAI opmerkelijk zijn dat [gedaagde 3] op 24 juni 2023 ontslag heeft genomen, terwijl uit de notulen van de vergadering van 24 juni 2023 van kort daarvoor blijkt dat [gedaagde 3] en CHC c.s. het erover eens waren dat de SA en de vonnissen zouden worden nagekomen. Volgens RAI zou dit ontslag dan ook in scène zijn gezet. [naam 3] zou als nieuwe
legal representativeen
executive directorvan CHC c.s. in het zadel zijn geholpen en een nieuwe bestuursstructuur zou in het leven zijn geroepen, zodat zij de koers van CHC c.s. formeel niet meer konden veranderen. In werkelijkheid zouden [gedaagde 3] en [gedaagden] echter nog steeds de controle hebben over CHC c.s. Dit zou ook blijken uit de omstandigheid dat uit de gedeponeerde stukken volgt dat het ontslag van [gedaagde 3] niet op 24 juni 2023, maar al op 1 juni 2023 had plaatsgevonden. Uit die stukken zou ook blijken dat - anders dan [gedaagde 3] en [gedaagden] het eerder deden voorkomen - al per 1 juni 2023, op grond van de nieuwe statuten, voor het ontslag van een bestuurder niet langer unanimiteit was vereist, maar een eenvoudige meerderheid. Dat betekent volgens RAI dat [gedaagde 3] en [gedaagden] dus weldegelijk mogelijkheden hadden bestuurders bij CHC c.s. te ontslaan. [gedaagde 3] en [gedaagden] zouden in de kortgedingprocedures hierover een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven. Daarnaast wijst RAI er op dat CHC c.s. van advocaat is gewisseld en dat die advocaat nergens op reageert, dat CHC c.s. geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het kortgedingvonnis van 22 juni 2023 en dat de schendingen steeds serieuzere vormen aannamen.
5.13.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de genoemde omstandigheden niet dat [gedaagde 3] en [gedaagden] bewust hebben aangestuurd op de niet-nakoming van de SA en de vonnissen (en ook niet dat zij die bedoeling reeds ten tijde van het sluiten van de SA hadden). Het is, gelet op het bestaande verschil van inzicht over de te volgen koers door CHC c.s. en de nakoming van de SA, niet opmerkelijk of onlogisch dat [gedaagde 3] (en later [gedaagde 5] ) zijn functie als bestuurder neerlegde. [gedaagde 3] en [gedaagden] hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, hoewel CHC c.s. rond 24 juni 2023 bevestigde de SA te willen nakomen, onvoldoende vertrouwen hadden dat CHC c.s. daadwerkelijk die koers wilde varen en dat zij – nu de dagelijkse leiding in China was gevestigd – daar ook onvoldoende invloed op konden uitoefenen. Ook hebben zij voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde 3] en [gedaagden] bij CHC c.s. juist hebben aangedrongen op nakoming van de SA en de vonnissen.
5.14.
Wat betreft het ontslag van [gedaagde 3] als bestuurder wijst RAI erop dat uit de gedeponeerde notulen volgt dat het ontslag al eerder, te weten op 1 juni 2023, had plaatsgevonden. Weliswaar lijkt dit inderdaad uit de gedeponeerde notulen te volgen, maar [gedaagde 3] en [gedaagden] hebben genoegzaam met stukken onderbouwd en toegelicht dat er bij de deponering van de statuten iets is misgegaan wat betreft de datering en dat moet worden uitgegaan van het ontslag op 24 juni 2023. Ook met betrekking tot de statutenwijziging hebben zij voldoende onderbouwd dat er bij de deponering van de statuten ten onrechte een passage met betrekking tot het ontslag van bestuurders is veranderd ten opzichte van de vastgestelde statuten, en dat in werkelijkheid - net als onder de oude statuten - voor ontslag van een bestuurder unanimiteit was vereist. Van de door RAI gestelde bewuste onjuiste voorstelling van zaken is de rechtbank dan ook niet gebleken, en daaruit kan dus ook niet worden afgeleid dat [gedaagde 3] en [gedaagden] bewust een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven. Overigens valt ook niet in te zien welk belang [gedaagde 3] en [gedaagden] zouden hebben bij onjuiste mededelingen over de datum van het ontslag, en ligt het ook niet voor de hand dat de oude bestuurders ermee akkoord zouden zijn gegaan dat onder de nieuwe statuten voor een ontslag nu wel een eenvoudige meerderheid was vereist.
5.15.
Verder ziet de rechtbank niet in waarom de omstandigheid dat CHC c.s. van advocaat is gewijzigd, dat die advocaat niet op berichten zou reageren en de schendingen van de SA en de vonnissen steeds serieuzere vormen zouden aannemen, erop zouden duiden dat [gedaagde 3] en [gedaagden] op schending van de vonnissen en de SA zouden hebben aangestuurd.
5.16.
Nu de feitelijke grondslag van de vorderingen niet is komen vast te staan, kan de beoordeling achterwege blijven of het gestelde handelen (en naar welk toepasselijk recht) onrechtmatig is. Dit betekent dat de rechtbank de vorderingen van RAI jegens [gedaagde 3] en [gedaagden] zal afwijzen.
Proceskosten
5.17.
RAI wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van zowel [gedaagde 3] als [gedaagden] betalen.
5.18.
De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht
2.626,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
Totaal
11.518,00
5.19.
De proceskosten van [gedaagde 3] worden begroot op:
- griffierecht
2.626,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
- nakosten
178,00
Totaal
11.518,00
5.20.
[gedaagde 3] verzoekt in haar akte van 13 mei 2025 om, als onderdeel van de proceskostenvergoeding, RAI te veroordelen om de door hem gemaakte vertaalkosten te vergoeden. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen, nu vertaalkosten niet zijn te begrijpen onder de in artikel 237 lid 1 Rv bedoelde kosten. [6]
Vorderingen RAI tegen CHC c.s.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.21.
Aangezien RAI vorderingen instelt tegen CHC c.s. die in China is gevestigd, komt ook hier de vraag naar de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het recht dat moet worden toegepast aan de orde.
5.22.
Niet in geschil is dat de vorderingen van RAI voortvloeien uit de tussen partijen gesloten SA, en dat uit artikel 17 SA (zie 3.6) volgt dat daarop Nederlands recht van toepassing is en dat alle uit de SA voortvloeiende geschillen aan de rechtbank Amsterdam dienen te worden voorgelegd. De rechtbank is dus bevoegd kennis te nemen van die vorderingen, en Nederlands recht is daarop van toepassing.
Dwangsommen verbeurd
5.23.
RAI vordert een verklaring voor recht dat CHC c.s. voor een bedrag van € 6.500.000,00 dwangsommen heeft verbeurd. Ook vordert RAI (onder meer) CHC c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daaraan legt RAI ten grondslag dat CHC c.s. in de kortgedingvonnissen van 22 juni 2023 en
21 augustus 2023 is veroordeeld tot een aantal verplichtingen met daaraan gekoppeld een dwangsom, dat CHC c.s. die verplichtingen heeft geschonden en daarom dwangsommen heeft verbeurd.
5.24.
CHC c.s. betwist, kort samengevat, dat zij verplichtingen uit de kortgedingvonnissen heeft geschonden en dat zij dwangsommen heeft verbeurd.
5.25.
De rechtbank zal hierna per gestelde schending beoordelen of CHC c.s. daadwerkelijk dwangsommen heeft verbeurd.
Het kortgedingvonnis van 22 juni 2023
Overtredingen van 5.2. van het dictum: verbod promotieactiviteiten en sluiten contracten voor eigen watershows
5.26.
In artikel 2.4 van de SA zijn partijen overeengekomen om tot de
communication datevoor de Aquatech China (RAI) en CHC Water show (CHC c.s.) in 2024 (en de daarop volgende jaren) geen verkoop- en promotieactiviteiten te ondernemen en geen contracten af te sluiten. In het kortgedingvonnis van 22 juni 2023, dat op 23 juni 2023 door RAI aan CHC c.s. is betekend, is de
communication datevoor CHC c.s. verlengd tot 15 september 2023, en is CHC c.s. hoofdelijk veroordeeld om artikel 2.4 van de SA na te komen (onder 5.2 van het dictum). Uit 5.3. van het dictum van het vonnis van 22 juni 2023 volgt dat CHC c.s. voor iedere keer dat zij handelt in strijd met voornoemde veroordeling, hoofdelijk wordt veroordeeld om aan RAI een dwangsom te betalen van € 100.000, tot een maximum van € 2.500.000,00 is bereikt. RAI stelt dat CHC c.s. na 22 juni 2023 deze verplichtingen meerdere keren niet is nagekomen, en dat zij de maximale dwangsom van € 2.500.000,00 heeft verbeurd.
-
Aanschrijven van 28 partijen
5.27.
Ter onderbouwing van de overtredingen stelt RAI allereerst, onder verwijzing naar een brief van CHC c.s. van 29 juni 2023 met bijlage (productie 35 RAI), dat CHC c.s. achtentwintigtwintig partijen aan wie zij plattegronden voor de waterbeurs 2024 heeft verstrekt, heeft aangeschreven met de tekst “
according to the company’s policies regarding the 2024 Water Treatment Exhibition, we will recieve information consultation or booth reservations starting from June 30, 2023”. Van slechts vijf van deze berichten kan RAI verifiëren dat deze daadwerkelijk vóór het vonnis van 22 juni 2023 zijn verstuurd. Ten aanzien van de overige drieëntwintig partijen moet volgens RAI worden aangenomen dat de verzending van de berichten na het vonnis heeft plaatsgevonden, omdat CHC c.s. ten aanzien van die partijen niet zou hebben aangetoond dat die verzending van vóór 22 juni 2023 dateert. Ten aanzien van negen partijen is volgens RAI weliswaar correspondentie overgelegd, maar daaruit volgt volgens haar niet dat de berichten al vóór het vonnis zijn verzonden. Bij gebrek aan onderbouwing dient ervan uitgegaan te worden dat de berichten pas na het vonnis zijn verzonden, nu de betreffende correspondentie zich in het domein van CHC c.s. bevindt, aldus RAI.
5.28.
CHC c.s. betwist dat de berichten als verkoop- en/of promotieactiviteiten kunnen worden beschouwd, nu de berichten slechts een zakelijke mededeling bevatten. Bovendien betwist zij dat de berichten na het vonnis van 22 juni 2023 zijn verzonden. Dat de berichten ervóór zijn verzonden, zou volgens CHC c.s. volgen uit de door CHC c.s. als productie VI in het geding gebrachte intrekkingen met daarin (op de laatste pagina) omcirkeld de data. Bovendien wijst CHC c.s. op de brief van 3 juli 2023 waarin zij reeds heeft uitgelegd dat alle berichten vóór het vonnis van 22 juni 2023 zijn verzonden en dat als de berichten van na het vonnis zouden dateren, CHC c.s. daarin wel de nieuwe ‘
communication date’ zou hebben genoemd. Het was niet aan CHC c.s. om te onderbouwen dat de brieven voor het vonnis zijn verzonden. Een verplichting om die correspondentie aan RAI te sturen, volgt ook niet uit het vonnis van 22 juni 2023, aldus CHC c.s.
5.29.
De rechtbank stelt vast dat de mededelingen van CHC c.s. moeten worden beschouwd als een verkoop- en/of promotieactiviteit onder de SA. Indien CHC c.s. – zoals zij stelt – slechts plattegronden voor haar waterbeurs in 2024 aan die partijen heeft verzonden, past het CHC c.s. niet om daarbij uit eigen beweging partijen te berichten dat zij vanaf 30 juni 2023 bij haar terecht konden voor informatie en reserveringen voor die waterbeurs. Door die informatie aan 28 partijen te verstrekken, is de verkoop voor de waterbeurs 2024 gepromoot en is dus in strijd gehandeld met de SA.
5.30.
Het is echter de vraag of CHC c.s. daarmee ook in strijd heeft gehandeld met het vonnis van 22 juni 2023 en of de berichten dus zijn verzonden ná 22 juni 2023. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de overgelegde correspondentie (de negen berichten bij de brief van 29 juni 2023 (productie 35 RAI), en de als productie VI door CHC c.s. overgelegde berichten) voor het overgrote gedeelte niet worden afgeleid op welke datum de mededelingen precies zijn verzonden. De bij de brief van 29 juni 2023 gevoegde correspondentie zal in ieder geval zijn verzonden vóór 29 juni 2023, maar of de berichten ook voor 22 juni 2023 zijn verzonden, volgt hier niet uit. Alleen uit de schermafbeeldingen op pagina 3 en 10 van productie VI (p. 18 betreft hetzelfde bericht als op p. 10), die ook op de laatste pagina zijn opgenomen, volgt dat aan twee partijen de mededelingen op 27 mei 2023 zijn verzonden. In enkele berichten wordt weliswaar een datum van voor 22 juni 2023 genoemd (zie p. 6 (zelfde bericht staat op p. 19 en 21) en p. 12), maar bij de mededeling zelf staat geen datum, zodat hieruit niet kan worden afgeleid dat die vóór 22 juni 2023 zijn verzonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft CHC c.s. hier ook niet meer duidelijkheid over verschaft. Ten aanzien van de berichten aan 21 van de 23 partijen is dus onduidelijk of die vóór het vonnis zijn verzonden.
5.31.
Hoewel op RAI de bewijslast rust van de schendingen door CHC c.s., waaronder dus ook dat de genoemde mededelingen vóór het vonnis van 22 juni 2023 zijn verzonden, betreft het correspondentie van CHC c.s. aan een andere partij die zich bij uitstek bevindt in het domein van CHC c.s. Van RAI kon dan ook niet gevergd worden dat zij haar stelling op dit punt nader zou onderbouwen, nu voor die onderbouwing gegevens nodig zijn die zich in het domein van CHC c.s. bevinden en zij daartoe geen toegang heeft. Nu CHC c.s. heeft erkend dat zij de berichten heeft verzonden, was het ook aan haar om dan, in het kader van de betwisting, zodanige feitelijke gegevens te verstrekken dat dit RAI aanknopingspunten verschaft voor een eventuele nadere onderbouwing van haar stelling. [7] Nu CHC c.s. dit heeft nagelaten, heeft CHC c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betwist dat de berichten zijn verzonden vóór het vonnis van 22 juni 2023. Dit brengt met zich dat het ervoor moet worden gehouden dat de betreffende 21 berichten alle ná het vonnis van 22 juni 2023 zijn verzonden, waaruit volgt dat sprake is van 21 schendingen van het vonnis.
5.32.
De rechtbank begrijpt dat CHC c.s., gelet op de verwijzing naar haar brief van 3 juli 2023, ook nog aanvoert dat als de mededelingen na het vonnis zouden zijn verzonden, het logisch was geweest dat in de mededeling de nieuwe ‘
communication date’ zou zijn opgenomen (zie hiervoor onder 3.20). Op zich is dat juist, maar het biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwing dat de mededelingen daadwerkelijk voor het vonnis van 22 juni 2023 zijn verzonden.
-
Website, LinkedIn en Wechat
5.33.
Onder verwijzing naar een WeChat-bericht van 14 juli 2023, een LinkedIn-bericht van 19 juli 2023 en een schermafbeelding van de website [internetsite 1] van 20 juli 2023, stelt RAI dat CHC c.s. 5.2 van het dictum van het vonnis van 22 juni 2023 in ieder geval drie keer heeft geschonden, omdat die berichten en het lanceren van de website dateren van na het vonnis en verkoop- en/of promotieactiviteiten betreffen die in strijd zijn met artikel 2.4 SA.
5.34.
CHC c.s. betwist dat sprake is van verkoop- en/of promotieactiviteiten. De door RAI genoemde berichten en de website zouden geen betrekking hebben op de waterbeurs 2024, maar op de Wietec beurzen. Die beurzen mocht zij hoe dan ook organiseren, en daarvoor mocht zij ook verkoop- en promotieactiviteiten ontplooien.
5.35.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft RAI voldoende toegelicht dat CHC c.s. met het plaatsen van de twee genoemde berichten en het lanceren van de website in strijd met artikel 2.4 SA de verkoop voor haar waterbeurs 2024 actief heeft gepromoot. Op de website (althans de websites waarnaar wordt gelinkt) en in het LinkedIn- en WeChat-bericht wordt actief reclame gemaakt voor de “
16th Shanghai International Water Show” (zie hiervoor ook onder 3.22 en 3.23). Anders dan CHC c.s. betoogt, wordt niet alleen reclame gemaakt voor Wietec beurzen, maar ook specifiek voor de waterbeurs. Onder 3.3.7. van de conclusie van antwoord lijkt CHC c.s. overigens ook impliciet te erkennen dat zij verkoop- en/of promotieactiviteiten verrichtte voor haar waterbeurs in 2024, omdat RAI ten onrechte de schijn zou hebben gewekt dat CHC c.s. uit de markt was gestoten en in 2024 geen beurs zou organiseren.
5.36.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van drie schendingen van 2.4 SA en daarmee van 5.2. van het dictum van het vonnis van 22 juni 2023.
-
Zestien ‘participating companies’
5.37.
Volgens RAI heeft CHC c.s. voorts 5.2. van het dictum van het vonnis van 22 juni 2023 zestien keer geschonden. Hiertoe voert zij aan dat op de website [internetsite 1] wordt doorverwezen naar de websites [internetsite 2] en [internetsite 3] , en dat op die twee websites - onder ‘
participating companies’ - in totaal zestien logo’s van bedrijven zijn opgenomen, zoals volgt uit de schermafbeelding van die websites op 20 juli 2023 (zie hiervoor onder 3.24). Daaruit volgt dat CHC c.s. in strijd met de SA voor het aflopen van de verlengde
communication datein ieder geval met die zestien bedrijven contracten heeft gesloten voor de waterbeurs 2024, hetgeen zestien schendingen oplevert, aldus RAI.
5.38.
CHC c.s. heeft het voorgaande onvoldoende bestreden. CHC c.s. heeft niet, althans niet gemotiveerd betwist dat CHC c.s. met de genoemde bedrijven contracten voor de waterbeurs 2024 is aangegaan. Voor zover het verweer van CHC c.s. zo begrepen moet worden dat met de betreffende partijen gecontracteerd is voor andere Wietec-beurzen, heeft zij dit naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende onderbouwd, terwijl dit, gelet op de deugdelijke onderbouwing van RAI, wel van haar verwacht mocht worden. Als vaststaand dient dan ook te worden aangenomen dat CHC c.s. in strijd met artikel 2.4 SA contracten heeft gesloten met de zestien bedrijven waarvan de logo’s op genoemde websites zijn vermeld.
5.39.
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van zestien schendingen van 5.2. van het dictum van het vonnis van 22 juni 2023.
Verschuldigde dwangsom op grond van 5.3. van het dictum
5.40.
In 5.3. van het dictum van het vonnis van 22 juni 2023 is CHC c.s., voor iedere keer dat in strijd met 5.2. van het dictum wordt gehandeld, hoofdelijk veroordeeld om aan RAI een dwangsom te betalen van € 100.000,00, en tot een maximum van € 2.500.000,00. Dit betekent dat het maximum van € 2.500.000,00 wordt bereikt als sprake is van minimaal 25 schendingen.
5.41.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat sprake is van minimaal 25 schendingen (te weten 37 schendingen). CHC c.s. hebben dus een bedrag aan dwangsommen verbeurd van € 2.500.000,00.
Overige gestelde schendingen
5.42.
Aangezien de maximale dwangsom is verbeurd, kunnen hier onbesproken blijven de overige door RAI gestelde schendingen wegens het aangaan van overeenkomsten met Hangzou en Morejoy op 28 juni 2023 en het doen van een aanbieding aan Atlas Filtri.
Overtredingen van 5.4. van het dictum
5.43.
Op grond van 5.4. van het dictum van het vonnis van 22 juni 2023 diende CHC c.s. onder meer binnen zeven kalenderdagen:
onmiddellijk en onherroepelijk nog niet geaccepteerde aanbiedingen in strijd met 2.4 SA in te (doen) trekken,
in strijd met 2.4 SA aangegane overeenkomsten te (doen) beëindigen en
RAI afschriften van de intrekkingen en beëindigingen te verstrekken.
Uit 5.5. van het dictum volgt dat een dwangsom verschuldigd is van € 25.000,00 voor iedere keer dat in strijd daarmee wordt gehandeld, en voorts een dwangsom van € 10.000,00 per dag of dagdeel bij voortduring daarvan met een maximum van € 2.500.000,00.
RAI stelt dat CHC c.s. deze verplichtingen een aantal keer heeft geschonden, en dat zij de maximale dwangsom van € 2.500.000,00 heeft verbeurd.
-
Stoner, Tianyi en Weiside: intrekken aanbiedingen en beëindigen overeenkomsten
5.44.
RAI stelt dat CHC c.s. in strijd met 5.4. van het dictum heeft gehandeld door de aanbiedingen aan Stoner, Tianyi en Weiside niet in te trekken. De mededeling
“according to the company policies, regarding the 2024 Water Treatment Exhibition, we will receive information consultation or booth reservations starting from June 30, 2023”die CHC c.s. aan de drie partijen heeft verstuurd, volstaan niet als een intrekking als bedoeld in 5.4. van het dictum. Dat partijen die mededeling ook niet als zodanig hebben begrepen, volgt uit de
reactie van Stoner: “
ok, leave it then, still has this price later?”, aldus RAI.
5.45.
CHC c.s. betwist dat de gedane mededelingen niet als een intrekking zouden kwalificeren. Dat Stoner in reactie op de mededeling vraagt of de prijs ook later geldt, zou CHC c.s. niet kunnen worden toegerekend.
5.46.
Tussen partijen is niet in geschil dat CHC c.s. Stoner, Tianyi en Weiside vóór het vonnis van 22 juni 2023 aanbiedingen heeft verstuurd voor haar waterbeurs in 2024. Op grond van het vonnis diende CHC c.s. deze aanbiedingen in te trekken, en afschriften van de intrekkingsberichten aan RAI toe te sturen. In de mededelingen, die door CHC c.s. overigens al vóór het vonnis van 22 juni 2023 aan Stoner, Tianyi en Weiside zijn verzonden, is naar het oordeel van de rechtbank niet een intrekking van de aanbieding voor de waterbeurs 2024 te lezen. Uit de mededeling valt slechts op te maken dat vanaf 30 juni 2023 reserveringen in behandeling kunnen worden genomen. Nu de aanbiedingen niet zijn ingetrokken, is sprake van drie voortdurende schendingen van 5.4. van het dictum.
Verschuldigde dwangsommen op grond van 5.5 van het dictum
5.47.
Op grond van 5.5. van het dictum is voor iedere keer dat CHC c.s. in strijd met 5.4. van het dictum handelt een dwangsom verschuldigd van € 25.000,00, alsmede een dwangsom van € 10.000,00 per dag of dagdeel dat dit (nalaten te) handelen voortduurt. Dit brengt drie schendingen (€ 75.000,00) mee, alsmede € 30.000,00 per dag. Doordat de aanbiedingen niet zijn ingetrokken zijn de dwangsommen 81 dagen na 29 juni 2023 voor het maximale bedrag van € 2.500.000,00 verbeurd.
Overige gestelde schendingen
5.48.
Nu reeds de maximale dwangsom van € 2.500.000,00 is verbeurd, zal de rechtbank onbesproken laten of CHC c.s. 5.4. van het dictum heeft geschonden doordat zij – zoals RAI heeft gesteld – aan de 23 partijen aan wie een plattegrond is verstuurd (zie 3.19) ook een aanbod heeft gedaan die zij niet heeft ingetrokken en dat zij de na het vonnis van 22 juni 2023 gesloten overeenkomsten met Morejoy en Hangzou niet heeft beëindigd, of daarvan afschriften heeft toegestuurd.
Het kortgedingvonnis van 21 augustus 2023
Overtredingen van 7.2. van het dictum: verwijderen gepubliceerde informatie
5.49.
In het tweede kortgedingvonnis van 21 augustus 2023, dat op 24 augustus 2023 aan CHC c.s. is betekend, is CHC c.s. onder 7.2. van het dictum bevolen om binnen zeven kalenderdagen na het vonnis onmiddellijk en onherroepelijk alle gepubliceerde informatie die refereert aan de door haar te organiseren waterbeurs in China in 2024, waaronder maar niet beperkt tot informatie gepubliceerd via WeChat, bij persbericht, Linkedin-post of op [internetsite 1] en alle webpagina’s waarnaar deze pagina doorlinkt, te verwijderen. Uit 7.3. van het dictum volgt dat een dwangsom van € 10.000,00 verschuldigd is voor iedere keer dat in strijd daarmee wordt gehandeld, en voorts een dwangsom van € 10.000,00 per dag of dagdeel bij voortduring daarvan met een maximum van € 1.000.000,00.
5.50.
RAI stelt dat CHC c.s. deze verplichtingen een aantal keer heeft geschonden, en dat zij daarmee de maximale dwangsom van € 1.000.000 heeft verbeurd. Hiertoe stelt RAI dat CHC c.s. heeft nagelaten om uiterlijk 28 augustus 2023 (zeven kalenderdagen na het vonnis van 21 augustus 2023) te verwijderen:
(i) het Linkedln-bericht van 19 juli 2023 (productie 42 RAI);
(ii) de website [internetsite 1] ;
(iii) de website [internetsite 2] ;
(iv) de website [internetsite 3] ; en
(v) de
tweeWeChat-berichten, zoals genoemd in de brief van RAI aan CHC c.s. van 23 augustus 2023 (productie 75 RAI).
Dit zouden zes voortdurende schendingen opleveren in de periode na 28 augustus 2023 tot 15 september 2023, waardoor de maximale dwangsom van € 1.000.000,00 is verbeurd.
5.51.
CHC c.s. heeft niet betwist dat de berichten en de websites niet zijn verwijderd. Zij stelt echter dat CHC c.s. opdracht heeft gegeven om de websites en het LinkedIn-bericht aan te passen, zodat deze alleen naar – wel toegestane – informatie zouden verwijzen. Tegelijkertijd stelt CHC c.s. echter ook dat zij tot haar verbijstering is geconfronteerd met misleidende en kwalijke berichtgeving van RAI, waarmee de suggestie is gewekt dat er in het geheel geen beurs wordt gehouden. Als vastgesteld wordt dat CHC c.s. in strijd met het vonnis heeft gehandeld, is dit handelen van CHC c.s. veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van RAI, aldus CHC c.s.
5.52.
De rechtbank acht, gezien deze betwisting, de stelling van RAI, dat ten aanzien van de websites en het LinkedIn-bericht sprake was van vier schendingen, onvoldoende onderbouwd. Van RAI had een nadere onderbouwing mogen worden verwacht van haar stelling dat sprake is geweest van schendingen, bijvoorbeeld door het in het geding brengen van schermafbeeldingen van de websites en het LinkedIn-bericht ten tijde van de periode dat de schendingen zouden hebben plaatsgevonden.
5.53.
CHC c.s. heeft verder niet betwist dat de WeChat-berichten niet zijn verwijderd. Ook heeft zij niet gesteld dat zij die berichten heeft aangepast, in die zin dat informatie die refereert aan de door CHC c.s. te organiseren waterbeurs in China in 2024 is verwijderd. Dit betekent dat in ieder geval sprake is van twee voortdurende schendingen van 7.2. van het dictum van het vonnis van 21 augustus 2023.
5.54.
De rechtbank stelt dan ook vast dat, gelet op 7.2. van het dictum van het vonnis van 21 augustus 2023, sprake is van twee voortdurende schendingen in de periode van
29 augustus 2023 tot 15 september 2023. Gelet hierop heeft CHC c.s. een dwangsom verbeurd van € 360.000,00 (18 kalenderdagen x 2 x € 10.000,00).
Overtredingen artikel 7.4 van het dictum: intrekken vanaf 22 juni 2023 gedane aanbiedingen en beëindigen overeenkomsten
5.55.
Op grond van 7.4. van het dictum van het vonnis van 21 augustus 2023 diende CHC c.s. onder meer binnen zeven kalenderdagen onmiddellijk en onherroepelijk nog niet geaccepteerde, vanaf 22 juni 2023 gedane, aanbiedingen in strijd met 2.4 SA in te (doen) trekken, in strijd met 2.4 SA vanaf 22 juni 2023 aangegane overeenkomsten te (doen) beëindigen en RAI afschriften van de intrekkingen en beëindigingen te verstrekken. Uit 7.5. van het dictum volgt dat een dwangsom verschuldigd is van € 5.000,00 voor iedere keer dat in strijd daarmee wordt gehandeld, en voorts een dwangsom van € 5.000,00 per dag of dagdeel bij voortduring daarvan met een maximum van € 500.000,00. RAI stelt dat CHC c.s. deze verplichtingen een aantal keer heeft geschonden, en dat zij de maximale dwangsom van € 500.000,00 heeft verbeurd.
5.56.
RAI stelt allereerst dat CHC c.s. geen enkel bericht over de intrekking van aanbiedingen of het beëindigen van overeenkomsten heeft gestuurd, en dat dit een schending betreft. Daarnaast stelt RAI dat CHC c.s. 7.4. van het dictum heeft geschonden door de overeenkomsten met Morejoy en Hangzhou van 28 juni 2023 niet te beëindigen, en – zo begrijpt de rechtbank de stellingen van RAI – van de beëindigingen dus ook geen bewijs heeft verstrekt.
5.57.
CHC c.s. betwist dat sprake is van schendingen. Zij zou de overeenkomsten met Morejoy en Hangzou hebben beëindigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft CHC c.s. aangevoerd dat de overeenkomsten voor andere Wietec-beurzen zijn aangegaan, waardoor niet in strijd met artikel 2.4 SA werd gehandeld.
5.58.
De rechtbank meent allereerst dat geen sprake is van een schending wegens het in het geheel niet berichten over de intrekking van aanbiedingen of het beëindigen van overeenkomsten. Dat CHC c.s. geen bericht heeft gestuurd over de intrekking van aanbiedingen of het beëindigen van overeenkomsten levert immers - op zichzelf - geen schending op. Als door CHC c.s. na 22 juni 2023 geen aanbiedingen zijn gedaan of overeenkomsten zijn aangegaan, hoeft CHC c.s. deze immers ook niet in te trekken of te beëindigen en daarover informatie te verstrekken.
5.59.
Naar het oordeel van de rechtbank is CHC c.s., als zij na 22 juni 2023 een concrete aanbieding heeft gedaan of een overeenkomst heeft gesloten, op grond van het tweede vonnis wél gehouden om deze in te trekken of te beëindigen en daarvan afschriften te verstrekken aan RAI.
5.60.
RAI heeft, onder verwijzing naar contracten van 28 juni 2023 (producties 37 en 38 RAI), aangevoerd dat CHC c.s. na het vonnis van 22 juni 2023 contracten heeft afgesloten met Hangzou en Morejoy. CHC c.s. heeft het sluiten van de contracten niet betwist, en heeft alleen gesteld dat de contracten indertijd zijn beëindigd. Hoewel de contracten volgens CHC c.s. zijn beëindigd omdat in strijd met de SA werd gehandeld, neemt dit niet weg dat CHC c.s. daarmee erkent dat zij in strijd met 5.2. van het dictum van het vonnis van 22 juni 2023 op 28 juni 2023 contracten is aangegaan met deze twee partijen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft CHC c.s. haar tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebrachte stelling dat de contracten niet voor de waterbeurs, maar voor andere Wietec-beurzen zouden zijn afgesloten, niet onderbouwd. De omstandigheid dat CHC c.s. naar eigen zeggen de contracten met Hangzou en Morejoy nadien heeft beëindigd, lijkt nu juist te bevestigen dat het om in strijd met de SA gesloten contracten voor de waterbeurs 2024 ging en niet om contracten voor andere beurzen.
5.61.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verder in het midden blijven of CHC c.s. deze overeenkomsten daadwerkelijk heeft beëindigd. Immers, CHC c.s. heeft 7.4. van het dictum ofwel geschonden door de twee overeenkomsten niet te beëindigen, ofwel heeft zij nagalaten daarvan afschriften aan RAI te verstrekken. In beide gevallen is sprake van twee voortdurende schendingen.
5.62.
De maximale dwangsom van € 500.000,00 was CHC c.s. op grond van 7.5. van het dictum van het vonnis van 21 augustus 2023 reeds 50 dagen na 28 augustus 2023 verschuldigd (50 kalenderdagen x 2 x € 5.000,00).
Vermindering verschuldigde dwangsommen
5.63.
Uit het voorgaande volgt dat CHC c.s. op grond van de vonnissen van 22 juni 2023 en 21 augustus 2023 in totaal een bedrag van € 5.860.000,00 (€ 2.500.000 + € 2.500.000 + € 360.000 + € 500.000) aan dwangsommen heeft verbeurd.
5.64.
CHC c.s. heeft nog een aantal verweren gevoerd waarom de dwangsommen niet, of niet geheel, verschuldigd zouden zijn. Zij stelt dat er aanleiding is voor een ‘proportionele verschuldigdheid’ van dwangsommen, dat de hoogte van de verbeurde dwangsommen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, en dat sprake is van eigen schuld van RAI.
5.65.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat eenmaal verbeurde dwangsommen voor het gehele bedrag verbeurd blijven en dat een rechter niet tot aanpassing van het bedrag van de verbeurde dwangsom kan overgaan. Wel kan op grond van artikel 611d lid 1 Rv de rechter die een dwangsom heeft opgelegd, op vordering van de veroordeelde, de dwangsom opheffen, de looptijd ervan opschorten gedurende de door hem te bepalen termijn of de dwangsom verminderen, in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de veroordeelde om aan de hoofdveroordeling te voldoen. Dit betreft een exclusieve bevoegdheid van de ‘dwangsomrechter’. Aangezien in dit geval de voorzieningenrechter de dwangsommen heeft opgelegd, komt de rechtbank als bodemrechter geen wijzigingsbevoegdheid toe ten aanzien van die dwangsomveroordeling. [8] Gelet hierop kunnen de verweren van CHC c.s. niet slagen.
Belang bij innen dwangsommen?
5.66.
Ook heeft CHC c.s. nog aangevoerd dat de beursactiviteiten van RAI in China naar een andere vennootschap zijn overgegaan, waardoor RAI geen belang meer zou hebben bij het innen van de dwangsommen en dus ook geen belang meer zou hebben bij haar vorderingen.
5.67.
Dit verweer gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Tijdens de mondelinge behandeling is weliswaar duidelijk geworden dat de beursactiviteiten van RAI op een gegeven moment (eind 2023 – maart 2024) in RAI Markets zijn ondergebracht. Echter, ten tijde van de vonnissen van 22 juni 2023 en 21 augustus 2023 en het verbeuren van de dwangsommen, was dit nog niet het geval. Reeds gelet hierop heeft RAI nog altijd belang bij het innen van de dwangsommen.
5.68.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat CHC c.s. een dwangsom van € 5.860.000,00 heeft verbeurd. Ook zal de rechtbank CHC c.s., als gevorderd, hoofdelijk veroordelen tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van dagvaarding, zijnde 13 maart 2024.
Schadestaat
5.69.
RAI vordert CHC c.s. ook te veroordelen tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Aan die vordering legt RAI ten aanzien van CHC c.s. ten grondslag dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de SA en de twee vonnissen van de kortgedingrechter. De schendingen van de SA en de twee kortgedingprocedures en vonnissen zouden tot een onrechtmatige voorsprong van CHC c.s. op de markt van waterbeurzen hebben geleid.
5.70.
CHC c.s. betwist de schendingen, en stelt bovendien dat het niet nakomen van een vonnis niet tot een tekortkoming kan leiden.
5.71.
RAI heeft de volgende schendingen van de artikelen 2.2, 2.4, 3.2 en 3.4 van de SA gesteld die zij vóór het kortgedingvonnis van 22 juni 2023 zou hebben geconstateerd:
een aanbod van CHC c.s. aan Stoner op 18 mei 2023 (schending 2.4 SA), met toezending van een plattegrond waarin is vermeld ‘
16th2024 Shanghai International Water Exhibition’ (schending 3.4 SA);
een aanbod van CHC c.s. aan Tianyi en het toekennen van plaatsen aan zeventien exposanten, waaronder Stoner, voor de ‘
Aquatech China 2024’ beurs, zoals volgt uit de door CHC c.s. aan Tianyi op 10 mei 2023 toegezonden plattegrond (zeventien schendingen van artikel 2.4 SA), met vermelding op die plattegrond van de exclusief aan RAI toebehorende merknaam ‘
AquatechChina 2024’ (schending artikel 3.2 SA);
een overeenkomst die CHC c.s. op 16 mei 2023 met Shuangna sloot voor een plek als exposant op de waterbeurs van CHC van 2024 (schending artikel 3.2 SA);
een aanbod van CHC c.s. aan WSD op 17 mei 2023 voor een plek als exposant op de waterbeurs van CHC van 2024 (schending 3.2);
een - op 28 juni 2023, maar volgens RAI onjuist gedateerde - overeenkomst die CHC c.s. met Mizi sloot voor een plek als exposant op de waterbeurs van CHC van 2024 (schending 2.4 SA).
Verder heeft RAI nog benoemd dat:
6. CHC c.s. in een e-mail van 23 mei 2023 met informatie over Aquatech beurs China 2023, en op de badges van bezoekers van die Aquatech beurs, het logo van Wietec groter en prominenter heeft weergegeven dan het Aquatech logo (schending artikel 2.2 SA);
7. RAI tijdens een rondgang op de Aquatech beurs China van 2023 heeft begrepen dat tientallen exposanten door medewerkers van CHC c.s. zijn benaderd voor de waterbeurs van CHC c.s. in 2024, en dat een deel ook al aanbetalingen zou hebben gedaan en/of een overeenkomst zouden hebben gesloten;
8. CHC c.s. op de Aquatech beurs China 2023 adverteerde met posters voor de Wietec-beurs in 2024, waarop ook - uitsluitend - het Wietec-logo zichtbaar was (schendingen van artikel 2.2 en 2.4 SA).
5.72.
CHC c.s. heeft de schendingen onder 1. t/m 6. niet gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
5.73.
Wat betreft de gestelde schending onder 7. heeft CHC c.s. betwist dat zij tientallen exposanten heeft benaderd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze gestelde schending te algemeen om te kunnen vaststellen. De rechtbank kan alleen concrete schendingen van de SA vaststellen.
5.74.
Ten aanzien van de gestelde schending onder 8. heeft CHC c.s. het verweer gevoerd dat het haar wél was toegestaan om verkoop- en/of promotieactiviteiten te verrichten voor de Wietec beurs. Dat is op zichzelf niet onjuist, maar uit artikel 2.2 volgt ook dat, voor zover er in relatie tot de Aquatech beurs China 2023, waar de posters werden getoond, dergelijke promotieactiviteiten zouden worden verricht, het Aquatech logo zichtbaar moest zijn in dezelfde grootte als het Wietec logo. Dat deze afspraak niet is nageleefd, is niet betwist en levert een schending van de SA op.
5.75.
RAI stelt in aanvulling op voornoemde schendingen ook na het vonnis van 22 juni 2023 (eerdere) schendingen door CHC c.s. van de SA te hebben geconstateerd. Het betreft de volgende schendingen:
9. uit het door CHC c.s. zelf opgestelde en verzonden overzicht bij brief van 29 juni 2024 (productie 35 RAI) volgt dat met nog 34 exposanten contact is geweest over de in 2024 te organiseren waterbeurs en dat aan 28 van die exposanten een plattegrond is verstrekt;
10. aan 23 partijen is een plattegrond verstrekt;
11. aan deze 23 partijen is ook een aanbod gedaan;
12. er is een plattegrond gedeeld met Atlas Filtri en er is haar een aanbod gedaan.
5.76.
Ook de gestelde schending onder 9. heeft CHC c.s. niet, althans onvoldoende weersproken. Overigens is gebleken dat van de 34 exposanten die in dat overzicht zijn opgenomen, er kennelijk in elk geval zeventien een plaats op de beurs toegekend hebben gekregen, aangezien die zeventien exposanten zijn opgenomen in de hiervoor onder 5.71 sub 2 genoemde plattegrond.
5.77.
Wat betreft de gestelde schending onder 10. heeft CHC c.s. niet betwist dat aan die exposanten een plattegrond is verstuurd, zodat dit schendingen opleveren van de SA. Wel heeft CHC c.s. betwist dat die exposanten ook een aanbod is gedaan. Hoewel niet uit te sluiten is dat CHC c.s. die partijen een aanbod heeft gedaan, heeft RAI dit onvoldoende onderbouwd. De omstandigheid dat een plattegrond is verstrekt hoeft immers niet te betekenen dat ook daadwerkelijk een aanbod is gedaan, zodat de onder 11. gestelde schending van de SA niet is komen vast te staan.
5.78.
De gestelde schending onder 12., dat met Atlas Filtri een plattegrond is gedeeld en dat deze partij een aanbod is gedaan, heeft RAI wel aangetoond. Uit een interne e-mailwisseling van RAI van 18 juli 2023 kan worden afgeleid dat een medewerker van RAI met een medewerker van Atlas Filtri heeft gesproken, dat die medewerker van Altlas Filtri vervolgens de (van CHC c.s.) ontvangen plattegrond met RAI heeft gedeeld en heeft verteld dat Atlas Filtri middels een telefoongesprek een deadline had gekregen om zich in te schrijven voor de volgende beurs met ‘een zeer aantrekkelijk tarief voor
rebookers’. CHC c.s. heeft één en ander naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd bestreden.
5.79.
Verder stelt de rechtbank vast dat bij de beoordeling van de verschuldigdheid van de dwangsommen reeds de volgende – door RAI gestelde – toerekenbare tekortkomingen zijn geconstateerd:
13. het aanschrijven van 28 partijen in strijd met artikel 2.4 SA, zoals ook volgt uit het overzicht bij de brief van 29 juni 2024 (7 aanschrijvingen vóór en 21 na het vonnis, zie hiervoor onder 5.29);
13. de verkoop- en/of promotieactiviteiten voor waterbeurs 2024 in strijd met artikel 2.4 SA via website, LinkedIn en WeChat (zie hiervoor onder 5.36);
13. het sluiten van contracten met ‘zestien
participating companies’ (zie hiervoor onder 5.39);
13. de verkoop- en/of promotieactiviteiten via twee WeChat-berichten, zoals genoemd in de brief van 23 augustus 2023 (zie hiervoor onder 5.50-5.53);
13. het sluiten van contracten met Hangzou en Morejoy (zie hiervoor onder 5.60-5.61).
5.80.
Voor zover uit de vonnissen een (nadere) verplichting onder de SA voortvloeit, zoals de verlenging van de
communication date, brengt het niet in acht nemen daarvan ook een tekortkoming met zich. Het niet intrekken van aanbiedingen of overeenkomsten op grond van de vonnissen kan – zoals CHC c.s. terecht heeft aangevoerd – evenwel niet als een tekortkoming in de nakoming van de SA worden beschouwd, omdat die verplichting niet rechtstreeks uit de SA voortvloeit. Wel zijn dit overigens omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de schadevergoeding, hetgeen, zoals hierna zal blijken, beoordeeld zal dienen te worden in de schadestaatprocedure.
5.81.
Gelet op het voorgaande is CHC c.s. op de hiervoor onder 5.71 (sub 1. t/m 6. en 8.), onder 5.75 (sub 9., 10. en 12.) en onder 5.79 (sub 13. t/m 17.) genoemde punten tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de SA en de vonnissen. Aan de vele sommaties van RAI tot het staken van dat tekortschieten en tot het ongedaan maken van de gevolgen daarvan heeft CHC c.s. geen gehoor gegeven. Dit betekent dat CHC c.s., gelet op artikel 6:74 BW, verplicht is de schade die RAI daardoor lijdt te vergoeden.
5.82.
CHC c.s. heeft tijdens de mondelinge behandeling het verweer gevoerd dat RAI geen belang meer zou hebben bij haar vordering, omdat RAI de waterbeurs in 2024 niet zelf heeft georganiseerd, maar de organisatie van de waterbeurs in China vanaf eind 2023 bij een andere vennootschap heeft ondergebracht. Daardoor kan RAI geen schade hebben geleden en dient de vordering te worden afgewezen, aldus CHC c.s.
5.83.
RAI heeft een verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is, naast het vaststaan van de grondslag voor aansprakelijkheid, vereist dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden aannemelijk is. De rechtbank is van oordeel dat deze - lage - drempel voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is gehaald. RAI heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij mogelijk schade heeft geleden, doordat zij, als gevolg van de schendingen door CHC c.s., in ieder geval vanaf halverwege 2023 extra promotieactiviteiten heeft moeten verrichten om het nadeel van die schendingen weg te nemen. Dit is reeds voldoende voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure. Dat de organisatie van de waterbeurs van RAI in 2024 eind 2023/begin 2024 is ondergebracht in een andere vennootschap, kan hier niet aan af doen. In hoeverre het onderbrengen van de organisatie van de waterbeurs in een andere vennootschap van invloed is op de hoogte van de door CHC c.s. aan RAI verschuldigde schadevergoeding zal in de schadestaatprocedure aan bod kunnen komen.
Proceskosten
5.84.
CHC c.s. is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van RAI worden begroot op:
- griffierecht
5.929,00
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten × € 4.357,00)
Totaal
14.643,00
In reconventie
Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.85.
CHC c.s. stelt zelf in reconventie vorderingen in tegen RAI. Voor zover de vorderingen voortvloeien uit de tussen partijen gesloten SA, volgt uit artikel 17 SA dat op die geschillen Nederlands recht van toepassing is en dat die geschillen aan de rechtbank Amsterdam dienen te worden voorgelegd. De rechtbank is dus bevoegd kennis te nemen van die vorderingen, en daarop is Nederlands recht van toepassing.
5.86.
Ten aanzien van de vordering om voor recht te verklaren dat RAI onrechtmatig zou handelen door inbreuk te maken op het in China geregistreerde merkrecht ‘watertech’, stelt RAI dat dit niet een geschil betreft dat voortvloeit uit de SA, en dat daarop – gelet op artikel 8 lid 1 Rome II Verordening – Chinees recht van toepassing is. Voor zover deze verklaring voor recht verder gaat dan een gestelde schending van artikel 5.4 SA (op grond waarvan het RAI niet was toegestaan om in haar communicatie aan CHC of haar brandnames te refereren), vloeit dit inderdaad niet voort uit de SA.
5.87.
De rechtbank is niettemin, gelet op artikel 4 Verordening Brussel I bis, bevoegd om ook van deze vordering kennis te nemen, nu RAI in Nederland (en in Amsterdam) gevestigd is. [9]
5.88.
Uit artikel 8 lid 1 Rome II Verordening volgt dat de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een intellectueel-eigendomsrecht, wordt beheerst door het recht van het land waarvoor de bescherming wordt gevorderd. In dit geval is dat China, en is dus Chinees recht op deze vordering van toepassing.
Schendingen SA
5.89.
CHC c.s. vordert een verklaring voor recht dat RAI onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de SA. Daarnaast vordert CHC c.s. schadevergoeding nader op te maken bij staat. Van onrechtmatig handelen en/of toerekenbaar tekortschieten door RAI zou sprake zijn, omdat – zo begrijpt de rechtbank de stellingen van CHC c.s. – RAI, kort samengevat:
valse informatie zou verspreiden over CHC c.s. en de door haar te organiseren ‘watershows’,
de goede naam van CHC c.s. schendt,
exposanten zou hebben aangezet om niet met CHC c.s. samen te werken,
medewerkers van CHC c.s. heeft aangezet om over te stappen naar RAI, althans CHC c.s. te verlaten en
inbreuk maakt op de merkrechten en handelsnamen van CHC c.s.
Berichten van [naam 4] en de persberichten van RAI
5.90.
CHC c.s. onderbouwt een groot deel van haar stellingen met berichten van [naam 4] (hierna: [naam 4] ). CHC c.s. heeft, zoals RAI terecht aanvoert, echter niet onderbouwd waarom RAI verantwoordelijk is voor, of waarom RAI - zoals CHC c.s. beweert - de initiator zou zijn van door [naam 4] gepubliceerde of verzonden berichten. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 4] geen medewerker is van RAI. Dat [naam 4] zakelijke banden heeft met een bestuurder van RAI China, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om diens handelen aan RAI toe te rekenen. Voor zover de verwijten van CHC c.s. jegens RAI – al dan niet indirect – op die berichten zijn gebaseerd, zijn deze in zoverre dus onvoldoende onderbouwd.
5.91.
CHC c.s. onderbouwt verder een groot deel van haar stellingen met de (pers)berichten die RAI, naar aanleiding van het vonnis van 22 juni 2023, rond 26 juni 2023 heeft gepubliceerd en heeft gestuurd aan zakenrelaties. Volgens CHC c.s. worden in die berichten onjuiste, misleidende en jegens CHC c.s. diffamerende mededelingen gedaan, waarbij ten onrechte de schijn zou worden gewekt dat CHC c.s. in het geheel geen watergerelateerde beurs zou (mogen) organiseren in 2024. Ook zou RAI in die berichten naar haar eerdere samenwerking met CHC c.s. verwijzen. Met die berichten zou RAI in strijd handelen met de artikelen 3.4, 5.4 en 5.5 SA.
5.92.
RAI betwist niet dat zij de (pers)berichten heeft gepubliceerd of heeft verstuurd, maar wel dat hierin onjuiste of misleidende mededelingen zijn gedaan. De berichten bevatten volgens RAI niet meer dan een neutrale beschrijving van de inhoud van het openbare vonnis van 22 juni 2023. Verder betwist RAI niet dat in de persberichten mededelingen zijn opgenomen over de eerdere samenwerking met CHC c.s., maar voert zij het verweer dat een redelijke uitleg van de SA meebrengt dat het, gelet op de schendingen door CHC c.s., RAI was toegestaan om op een neutrale manier over het vonnis te berichten, althans komt CHC c.s. volgens RAI naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep toe op de SA.
5.93.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat de inhoud van voornoemde (pers)berichten (zie ook hiervoor onder 3.16) onjuist of misleidend zijn. Het betreft een correcte weergave van de uitkomst van het vonnis van 22 juni 2023. Het verwijt van CHC c.s. dat RAI in de berichten de schijn wekt dat CHC c.s. in 2024 geen waterbeurs zou mogen organiseren, deelt de rechtbank niet. In het bericht wordt er immers melding van gemaakt dat partijen nu juist zijn overeengekomen dat beide een eigen beurs organiseren en dat het CHC c.s. tot veel later in het jaar niet is toegestaan verkoop- en/of promotieactiviteiten te verrichten voor haar eigen watershow.
5.94.
Op zichzelf volgt uit artikel 5.4 en 5.5. SA dat het RAI niet was toegestaan om over de eerdere samenwerking met CHC c.s. te berichten. Gelet op de in het vonnis van 22 juni 2023 geconstateerde schendingen van de SA door CHC c.s. zelf, brengt een redelijke uitleg van de SA echter mee dat RAI, zoals zij ook heeft gedaan, op neutrale wijze mocht berichten over het vonnis en de eerdere samenwerking met CHC c.s. Van een schending van de SA is daarom geen sprake. Overigens zou CHC c.s. om die reden ook naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep toekomen op die artikelen uit de SA.
Overige verklaringen
5.95.
Onder verwijzing naar meerdere verklaringen, stelt CHC c.s. dat RAI al voor de
communication dateaan derden heeft laten weten dat partijen uit elkaar zouden gaan. Ook zou RAI tijdens de gezamenlijk georganiseerde waterbeurs van 5 tot en met 7 juni 2023 verwarring hebben veroorzaakt door met een grote groep vertegenwoordigers aanwezig te zijn en contactgegevens uit te wisselen met de deelnemers.
5.96.
Dat RAI voor de ‘
communication date’ met derden over de beëindiging van de samenwerking met CHC c.s. zou hebben gecommuniceerd, wordt weliswaar door CHC c.s. gesteld, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft CHC c.s. dat onvoldoende onderbouwd. Weliswaar heeft CHC c.s. een verklaring in het geding gebracht van haar destijds bij de organisatie van de beurzen betrokken
Head of Membrane Project Sales Team, [naam 5] (productie II), die verklaart dat hij rond februari 2023 van exposanten zou hebben gehoord dat in de toekomst twee afzonderlijke waterbeurzen georganiseerd zullen worden, maar CHC c.s. onderbouwt de juistheid van die verklaring verder niet. In de andere verklaringen komt dit punt niet meer naar voren.
5.97.
Verder ziet de rechtbank niet in waarom RAI in strijd zou handelen met de SA door tijdens de in 2023 georganiseerde waterbeurs met een delegatie aanwezig te zijn en contactgegevens met beursdeelnemers uit te wisselen. CHC c.s. licht ook niet toe welke verplichtingen RAI hiermee zou schenden. Voor zover in de verklaringen wordt gerefereerd aan de (pers)berichten van RAI, geldt dat dit zoals hiervoor is overwogen geen schending betreft van de SA.
5.98.
Uit de berichten van [naam 4] , de persberichten van RAI en de overige verklaringen kan dan ook niet worden vastgesteld dat RAI verplichtingen uit de SA heeft geschonden.
Plaatsing advertentie met gebruikmaking van ‘Shanghai’ en ‘Water’
5.99.
CHC c.s. stelt verder dat RAI in strijd met de SA in haar berichtgeving gebruik heeft gemaakt van de namen 'Shanghai' en 'Water', zoals gepubliceerd op CNENA.com. RAI betwist niet dat dit bericht is geplaatst, maar wel dat dit in haar opdracht is gebeurd. Verder voert zij het verweer dat zij ervoor heeft zorg gedragen dat het bericht, nadat zij daarop was geattendeerd, direct (door derden) is verwijderd.
5.100. Deze gestelde schending heeft reeds enige tijd geleden plaatsgevonden en niet is betwist dat RAI ook direct actie heeft ondernomen om het bericht te verwijderen. Omdat CHC c.s. niet heeft toegelicht welk belang zij in de gegeven omstandigheden nog heeft bij haar vorderingen op dit punt, zullen deze bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Watertech insights
5.101. CHC c.s. stelt ook dat RAI de artikelen 3.3 en 5.4 SA heeft geschonden, door vanaf september 2023 maandelijkse nieuwsbrieven met de titel ‘
Watertech Insights' via LinkedIn te verspreiden. CHC c.s. wijzen erop dat '
Watertech' een handelsnaam is, zoals opgenomen in 2.3 SA en dat partijen in de SA zijn overeengekomen elkaars namen niet te gebruiken. Verder zou het gebruik van deze naam ook een inbreuk vormen op het handelsmerk dat CHC c.s. in China heeft geregistreerd.
5.102. RAI betwist deze schending en stelt dat in de SA alleen de handelsnamen “
Watertech Bejing” en “
Watertech Guangdong” als combinaties zijn opgenomen, en dat het haar dus vrij staat om enkel het woord ‘
watertech’ te gebruiken. Bovendien zou het haar ook vrij staan het woord ‘
watertech’ te gebruiken, omdat het een generiek woord is om de ‘
watertechnology’ sector aan te duiden.
5.103. De rechtbank stelt vast dat in artikel 2.4 SA alleen de combinaties van de namen “
Watertech Bejing” en “
Watertech Guangdong” zijn opgenomen. Het losse woord ‘
watertech’, dat onmiskenbaar een afkorting betreft van ‘
watertechnology’, valt hier niet onder. Reeds hierom is geen sprake van een schending van de SA.
5.104. CHC c.s. heeft ook nog gesteld dat RAI inbreuk maakt op het in China geregistreerde merkrecht ‘
watertech’. Zoals hiervoor onder 5.86 overwogen, is op deze vordering Chinees recht van toepassing. CHC c.s. laat echter na toe te lichten en te onderbouwen waarom het gebruik van het woord ‘
watertech’ naar Chinees recht een schending oplevert. Dit had wel van haar mogen worden verlangd, te meer nu de term ‘
watertech’dus een generiek woord en een afkorting betreft van ‘
watertechnology’. De rechtbank zal deze vordering bij gebrek aan onderbouwing daarom afwijzen.
5.105. Gelet op het voorgaande zullen de hiervoor onder 5.89 genoemde vorderingen van CHC c.s. worden afgewezen.
Ongedaan maken nadeel dwangsomvonnissen
5.106. CHC c.s. vordert ook om te bepalen dat RAI gehouden is om het nadeel van CHC c.s. uit hoofde van de dwangsomvonnissen ongedaan te maken op de voet van artikel 6:103 BW jo 6:127 BW.
5.107. Nu de vordering van CHC c.s. om RAI te veroordelen tot betaling van schadevergoeding zal worden afgewezen, zal de rechtbank ook deze vordering afwijzen.
Verbod inbreuk handelsnamen en merkrechten van CHC c.s.
5.108. CHC c.s. vordert om RAI te verbieden om inbreuk te maken op haar handelsnamen en merkrechten. Zoals hiervoor in 5.99 en 5.100 is overwogen, heeft de rechtbank slechts één – door RAI onbedoelde – schending van de SA kunnen vaststellen die door RAI ook direct is weggenomen. Bovendien is deze schending van ruime tijd geleden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft CHC c.s. dan ook geen rechtens te respecteren belang bij deze vordering. De vordering zal daarom worden afgewezen.
5.109. CHC c.s. is grotendeels in het ongelijk gesteld en wordt daarom, als gevorderd hoofdelijk, in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld in reconventie, die vanwege de verwevenheid met de vorderingen in conventie worden gehalveerd. De proceskosten van RAI worden begroot op:
- salaris advocaat
4.357,00
(2 punten × € 4.357,00 x 0,5)
- nakosten
178,00
Totaal
4.535,00
5.110. De proceskosten zullen, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het vonnis.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
verklaart voor recht dat CHC c.s. ten gunste van RAI een bedrag van € 5.860.000,00 aan dwangsommen heeft verbeurd,
6.2.
veroordeelt CHC c.s. hoofdelijk tot betaling aan RAI van € 5.860.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 maart 2024 tot aan de dag der voldoening,
6.3.
veroordeelt CHC c.s. hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding wegens de hiervoor in 5.81 geconstateerde tekortkomingen, nader op te maken bij staat,
6.4.
veroordeelt CHC c.s. hoofdelijk in de proceskosten van RAI van € 14.643,00,
6.5.
veroordeelt RAI in de proceskosten van [gedaagde 3] van € 11.518,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als RAI niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.6.
veroordeelt RAI tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van [gedaagde 3] als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.7.
veroordeelt RAI in de proceskosten van [gedaagden] van € 11.518,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als RAI niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
6.9.
verklaart de veroordeling onder 6.2 en de proceskostenveroordelingen onder 6.4, 6.5, 6.6 en 6.7 uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.10.
wijst de vorderingen af,
6.11.
veroordeelt CHC c.s. hoofdelijk in de proceskosten van RAI van € 4.535,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als RAI niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.12.
veroordeelt CHC c.s. hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.13.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 6.11 en 6.12 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Scheijde, mr. P. Vrugt en mr. R.W. Keus en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 22 juni 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8844.
2.Rechtbank Amsterdam 21 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:8844.
3.Gerechtshof Amsterdam 29 april 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1123.
4.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
5.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II).
6.Zie HR 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2013:BZ5668, rov. 4.4.1.
7.Zie ook HR 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1058, rov. 3.2
8.Zie ook BenGH 25 september 1986,
9.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).