ECLI:NL:RBAMS:2025:6872

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
13-218393-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaken

Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon, geboren in Polen en thans gedetineerd in Nederland, is vertegenwoordigd door zijn raadsman en heeft verklaard dat de persoonsgegevens in het EAB correct zijn. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen algemeen gevaar is voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zeven jaar en tien maanden, die aan de opgeëiste persoon is opgelegd in Polen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de opgeëiste persoon voldoende rechtsbijstand heeft gehad tijdens de eerdere procedures in Polen, waardoor de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-218393-25
Datum uitspraak: 17 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 17 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 mei 2024 door de
Sąd Okręgowy w Krakowie Wydział III Karny [District Court in Krakow, Third Criminal Division],Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 september 2025, in aanwezigheid van mr. N.M. Lemmers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een:
judgement issued at Sąd Rejonowy w Wieliczce Wydział II Karny [Regional Court in Wieliczka Second Criminal Division] on 7 Oct. 2021, which was varied by Sąd Okręgowy w Krakowie IV Wydział Karny Odwoławczy [District Court in Krakow, Fourth Division of Criminal Appeals] on 12 Sep. 2023, which made it final, met referentie II K 176/20 (IV Ka 68/22);
judgement issued at Sąd Rejonowy dla Krakowa-Nowej Huty w Krakowie [Krakow-Nowa Huta Regional Court in Krakow] on 16 Aug. 2023, which became final on 9 May 2023(rechtbank:
sic)
,met referentie II K 699/22/N.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven jaar en tien maanden voor het vonnis met referentie II K 176/20 (IV Ka 68/22) en twee jaar en tien maanden voor het vonnis met referentie II K 699/22/N, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog zeven jaar, negen maanden en 29 dagen voor het vonnis met referentie II K 176/20 (IV Ka 68/22) en twee jaar, vijf maanden en acht dagen voor het vonnis met referentie II K 699/22/N. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman en de officier van justitie stellen zich op het standpunt dat artikel 12 OLW niet aan de overlevering in de weg staat.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het vonnis met referentie II K 176/20 (IV Ka 68/22)
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4] Dit betekent dat slechts het arrest van de
District Court in Krakow, Fourth Division of Criminal Appealsvan 12 september 2023 onder het bereik van artikel 12 OLW valt.
Uit aanvullende informatie van 14 augustus 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het arrest heeft geleid, maar dat hij wel is opgeroepen voor de zittingen en dat hij op de zittingen door twee advocaten is vertegenwoordigd, een door de rechtbank aangewezen advocaat en een door hemzelf in de arm genomen advocaat. Op basis van deze aanvullende informatie en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces, een advocaat heeft gemachtigd om zijn verdediging te voeren, en dat deze advocaat tijdens het proces zijn verdediging ook daadwerkelijk heeft gevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
Ten aanzien van het vonnis met referentie II K 699/22/N
Op de vraag van het Internationaal Rechtshulpcentrum van het Openbaar Ministerie (IRC) of er een procedure in hoger beroep heeft plaatsgevonden in deze zaak, heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 14 augustus 2025 het volgende geantwoord:
“No appeal was heard and no judgment was handed down in relation to case file no. II K 699/22/N. The defendant did file a personal appeal, which was registered with the District Court under case file no. IV Ka 77/23, but it was dismissed”.
Daaruit leidt de rechtbank af dat er naar aanleiding van het door de opgeëiste persoon ingestelde
‘personal appeal’geen inhoudelijke behandeling ten gronde in hoger beroep heeft plaatsgevonden. Met het in het EAB genoemde vonnis in eerste aanleg met referentie II K 699/22/N is de zaak dus definitief ten gronde afgedaan. Dit betekent dat dit vonnis relevant is voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW. [5] De rechtbank stelt vast dat in het EAB staat aangegeven dat de opgeëiste persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.
3.2
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de zaak moet worden aangehouden om vragen te stellen over de genoegzaamheid van het EAB. Ten aanzien van het vonnis met referentie II K 176/20 wordt in de aanvullende informatie van 14 augustus 2025 als vonnis III K 176/20 vermeld. Het vonnis met referentie II K 699/22/N roept vragen op omdat in het EAB de datum van het onherroepelijk worden van het vonnis, te weten 23 mei 2023, eerder is dan de datum van het wijzen van het vonnis op 16 augustus 2023.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het EAB genoegzaam is. Ten aanzien van het vonnis met kenmerk II K 699/22/N zal de datum van het wijzen van het vonnis, 9 mei 2023 in het Engelstalige EAB, een vertaalfout zijn. In het originele Poolse EAB staat namelijk dat het vonnis is gewezen op 16 augustus 2022.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Als het gaat om een EAB ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een bij onherroepelijk vonnis aan hem opgelegde vrijheidsstraf, dan moet het EAB onder meer vermelden op welk voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis of arrest het EAB ziet.
De rechtbank stelt vast dat in de aanvullende informatie van 14 augustus 2025 het vonnis met referentie II K 176/20 inderdaad eenmalig staat omschreven als “III K 176/20”. De rechtbank oordeelt dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving nu in de rest van datzelfde document wordt gesproken over II K 176/20. Ten aanzien van het vonnis met referentie II K 699/22/N oordeelt de rechtbank dat sprake is van een vertaalfout. In het Engelstalige EAB staat dat het vonnis is gewezen op 16 augustus 2023 en dat datzelfde vonnis op 9 mei 2023 onherroepelijk is geworden. In het Poolstalige EAB staat echter dat het vonnis op 16 augustus 2022 is gewezen. Op basis hiervan gaat de rechtbank ervan uit dat 16 augustus 2023 in de vertaalde versie van het EAB, 16 augustus 2022 moet zijn. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat het EAB genoegzaam is.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten 1 tot en met 53 aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten 1 tot en met 53 waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit 54 niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Artikel 11 OLW

5.1
Detentieomstandigheden
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de behandeling van de zaak dient te worden aangehouden, omdat nadere vragen moeten worden gesteld over de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon na overlevering zal worden gedetineerd. Uit andere Poolse overleveringszaken is bekend dat personen die, zoals de opgeëiste persoon, worden overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, allereerst gedetineerd worden in een
remand prisonnabij Warschau. De opgeëiste persoon heeft van vrienden gehoord dat dat gedetineerden niet slechts enkele dagen in het
remand regimein Warschau verblijven alvorens zij worden overgeplaatst. In de praktijk duurt dit snel enkele weken tot één maand. Omdat er een algemeen gevaar voor mensonterende of vernederende detentieomstandigheden is aangenomen voor
remand prisonsin Polen, moeten hierover nadere vragen gesteld worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de detentieomstandigheden niet in de weg staan aan de overlevering omdat er geen algemeen gevaar is voor gedetineerden die een gevangenisstraf in Polen ondergaan.
Oordeel van de rechtbank
De overlevering van de opgeëiste persoon wordt gevraagd in verband met het ondergaan van een gevangenisstraf. Op dit moment is ten aanzien van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen in detentie-instellingen in Polen geen algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling vastgesteld. [6] Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat de mogelijkheid bestaat dat de opgeëiste persoon, voordat hij wordt overgeplaatst naar de gevangenis voor de tenuitvoerlegging van de straf, gedurende meerdere weken tot een maand in een
remand prisonin Warschau zal verblijven, overweegt de rechtbank dat zij in beginsel slechts gehouden is de detentieomstandigheden te toetsen in de instelling waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd. [7] De omstandigheid dat in eerdere overleveringszaken betreffende executie-EAB’s informatie is ontvangen dat de betreffende opgeëiste personen in die zaken tijdelijk zouden verblijven in een
remand prisonin Warschau, is op zichzelf onvoldoende om aannemelijk te achten dat ook de opgeëiste persoon tijdelijk in een
remand prisonzal worden geplaatst na feitelijke overlevering. De rechtbank ziet dan ook geen reden om hierover nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en de artikelen 2, 5, 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy w Krakowie Wydział III Karny [District Court in Krakow, Third Criminal Division],Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. Hooibrink en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1030, punt 47 en C-398/22, RQ (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Condamnation par défaut)), ECLI:EU:C:2023:1031, punt 32.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
6.Zie onder meer Rb. Amsterdam 9 juli 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4798, r.o. 6, Rb. Amsterdam 29 juni 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3764 en Rb. Amsterdam 22 oktober 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:7507, r.o. 7.
7.Vgl. Hof van Justitie van de Europese Unie 25 juli 2018 (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589).