ECLI:NL:RBAMS:2025:6875

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
13-332412-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak executie-EAB Letland, redelijke termijn stellen i.v.m. detentiegarantie artikel 11 OLW

Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Letland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1990, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld en de detentieomstandigheden in Letland zijn onderzocht. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor gedetineerden in Letland, met name door een informele hiërarchie en geweld in de gevangenissen. De Letse autoriteiten hebben garanties gegeven over de detentieomstandigheden, maar de rechtbank oordeelt dat deze garanties onvoldoende zijn om het risico op onmenselijke of vernederende behandeling weg te nemen. De rechtbank heeft daarom de beslissing over de overlevering aangehouden en een redelijke termijn van dertig dagen gesteld voor het verkrijgen van aanvullende informatie. De zaak zal opnieuw worden behandeld op of voor 17 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-332412-23
Datum uitspraak: 17 september 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 18 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 oktober 2023 door de
Prosecutor General's Office of the Republic of Latvia,Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te onbekend,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
[P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 7 augustus 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 7 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Letse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen. De zaak is aangehouden tot de zitting van 21 augustus 2025 om antwoorden op vragen inzake de toetsing aan artikel 12 OLW af te wachten.
Zitting van 21 augustus 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB hervat op de zitting van 21 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat in Utrecht is wel verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst tot de zitting van 3 september 2025 om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen om aanwezig te zijn bij de behandeling van het EAB.
Zitting van 3 september 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen – in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 3 september 2025, in aanwezigheid van mr. N.M. Lemmers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet ter zitting verschenen. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht, die waarneemt voor mr. J.P.W. Nijboer, eveneens advocaat in Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Rēzekne Court judgmentvan 6 juni 2022 met referentie 11903010420.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier jaar, een maand en tweeëntwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
zware mishandeling;
opzetverkrachting vergezeld van geweld.

5.Artikel 11 OLW; Letse detentieomstandigheden

Inleiding
In andere zaken die zagen op Letse EAB’s heeft de rechtbank, onder meer in haar uitspraken van 21 februari 2024 [4] en 19 september 2024, [5] geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat gedetineerden in Letland aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld. Het algemene gevaar ziet met name op het bestaan van een informele hiërarchie onder gedetineerden (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen, met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten als gevolg.
Dat betekent dat de rechtbank ook in deze zaak concreet en nauwkeurig moet beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen na overlevering aan Letland.
Op 16 juli 2025 heeft het Internationaal Rechtshulpcentrum (hierna: IRC) aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen gesteld over de detentieomstandigheden. Op 25 juli 2025 is de volgende detentiegarantie ontvangen van de Letse autoriteiten:
“The Administration guarantees the following:
1) in all prisons, the size of single accommodated room where [opgeëiste persoon] may beaccommodated, without sanitary facilities (excluding the area of sanitaryfacilities), shall not be less than 4 m2.
2) in all prisons, shared accommodated room where [opgeëiste persoon] may beaccommodated will be not less than 4 m2 (including the area of sanitaryfacilities). In Daugavgrîva Prison and Jelgava Prison, there are about 15 sharedaccommodated rooms the size of which (excluding the area of sanitary facilities)is from 3.5 m2 to 4 m2 per resident. The size of other shared accommodatedrooms (excluding sanitary facilities) is from 4 m2 to 10 m2 per resident inDaugavgrîva Prison, Jelgava Prison and other prisons."
Op 31 juli 2025 zijn aanvullende vragen gesteld door het IRC over deze detentiegarantie. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vervolgens op 1 augustus 2025 het volgende antwoord gegeven op de vragen:
"In response to your request for additional information regarding the surrender case of [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1990, please be advised that, as previously stated, it is not possible to determine the exact place of imprisonment where the individual will serve his sentence following surrender. The specific location of imprisonment is determined in accordance with the Sentence Execution Code ofthe Republic of Latvia, once the individual has been transferred to Latvian custody. Initially, upon surrender to Latvia, the individual is placed in Riga Central Prison.Also, please be informed that in accordance with information provided by Prison Administration of the Republic of Latvia a system of uninterrupted 24-hour monitoring, which includes video surveillance and regular checks by prison staff is provided. If any risks of violence or degrading treatment are detected, a prisoner will be immediately placed in another cell, moreover, in case of any existent endangerment, the prisoners can apply to prison official and request their assistance or protection, furthermore, the use of video surveillance cameras in the prisons reduces the possibility of affecting “lower caste” prisoners and helps to reduce the prevalence of informal hierarchy among the prisoners. Regarding the improvements in procedures for ensuring the safety of the prisoners several important improvements have been introduced in the regulatory enactments concerning the safety of the prisoners, especially regarding those who have been subjected to or fear of inter-prisoner violence. These improvements include internal procedures alongside technological and operational measures. The Department has improved the procedures for relocation of prisoners to another cell or place of imprisonment in the event of a threat to their safety; relocation is also possible in case of any physical threats or psychological pressure from other prisoners."
Vervolgens heeft het IRC per e-mail verdere informatie gevraagd over de veiligheidsmaatregelen. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in reactie hierop op 20 augustus 2025 een brief van 19 augustus 2025 van de
Prison Administrationverstrekt met de volgende informatie:
“In order to systematically reduce the risks of violence in prisons, the following key measures have been introduced in recent years:
-
Enhanced video surveillance: video cameras are located in shader spaces, movement areas and other strategic locations, ensuring continuous monitoring of the situation and the possibility to identify aggressive or suspicious behaviour in an operational manner.
-
Regular overnight monitoring: officials regularly carry out cell inspections, patrol residential and communal premises and accompany prisoners to daily activities. Such presence significantly reduces the chances of violence developing unnoticed.
-
Commissions for placement of prisoners: placement of prisoners takes place by assessing safety, health and crime prevention criteria, thus preventing potential conflicts.
-
Response to endangerment: if a risk of violence of other endangerment is detected, the prisoner shall be immediately transferred to another room, unit or prison; isolation from sources of endangerment is ensured and monitoring is intensified.
-
Staff training: prison staff are trained to recognise crisis situations and act promptly in compliance with human rights and security standards.
-
Renovation of premises and reduction of cell load: during renovation, living conditions are improved, the number of prisoners in one cell is reduced, which reduces tension, the risk of violence and the formation of the informal hierarchy.
-
Expanding communication opportunities: prisoners shall be provided with the possibility to address officials at any time by means of call buttons, call-in system or direct communication enabling the rapid reporting of threats.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Met de verstrekte informatie is het vastgestelde algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon niet weggenomen. De Letse autoriteiten hebben onvoldoende concrete informatie gegeven die toegespitst is op de opgeëiste persoon.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich ten aanzien van de detentieomstandigheden en de verstrekte detentiegarantie aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de Letse autoriteiten onvoldoende antwoord hebben gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen de negatieve gevolgen van het kastenstelsel indien hij in Letland in detentie geplaatst wordt. De rechtbank kan op basis van de verstrekte informatie niet vaststellen waar de opgeëiste persoon geplaatst zal worden en ook niet of hij wellicht in een nieuwgebouwde detentie instelling terecht zal komen. De rechtbank overweegt verder dat de aanvullende informatie enkel algemene informatie bevat en geen op de opgeëiste persoon toegespitste informatie. Hierdoor is met de verstrekte aanvullende informatie het vastgestelde algemene reële gevaar niet weggenomen voor de opgeëiste persoon. Dit betekent dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan.
Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, houdt de rechtbank de beslissing over de overlevering aan, omdat er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog – en binnen afzienbare tijd – kan worden weggenomen. Op de volgende zitting zal de rechtbank onderzoeken of een wijziging in de omstandigheden is opgetreden.
De rechtbank stelt hierbij, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW een redelijke termijn van dertig dagen waarbinnen dergelijke informatie moet zijn ontvangen.
De voortzetting van de zaak zal worden ingepland op het einde van deze redelijke termijn, 17 oktober 2025, of uiterlijk tien dagen daarna, zodat nagegaan kan worden of een wijziging in de omstandigheden binnen de termijn van dertig dagen is opgetreden.
Op basis van artikel 22, vierde lid, sub b, OLW, verlengt de rechtbank de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen met zestig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw moet worden ingepland op een zitting op
17 oktober 2025 of uiterlijk tien dagen daarna.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Letse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. Hooibrink en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.