ECLI:NL:RBAMS:2025:690

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
71.145619.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verboden wapenbezit door broer en zus met lange gevangenisstraffen

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een broer (29 jaar) en zus (32 jaar) die zijn veroordeeld voor verboden wapenbezit. De zaak betreft een huiszoeking op 7 oktober 2020 in een woning en garagebox in Ravels, België, waar een grote hoeveelheid wapens en munitie werd aangetroffen. De vrouwelijke hoofdbewoner, de zus, werd aangehouden, terwijl haar broer, die internationaal werd gezocht, onvindbaar bleef. De rechtbank oordeelde dat gezien de ernst van de feiten, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De man werd veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf, terwijl de vrouw 86 maanden kreeg, mede vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor haar zaak. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict, gezien het grote aantal automatische vuurwapens en munitie dat werd aangetroffen, en de implicaties voor de veiligheid van de samenleving. De rechtbank heeft ook de extraterritoriale werking van de Wet wapens en munitie besproken, waarbij werd vastgesteld dat de Nederlandse strafwet van toepassing was op de feiten die zich in België hadden voorgedaan, gezien de betrokkenheid van Nederlandse verdachten en de dubbele strafbaarheid.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71.145619.23
Datum uitspraak: 4 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1986, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. J.F. de Boer en Z. Trokic.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 7 oktober 2020 in Ravels (België) heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van (automatische) vuurwapens, onderdelen van vuurwapens en munitie.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Tijdens een doorzoeking op 7 oktober 2020 zijn in een garagebox van een woning waar verdachte verbleef verschillende automatische vuurwapens, laders, geluiddempers en munitie aangetroffen. Vervolgens zijn in (een keukenkastje van) de woning zelf meerdere pistolen, laders en munitie aangetroffen. Verdachte had ten aanzien van alle goederen zogeheten beschikkingsmacht: hij had toegang tot zowel de woning (waar hij verbleef) als de garagebox (waarvan hij een sleutel en een afstandsbediening had) en kon dus over alle aangetroffen wapens, onderdelen en munitie beschikken. Bovendien is DNA van verdachte aangetroffen op een van de automatische vuurwapens in de garagebox, net als een vingerafdruk op een plastic zak met munitie. Daarnaast bleek uit onderzoek aan de telefoon van verdachte dat meerdere keren was gezocht op het woord ‘Glock’ en werden zogeheten ‘bookmarks’ aangetroffen die verwezen naar websites die vuurwapens verkopen. Ook was de navigatieapplicatie ‘Waze’ op de telefoon van verdachte geïnstalleerd, met daarin onder andere het adres ‘ [adres] ’. Verdachte heeft dan ook de wapens, hulpstukken en munitie voorhanden gehad.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen en heeft dan ook geen standpunt kenbaar gemaakt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de omstandigheid dat dit feit zowel aan verdachte, als aan zijn zus, medeverdachte [medeverdachte] , ten laste is gelegd, zal de rechtbank bij de bespreking van het feitencomplex ingaan op de betrokkenheid van beide verdachten.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aanleiding
Op 5 oktober 2020 worden in Frankrijk [naam 1] en [naam 2] aangehouden, omdat zij vier machinegeweren, een pistool, munitie en laadpatronen vervoerden. Naar aanleiding van verklaringen van [naam 1] en [naam 2] , alsmede uit informatie van de navigatie-applicatie Waze op de telefoon van [naam 2] komt de Franse politie uit bij de locatie waar deze wapens zouden zijn opgehaald: een woning met bijbehorende garagebox aan de [adres] , België.
Aangetroffen voorwerpen
Op 7 oktober 2020 vindt een huiszoeking plaats in deze woning en bijbehorende garagebox. De deur wordt opengedaan door medeverdachte [medeverdachte] . Op vragen van de politie antwoordt zij dat zij ook een garagebox heeft, maar er zelf niet komt en er ook geen sleutel van heeft. Desalniettemin treft de politie een sleutelbos aan op het aanrecht, waarvan [medeverdachte] stelt dat het haar sleutelbos is. Aan deze sleutelbos wordt een sleutel van de garagebox aangetroffen. Vervolgens wordt de garagebox geopend, waar uiteindelijk 21 automatische vuurwapens (type Kalasjnikov) met 21 laders, vijf pistolen met vijf laders, twee geluiddempers en allerhande munitie worden aangetroffen. [2] In de garagebox worden ook verschillende onderdelen voor een drugpers aangetroffen. [3] In een kast in de keuken van het appartement worden vervolgens nog eens vijf pistolen, negen laders en allerhande munitie aangetroffen. Ook wordt in de woning een grote hoeveelheid cash geld (bijna € 150.000,-) [4] en een hoeveelheid hasj en cocaïne aangetroffen. [5]
In het dossier komt duidelijk naar voren welke voorwerpen in de woning zijn aangetroffen. Weliswaar staat op een enkele plaats in het dossier vermeld dat bepaalde vuurwapens, hulpstukken en munitie in de garagebox zijn aangetroffen, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank een kennelijke verschrijving. Immers, uit allerlei andere processen-verbaal van de Belgische politie blijkt juist dat deze goederen wel degelijk in een kastje in de keuken zijn aangetroffen. [6] Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over alle voorwerpen die in zowel de woning, als de garagebox zijn aangetroffen. De rechtbank gaat daar hierna op in.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van strafbare wapens of munitie is wetenschap en beschikkingsmacht vereist. Ten aanzien van de wetenschap is “een meer of mindere mate van bewustheid” voldoende: de verdachte moet zich bewust zijn geweest van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. [7] Ten aanzien van de beschikkingsmacht geldt dat het wapen of de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van verdachte hoeft te bevinden. Ook kunnen meerdere personen op enig moment beschikkingsmacht over een wapen hebben.
De verblijfplaats van verdachten
In het geval van verdachte [medeverdachte] geldt dat zij hoofdbewoner is van het adres [adres] (België), het appartement waar in een kast in de keuken – zo heeft de rechtbank zojuist vastgesteld – verschillende vuurwapens, hulpstukken en munitie zijn aangetroffen.
Ondanks dat verdachte niet stond ingeschreven op het adres van zijn zus, blijkt wel dat hij daar veelvuldig aanwezig was. Zo heeft de verhuurder en eigenaar van de woning verklaard dat verdachte de huur betaalde [8] en zou hij ook regelmatig met mensen naar de garagebox zijn gegaan. [9] Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij verdachte een dag voor de doorzoeking nog in de buurt heeft gezien en dat zij hadden gesproken over de sleutel van de garagebox, omdat één van hen die sleutel nodig had. [10] Bovendien bevond zich in de woning, behalve een slaapkamer met dameskleding, ook een slaapkamer met herenkleding, herenschoenen, pasfoto’s van verdachte en documenten op zijn naam. [11]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat zowel medeverdachte, [medeverdachte] , als haar broer, verdachte woonachtig waren op het adres [adres] (België), het adres waar (in de woning en een bijbehorende garagebox) alle (automatische) vuurwapens, hulpstukken en munitie zijn aangetroffen.
De wapens in de woning
Kijkend naar de specifieke plek waar de vuurwapens zijn aangetroffen (in een tas in een keukenkastje), bestaat er een sterke indicatie dat beide verdachten als bewoners op de hoogte moeten zijn geweest van de aanwezigheid ervan.
Ten aanzien van [medeverdachte] komt daar bij dat op een onder haar inbeslaggenomen telefoon foto’s van stapels met geld en wapens zijn te zien. [12] Bovendien is een foto aangetroffen van een handvuurwapen met serienummer [nummer] [13] , welk vuurwapen in de keuken is aangetroffen. [14] Ook werd een foto van een vuurwapen aangetroffen met het serienummer [nummer] of [nummer] [15] en tijdens de doorzoeking werd in de keuken een handvuurwapen met serienummer [nummer] aangetroffen. [16] Weliswaar heeft de raadsman van [medeverdachte] gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat medeverdachte deze foto’s heeft genomen, maar de rechtbank vindt dat niet aannemelijk, omdat de foto’s hooguit enkele maanden zijn gemaakt voor de doorzoeking op 7 oktober 2020 en er bovendien ook verschillende foto’s van verdachte zelf op staan, die zij nota bene zelf heeft gemaakt (zogeheten ‘selfies’), net als een foto van haar rijbewijs en identiteitskaart. [17]
Ten aanzien van [verdachte] is verder van belang dat in zijn slaapkamer een handgeschreven notitiebriefje met betrekking tot vuurwapens en munitie is aangetroffen. [18] Daarnaast is op het aanrecht een telefoon aangetroffen die aan [verdachte] kan worden gekoppeld. [19] In deze telefoon staan meerdere afbeeldingen van vuurwapens en onderdelen daarvan. Bovendien blijkt dat meerdere keren is gezocht op (varianten op) de term ‘Glock’ en waren bookmarks aanwezig die verwezen naar websites waarop vuurwapens werden aangeboden. [20]
De wapens in de garagebox
De rechtbank stelt vast dat zowel [medeverdachte] , als [verdachte] vrijelijk toegang hadden tot de garagebox.
[medeverdachte] beschikte over een sleutel en een elektronische afstandsbediening. Zij heeft ook verklaard geregeld in de garagebox te komen en deze de week voor de doorzoeking nog te hebben opgeruimd. [21] Op haar telefoon is ook een foto van de binnenkant van de garagebox aangetroffen met daarop een tas waarin tijdens de doorzoeking vuurwapens zijn aangetroffen. [22]
Ook [verdachte] had toegang tot de garagebox. Zo zou hij volgens de verhuurder en eigenaar regelmatig met mensen kortstondig naar de garagebox gaan [23] en was hij een dag voor de doorzoeking nog in de buurt, waar hij met getuige [getuige] had gesproken over de sleutel van de garagebox, omdat één van hen die sleutel nodig had. [24] Bovendien is in de garagebox, op het stofdeksel van een van de automatische vuurwapens, DNA van [verdachte] aangetroffen. [25] Ook is een vingerafdruk van [verdachte] aangetroffen op een plastic zak waarin munitie was verpakt. [26]
Ten aanzien van beide verdachten geldt verder dat [naam 2] in zijn verhoor bij de Franse politie heeft aangegeven dat hij op 5 oktober 2020 (twee dagen voor de doorzoeking) had gezien dat er in de box verschillende tassen op de grond stonden, identiek aan de tas die hem was gegeven, en er lag ook een tiental handgrepen van geweren van dezelfde soort als die van de Kalasjnikov-geweren op de rekken. [27]
De rechtbank komt dan ook, gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden, tot de conclusie dat beide verdachten ten aanzien van alle aangetroffen wapens en munitie op zijn minst in voorwaardelijke zin opzet hebben gehad op het tezamen en in vereniging voorhanden hebben van de wapens en de munitie. Daarmee is het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 7 oktober 2020 te Ravels tezamen en in vereniging met een ander vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • acht automatische vuurwapens van het merk/type Zastava M70 AB2, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 1, 2, 4, 16, 34, 38, 40, 47) en
  • een automatisch vuurwapen van het merk/type Zastava M70 AB, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 5) en
  • twee automatische vuurwapens van het merk/type Zastava M70 AB1, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 18 en 37) en
  • twee automatische vuurwapens van het merk/type Zastava M70 A, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 39 en 48) en
  • een automatisch vuurwapen van het merk/type Zastava M72 AB1, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 19) en
  • een automatisch vuurwapen van het merk/type Zastava M70 B1, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 20) en
  • een automatisch vuurwapen van het merk/type Zastava M72 B, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 46) en
  • een automatisch vuurwapen van het merk/type Norinco 56, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 3) en
  • drie automatische vuurwapens van het merk/type Norinco 56-1, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 6, 17 en 65) en
  • een automatisch vuurwapen van het merk/type Cugir AIMS, kaliber 7.62x39mm (wapenomschrijving 45) en
  • een pistool van het merk/type Glock 19, kaliber 9x19mm (wapenomschrijving 53),
en
vuurwapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
  • een omgebouwd gaspistool van het merk/type Zoraki 917, kaliber 9x17mm (wapenomschrijving 21) en
  • een omgebouwd gaspistool van het merk/type Zoraki 917, kaliber 9x17mm (9 kort) (wapenomschrijving 22) en
  • een pistool van het merk/type Zastava M57, kaliber 7.62x25mm (wapenomschrijving 24) en
  • een pistool van het merk/type Zastava M57, kaliber 9x19mm (wapenomschrijving 25) en
  • een pistool van het merk/type Beretta M70, kaliber 7.65mm Browning (wapenomschrijving 26) en
  • een pistool van het merk/type CZ P-10 S, kaliber 9x19mm (wapenomschrijving 51) en
  • een pistool van het merk/type Glock 17, kaliber 9x19mm (wapenomschrijving 52) en
  • een pistool van het merk/type Kimber Stainless Pro Raptor II, kaliber 9x19mm (wapenomschrijving 55) en
  • een pistool van het merk/type CZ P-10 C, kaliber 9x19mm (wapenomschrijving 58) en
  • een pistool van het merk/type CZ P-10 S, kaliber 9x19mm (wapenomschrijving 59),
en
onderdelen en hulpstukken als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet wapens en munitie en gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van Wet wapens en munitie, te weten

22 patroonmagazijnen (waarvan een magazijn voor een Glock pistool en 21 patroonmagazijnen voor de aangetroffen machinegeweren) (wapenomschrijving 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 33, 35, 36, 41, 42, 43, 44 en 57),

en
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten:

1352 kogelpatronen van diverse kalibers en fabrikanten (wapenomschrijving 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 35, 36, 41, 42, 43, 44, 54 en 57),

en
een of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I onder 3˚ van de Wet wapens en
munitie, te weten

2 geluiddempers, merk/type onbekend (wapenomschrijving 23 en 27),

voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

De rechtbank heeft op de zitting van 21 januari 2025 het vraagstuk van de extraterritoriale werking van de Wet wapens en munitie opgeworpen. Het is de vraag of en in hoeverre deze wet slechts ziet op gedragingen in Nederland, aangezien bewezen is verklaard dat verdachten de wapens en munitie uitsluitend in België voorhanden hebben gehad. Hiertoe heeft de rechtbank onder meer verwezen naar een arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 juli 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:2739).
De officier van justitie heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat sprake is van absolute verboden en verwezen naar de EU-Richtlijn 2021/555. Op grond daarvan zouden zowel het feit als verdachte strafbaar zijn.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 7, eerste lid, Sr is de Nederlandse strafwet toepasselijk op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld.
Met de implementatie van EU-Richtlijn 2021/555 [28] (de Vuurwapenrichtlijn) is er sprake van harmonisatie van wapencategorieën en de voorwaarden waaronder men wapens en munitie voorhanden mag hebben. De Vuurwapenrichtlijn beoogt onder meer evenwicht te brengen tussen enerzijds de doelstellingen van de interne markt en anderzijds de doelstellingen van het veiligheidsbeleid – dat wil zeggen een hoog niveau van veiligheid en bescherming tegen criminele handelingen en illegale handel – binnen de EU. De Vuurwapenrichtlijn is in (praktisch) alle landen in de EU geïmplementeerd voor wat betreft het onderbrengen van wapens in de onderscheiden categorieën. Die bepalingen zijn in nationaal recht omgezet. Daardoor is sprake van een uniforme aanpak in (in ieder geval) Nederland en België betreffende categorie A (de absolute wapenverboden) en betreffende de vraag wanneer een wapen van categorie B of C vergunningsplichtig is. De rechtbank merkt daarbij op dat het absolute verbod op het verwerven, voorhanden hebben of verhandelen van categorie A wapens, in een beperkt aantal en naar behoren gemotiveerde uitzonderingen, is toegestaan. Dit is op gelijke wijze opgenomen in de Wet wapens en munitie met betrekking tot categorie II vuurwapens en categorie I ongewenste niet-vuurwapens. Met betrekking tot vergunningverlening voor wapens in categorie B (in de Wet wapens en munitie categorie III), stelt de rechtbank vast dat in artikel 10 van de Vuurwapenrichtlijn is bepaald dat niemand op het grondgebied van een lidstaat een vuurwapen van categorie B voorhanden mag hebben zonder dat deze lidstaat de houder daartoe een vergunning heeft verleend en dat indien de houder ingezetene is van een andere lidstaat, deze lidstaat daarvan op de hoogte wordt gesteld. Op overtreding van de vergunningsvoorwaarde is in België straf gesteld.
In dit verband en mede gelet op het Europeesrechtelijke karakter van de aan de bedoelde verboden ten grondslag liggende Vuurwapenrichtlijn, is de rechtbank van oordeel dat de term ‘vergunning’ niet (langer) heeft te gelden als een typisch nationaal bestanddeel op grond waarvan voor het buiten Nederland voorhanden hebben van categorie III-wapens en -munitie de Nederlandse rechter geen rechtsmacht zou toekomen.
Dat de Vuurwapenrichtlijn dateert van na de pleegdatum in deze zaak doet aan het bovenstaande niet af, aangezien uit overweging 1 van de preambule volgt dat deze richtlijn een codificatie vormt van de herhaaldelijk gewijzigde Richtlijn 91/477/EEG [29] omwille van de duidelijkheid en rationele ordening van de tekst, waarbij de voor deze beoordeling relevante onderdelen niet ingrijpend zijn gewijzigd.
Overigens heeft te gelden dat de strafvervolging in Nederland in deze zaak berust op een uitdrukkelijk verzoek tot overname van strafvervolging door een andere EU-lidstaat als bedoeld in artikel 6 van Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging en sprake is van dubbele strafbaarheid, zodat (mede) sprake is van plaatsvervangende rechtsmacht op grond van artikel 8b, eerste lid, Sr.
Het bewezen geachte feit is dus volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar en acht maanden, met aftrek van voorarrest. Ook heeft de officier van justitie op de zitting de gevangenneming van verdachte gevorderd.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn zus, schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Het ging hierbij niet zomaar om een enkel vuurwapen, zij hadden een volledig arsenaal aan zware automatische vuurwapens, pistolen en munitie tot hun beschikking. Dergelijke wapens zijn geschikt om de zwaarste misdrijven, waaronder grootschalige terroristische aanslagen, mee te plegen. Niet alleen het soort wapens dat is aangetroffen, maar ook de hoeveelheid ervan draagt voor de rechtbank bij aan de ernst van het feit. Zo zijn maar liefst 21 automatische vuurwapens, 11 pistolen, 22 magazijnen, 2 geluiddempers, en meer dan 1.300 patronen aangetroffen. Elke dag worden met dergelijke wapens de meest verschrikkelijke misdrijven gepleegd. Niet alleen het criminele circuit, ook de maatschappij ondervindt vaak de (niet zelden noodlottige) gevolgen van de aanwezigheid en het gebruik van dergelijke wapens, wat bijdraagt aan sterke gevoelens van onveiligheid bij onschuldige burgers. Hier komt nog bij dat de woning waar verdachte verbleef is doorzocht naar aanleiding van een in Frankrijk onderschept wapentransport, wat voor de rechtbank een indicatie is dat verdachte de wapens niet alleen maar voorhanden heeft gehad, maar dat hij ook heeft gehandeld in dergelijke (zware) vuurwapens. De rechtbank vindt het bewezen geachte feit dan ook buitengewoon ernstig, waarop alleen kan worden gereageerd met een hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd, ziet de rechtbank aanleiding als uitgangspunt een gevangenisstraf van acht jaar te hanteren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 19 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder tot een aanzienlijke gevangenisstraf is veroordeeld voor Opiumwetdelicten, een veroordeling die nog niet onherroepelijk is.
Nu de rechtbank verdachte niet heeft kunnen spreken en hij ook anderszins nooit is verhoord in het kader van de beschuldiging, ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van het door haar gehanteerde uitgangspunt. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van acht jaar.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd;
en
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
en
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het in rubriek 4. bewezene ten aanzien van verdachte strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beveelt de gevangennemingvan verdachte. Deze beslissing is afzonderlijk opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. M.R.J. van Wel en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 februari 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pro Justitia Navolgend proces-verbaal 522464/2020
3.Bijlage aan proces-verbaal 507095/2021, ZD-106
4.Bijlage aan proces-verbaal 507095/2021, ZD-106
5.Bijlage aan proces-verbaal 507095/2021, ZD-094 en ZD-105
6.De rechtbank wijst op Bijlage aan proces-verbaal 507095/2021, ZD-105-106; Bijlage aan proces-verbaal 522612/2020, ZD 225-239
8.Pro Justitia navolgend PV
9.Pro Justitia navolgend PV
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van 30 mei 2024, p. 2.
11.Pro Justitia Aanvankelijk proces-verbaal
12.Pro Justitia Navolgend proces-verbaal 522847/2020
13.Proces-verbaal van bevindingen, ZD-1036-1037
14.Pro Justitia Navolgend proces-verbaal 522612/2020
15.Proces-verbaal van bevindingen, ZD-1036
16.Pro Justitia Navolgend proces-verbaal 522612/2020
17.Proces-verbaal van bevindingen
18.Proces-verbaal van bevindingen met nummer 26Burgess-364, pagina ZD-1078-1079
19.Proces-verbaal van bevindingen 26Burgess-429
20.Proces-verbaal van bevindingen 26Burgess-429
21.Pro Justitia Aanvankelijk proces-verbaal AN.60.F1.522491/2020
22.Proces-verbaal van bevindingen
23.Pro Justitia navolgend PV
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris van 30 mei 2024, p. 2.
25.PL2600-2021046112-4
26.Pro Justitia navolgend PV 523389/2020 – 26Burgess-063 (pag. ZD-841)
27.Een geschrift, inhoudende een verzoek tot overname strafvervolging, PD-IA-011
28.Richtlijn (EU) 2021/555 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021
29.Zie Richtlijn 2008/51/EG en Richtlijn (EU) 2017/853.