ECLI:NL:RBAMS:2025:6897

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
13/163611-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een vrijheidsstraf in Polen

Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 8 april 2025 door de regionale rechtbank van Rybnik, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1991 in Polen, die momenteel gedetineerd is. De behandeling van het EAB vond plaats op 4 september 2025, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgeëiste persoon in het verleden is gedagvaard en dat de procedure die heeft geleid tot zijn veroordeling voldoet aan de vereisten van de OLW. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen individuele reële gevaren zijn voor een eerlijk proces in Polen, ondanks de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke eisen is voldaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er is geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/163611-25
Datum uitspraak: 18 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 14 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 april 2025 door
the Regional Court of Rybnik 3rd Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Polen),
verblijfadres: [adres] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 september 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt
a custodial sentence of 1 year of deprivation of liberty conditionally suspended for 3 years (II K 596/18), which was activated by the decision of the District Court in Wodzislaw Slaski dated 19 May 2020, case reference II 1 Ko 480/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, waarbij is vermeld: “
crediting his time spent in custody in this case on 11 November 2017 from 8:15 to 15:10 hours against his term of imprisonment”. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis met nummer II K 596/18 terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich de omstandigheid van artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon op 25 juni 2018 in persoon is gedagvaard en daarbij is geïnformeerd over de zittingsdatum en -plaats en dat in zijn afwezigheid een beslissing kan worden genomen. Derhalve is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van
the District Court in Wodzislaw Slaskivan 19 mei 2020 is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen, mede omdat de opgeëiste persoon in zijn proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 19 mei 2020 zelf is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4]
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [5] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW.
In de aanvullende informatie van 22 augustus 2025 en 3 september 2025 staat dat
the District Court of Racibórzop 21 augustus 2019 (II K 526/19) een
penal orderaan de opgeëiste persoon heeft opgelegd, zonder dat daar een zitting aan is voorafgegaan. De opgeëiste persoon heeft deze
penal orderop 1 oktober 2019 ontvangen en voor ontvangst hiervan getekend. Bij deze
penal orderis de instructie bijgevoegd over het instellen van hoger beroep en de daarvoor gegeven termijn. De opgeëiste persoon heeft geen hoger beroep ingesteld of verzet ingediend. Daarmee is sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub c, OLW en is de weigeringsgrond niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [7]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Rybnik 3rd Criminal Division(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M. Westerman en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
6.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
7.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (