Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Public Prosecutor's Office of the Court of Appeal of Athens, Griekenland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Reeds beoordeeld: tussenuitspraak van 4 juni 2025
Bevel tot arrestatieligt ten grondslag aan het EAB.
PIen
MMen hetgeen besproken is op de zitting van 7 augustus 2025, voornemens om prejudiciële vragen te stellen ten aanzien van de effectieve rechterlijke bescherming in een situatie zoals hier aan de orde. [4] Op dit moment is onvoldoende duidelijk of het Griekse rechtsstelsel die bescherming biedt. Anders dan in eerdere uitspraken is geoordeeld (ECLI:NL:RBAMS:2022:6696) is de rechtbank niet langer van oordeel dat de situatie zonder meer voldoet aan het in het arrest MM (ECLI:EU:C:2021:4) genoemde het vereiste van effectieve rechterlijke bescherming bij een a posteriori toets. In het arrest PI (ECLI:EU:C:2021:187) maakt het Hof duidelijk dat uit het arrest MM “dus niet [mag] worden afgeleid dat het Hof zou hebben beslist dat indien een mogelijkheid van een dergelijke rechterlijke toetsing a posteriori bestaat, wordt voldaan aan de vereisten die inherent zijn aan een effectieve rechterlijke bescherming van de rechten van de gezochte persoon.” Uit de antwoorden die de rechtbank in dit geval op de vragen heeft verkregen, komt naar voren dat in het Griekse rechtstelsel zoals dat thans geldt, geen rechterlijke toets plaatsvindt van de proportionaliteit en/of evenredigheid van de beslissing tot het uitvaardigen van een EAB. In ieder geval blijkt uit het
Bevel tot bewaringzoals dat tegen de opgeëiste persoon op 6 mei 2024 (een half jaar voor het uitvaardigen van het EAB) is uitgebracht, niet dat een dergelijke toets – door een rechter – heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen om partijen zich te laten uitlaten over de te stellen prejudiciële vragen.
5.Beslissing
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd;
op 30 oktober 2025;