ECLI:NL:RBAMS:2025:3755

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
13-087934-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Griekenland

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Griekenland was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld in het licht van de vereisten voor effectieve rechterlijke bescherming. De opgeëiste persoon, geboren in 1997, is momenteel in Nederland gedetineerd en wordt beschuldigd van ernstige strafbare feiten in Griekenland, waaronder deelname aan een criminele organisatie en moord. Tijdens de zitting op 21 mei 2025 was de officier van justitie aanwezig, evenals de opgeëiste persoon en zijn advocaat, mr. A.M. Timorason. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen en heeft vragen geformuleerd aan de Griekse autoriteiten over de detentieomstandigheden in de Korydallos gevangenis, waar de opgeëiste persoon na overlevering zou worden ondergebracht. De rechtbank heeft zorgen geuit over de humane behandeling van gedetineerden in Griekenland, met name gezien de rapporten van het Europees Comité ter voorkoming van foltering (CPT) die wijzen op onmenselijke detentieomstandigheden. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te schorsen en de officier van justitie de gelegenheid te geven om aanvullende informatie op te vragen over de detentieomstandigheden en de effectiviteit van de rechterlijke bescherming in Griekenland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-087934-25
Datum uitspraak: 4 juni 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 25 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 januari 2025 door de
Public Prosecutor's Office of the Court of Appeal of Athens, Griekenland, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 mei 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.M. Timorason, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB in samenhang met de aanvullende informatie van 16 april 2025 vermeldt een
arrest warrand[sic]
no. 28/2024van 9 mei 2024 van
the magistrate examiner of the 12 th investigation department of the court of frist[sic]
instance of Athens.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Grieks recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4. Ontvankelijkheid van de officier van justitie: de effectieve rechterlijke bescherming.

Inleiding
Het EAB is uitgevaardigd door de
Public Prosecutor’s office of the Court of Appeal of Athens. Aan het EAB ligt een nationaal aanhoudingsbevel ten grondslag. Dit betreft een
Arrest warrand[sic]
of the magistrate examiner of the 12th investigation department of the Court of frirt[sic]
instance of Athensvan 9 mei 2024 met kenmerk 28/2024. Bij de voorgeleiding van de opgeëiste persoon op 25 maart 2025 heeft de rechtbank al de vraag opgeworpen of in dit geval bij de beslissing tot uitvaardiging van het EAB én de evenredigheid daarvan, voldaan is aan het vereiste van de effectieve rechterlijke bescherming.
Standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie aangegeven dat aan het beginsel van een effectieve rechterlijke bescherming is voldaan nu het nationaal aanhoudingsbevel door een rechter – te weten
the magistrate examiner– is uitgevaardigd. Zij heeft het om die reden ook niet nodig geacht de vragen te stellen die bij de voorgeleiding door de rechter zijn gesuggereerd. Ook heeft zij in dit verband gewezen op eerdere uitspraken van de rechtbank, zoals van 16 november 2022. [4] Tenslotte heeft zij gewezen op een recente uitspraak van 24 december 2024 waarbij de overlevering ter vervolging naar Griekenland is toegestaan. [5]
Standpunt van de advocaat
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat in dit geval niet is voldaan aan het vereiste dat voorafgaand aan de overlevering effectieve rechterlijke bescherming moet worden geboden aan de opgeëiste persoon. De jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) brengt met zich dat, voordat het EAB ten uitvoer wordt gelegd (en de opgeëiste persoon naar Griekenland wordt overgeleverd), een rechterlijke toets moet hebben plaatsgevonden van de evenredigheid van de uitvaardiging van het EAB. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het feit dat een onderzoeksrechter in Athene het nationale aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd, betekent niet dat in rechte (door een rechtelijke instantie) is of kon worden getoetst of de beslissing om het EAB uit te vaardigen voldoet aan de vereisten. Daarbij heeft zij er – onder verwijzing naar een nieuwsbericht – op gewezen dat verschillende medeverdachten van de opgeëiste persoon niet in Griekenland, maar in onder meer Groot-Brittannië zijn vervolgd. De opgeëiste persoon zou ook in Nederland vervolgd kunnen worden. Het is dus maar de vraag of het uitvaardigen van het EAB proportioneel was. Nu één en ander niet duidelijk is, dient de officier van justitie niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat ervan uit dat het openbaar ministerie in Griekenland kan worden aangemerkt als uitvaardigende rechterlijke autoriteit in de zin van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Dit uitgangspunt staat echter los van de vraag of ook sprake is geweest van voldoende effectieve rechterlijke bescherming bij het uitvaardigen van dit EAB, nu het is uitgevaardigd door een officier van justitie zijnde een autoriteit die deelneemt aan de rechtsbedeling in een lidstaat, maar die geen rechter of rechterlijke instantie is. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ EU moeten immers zowel de beslissing tot uitvaardiging en de evenredigheid daarvan "het voorwerp (…) kunnen uitmaken van een beroep in rechte dat volledig voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit een effectieve rechterlijke bescherming". [6] Het HvJ EU heeft in het arrest van 10 maart 2021 nader bepaald dat, indien zowel het nationale aanhoudingsbevel als het EAB is uitgevaardigd door een autoriteit die deelneemt aan de rechtsbedeling in een lidstaat, maar die geen rechter of rechterlijke instantie is, het nationale aanhoudingsbevel of dat EAB moeten kunnen worden onderworpen aan toetsing door een rechter voorafgaand aan de overlevering (HvJ EU 10 maart 2021, C-648/20 PPU, ECLI:EU:C:2021:187,
PI). Meer precies oordeelde het HvJ EU:

47 Zoals de advocaat-generaal in punt 61 van zijn conclusie heeft opgemerkt, volgt uit deze rechtspraak van het Hof dat een persoon tegen wie met het oog op strafvervolging een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, vóór zijn overlevering aan de uitvaardigende lidstaat een effectieve rechterlijke bescherming moet kunnen genieten op ten minste één van de twee in die rechtspraak vereiste beschermingsniveaus.

48 Een dergelijke bescherming veronderstelt dus dat hetzij het Europees aanhoudingsbevel, hetzij de rechterlijke beslissing waarop dat bevel is gebaseerd, kan worden onderworpen aan rechterlijke toetsing, voordat het bevel ten uitvoer wordt gelegd.

In de vervolgoverwegingen licht het HvJ EU toe dat die rechterlijke toetsing de voorwaarden voor en de evenredigheid van de uitvaardiging van een EAB moet omvatten:
“50 In deze overwegingen wordt geenszins afgedaan door de lering uit de arresten van 12 december 2019, Parquet général du Grand-Duché de Luxembourg en Openbaar Ministerie (Openbaar aanklagers Lyon en Tours) (C566/19 PPU en C626/19 PPU, EU:C:2019:1077) en Openbaar Ministerie (Openbaar ministerie van Zweden) (C625/19 PPU, EU:C:2019:1078), die ter terechtzitting voor het Hof zijn aangevoerd.

51 In de punten 70 en 71 van het eerste van deze arresten heeft het Hof geoordeeld dat het bestaan van procedurevoorschriften in de rechtsorde van de uitvaardigende lidstaat volgens welke de evenredigheid van de beslissing van het openbaar ministerie om een Europees aanhoudingsbevel uit te vaardigen vooraf kan worden getoetst door de rechter, zelfs vrijwel gelijktijdig met de uitvaardiging ervan, en hoe dan ook na de uitvaardiging van het Europees aanhoudingsbevel, waarbij deze toetsing – naargelang van het geval – vóór of na de daadwerkelijke overlevering van de gezochte persoon kan plaatsvinden, voldoet aan het vereiste van effectieve rechterlijke bescherming. In de zaak die aanleiding heeft gegeven tot dat arrest en zoals blijkt uit de punten 68 en 69 ervan, vloeide deze vaststelling voort uit het bestaan van een geheel van procedurele bepalingen die de tussenkomst van een rechter waarborgden vanaf het moment van uitvaardiging van een nationaal aanhoudingsbevel tegen een gezochte persoon, dus vóór diens overlevering.

52 Ook in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 12 december 2019, Openbaar Ministerie (Openbaar ministerie van Zweden) (C625/19 PPU, EU:C:2019:1078), berustte het Europees aanhoudingsbevel van de openbaar aanklager op een rechterlijke beslissing tot voorlopige hechtenis.

53 Zoals de advocaat-generaal in de punten 69 en 72 van zijn conclusie heeft benadrukt, heeft het Hof in de in punt 50 van het onderhavige arrest aangehaalde arresten rekening gehouden met het feit dat de voorwaarden voor uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel door het openbaar ministerie vóór de overlevering van de gezochte persoon door de rechter konden worden getoetst, aangezien het Europees aanhoudingsbevel in de nationale wettelijke regelingen die in die zaken aan de orde waren, berustte opeen nationaal aanhoudingsbevel dat was uitgevaardigd door een rechter, die bovendien de noodzakelijke voorwaarden en met name de evenredigheid voor de uitvaardiging van een Europees aanhoudingsbevel beoordeelde.onderstreping rechtbank]
Dat in het onderhavige geval het nationale aanhoudingsbevel door een rechter (
magistrate examiner) is afgegeven, maakt niet zonder meer dat aan deze vereisten is voldaan. Mogelijk heeft deze rechter ook de proportionaliteit en evenredigheid van het uitvaardigen van het EAB beoordeeld, maar dat is zonder nadere toelichting niet vast te stellen en moet worden nagevraagd bij de uitvaardigende autoriteit.
Anders dan door de rechtbank in enkele eerdere uitspraken geoordeeld, is met de mogelijkheid om een beslissing tot uitvaardiging van het EAB achteraf – dus na overlevering (“a posteriori”) – rechterlijk te toetsen [7] niet per definitie voldaan aan de vereisten van een effectieve rechterlijke bescherming.
De rechtbank wenst dan ook geïnformeerd te worden over de reikwijdte van de rechterlijke toetsing bij de uitvaardiging van het nationaal aanhoudingsbevel, met name over de vraag of de rechter daarbij geoordeeld heeft over de evenredigheid van de uitvaardiging van het EAB. Indien dat niet het geval is, is mogelijk op andere wijze in het Griekse recht voorzien in een dergelijke toets door een rechter.
De rechtbank verzoekt het openbaar ministerie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen voor te leggen:
  • Gelden er in Griekenland wettelijke procedureregels die met zich brengen dat de voorwaarden voor het uitvaardigen van dit EAB, en met name de evenredigheid ervan, door een rechter worden getoetst?
  • Vindt deze toetsing plaats door dezelfde rechter die het nationale aanhoudingsbevel uitvaardigt?
  • Op welke moment vindt deze toetsing plaats?

5.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie,moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Griekenland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Inleiding
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De
Public Prosecutor of Athens, Department of Extradition and Judicial Assistanceheeft bij brief van 16 april 2025 de volgende garantie gegeven:
“Pursuant to Article 5, paragraph 3 of the Framework Decision on the European Arrest Warrant (2002/584/JHA), we guarantee that, in case the requested person after the surrender is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Greece, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands (pursuant to the European Framework Decision 2008/909/JHA).”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank de behandeling van de zaak aan te houden om de Griekse uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen over de verstrekte terugkeergarantie. Het is de raadsvrouw bekend dat de Griekse autoriteiten in andere overleveringszaken niet konden garanderen dat de straf in Nederland kan worden ondergaan. De raadsvrouw begrijpt niet waarom dit nu wel gewaarborgd zou kunnen worden. Juist omdat het hier gaat om een stevige verdenking in Griekenland waarvoor hoge straffen opgelegd kunnen worden, acht de raadsvrouw het van belang dat kritisch wordt nagegaan of er in deze zaak daadwerkelijk sprake zal zijn van terugkeer na een eventuele veroordeling.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat gelet op het vertrouwensbeginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van de verstrekte terugkeergarantie. Dat in eerdere zaken de terugkeer niet kon worden gegarandeerd omdat andersluidende garanties waren afgegeven, maakt dat niet anders.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie in de verstrekte terugkeergarantie. De rechtbank is, gelet op de onvoorwaardelijk geformuleerde toezegging door de Griekse autoriteiten, van oordeel dat voldoende is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon na zijn berechting in Griekenland zijn eventuele straf in Nederland mag ondergaan. Het enkele feit dat in andere zaken een dergelijke garantie door de Griekse autoriteiten niet kon worden gegeven is geen reden om te twijfelen aan de in dit geval verstrekte garantie.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de Griekse uitvaardigende justitiële autoriteit hier nadere vragen over te stellen en wijst het daartoe strekkende verzoek van de raadsvrouw af.

7.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW; Griekse detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen gevolg dient te worden gegeven aan het EAB, omdat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Griekenland een reëel gevaar zal lopen te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest wegens de omstandigheden waarin hij zal worden gedetineerd.
Uit de aanvullende informatie van 16 april 2025 volgt dat de opgeëiste persoon geplaatst wordt in de Korydallos gevangenis in Athene. Deze gevangenis staat bekend als een van de slechtste en gevaarlijkste gevangenissen van Griekenland. De raadsvrouw verzoek het door de rechtbank voor de gevangenissen in Komotini, Thessaloniki en El Chemourek (Tripoli prison) vastgestelde algemene reële gevaar dat gedetineerden die daar worden gedetineerd worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling uit te breiden naar de Korydallos gevangenis in Athene. Uit de rapportages van het Europees Comité ter voorkoming van foltering (CPT) uit 2020 en 2022 [8] blijkt dat er zorgen zijn over de detentieomstandigheden in meerdere gevangenissen en in de Korydallos gevangenis in het bijzonder. Over de Korydallos gevangenis wordt in het CPT rapport van 2020 gezegd dat de leefomstandigheden in de Special Area C Wing van deze gevangenis in ‘an appalling state’ waren. In 2022 zijn deze omstandigheden ongewijzigd gebleven. In de rapportage van de Griekse Ombudsman [9] , in diens hoedanigheid als nationaal preventiemechanisme tegen foltering (hierna:
NPM-rapport, 2022-2023), wordt geconcludeerd dat na tien jaar monitoring van detentieomstandigheden dezelfde structurele problemen aanhouden en in sommige gevallen zelfs zijn verergerd. De kernboodschap van het rapport is dat deze hardnekkige problemen – zoals overbevolking, slechte infrastructuur, gebrekkige gezondheidszorg en ontoereikende wetgeving – het gevolg zijn van fundamentele en structurele tekortkomingen in het Griekse detentiestelsel. Buitenlandse gedetineerden (zoals de opgeëiste persoon), zullen in het geheel geen medische zorg ontvangen.
De raadsvrouw wijst erop dat bezettingsgraad van de Korydallos gevangenis in 2024 al 138,38% bedroeg en in 2025 verder is opgelopen tot tussen de 146,64% en 159,66%. [10] Met een bezettingsgraad als deze – en de andere zorgen die er zijn over de Griekse detentie in het algemeen – is het onmogelijk dat de opgeëiste persoon op een humane wijze gedetineerd zal worden in de Korydallos gevangenis en dat aan hem drie vierkante meter
personal spacein een meerpersoonscel kan worden gegarandeerd, zoals bepaald in het arrest Dorobantu van het Hof van Justitie EU van 15 oktober 2019. [11] Om die reden dient volgens de raadsvrouw geen gevolg te worden gegeven aan het EAB.
Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de rechtbank de behandeling van de zaak aan te houden en opdracht te geven aan het openbaar ministerie om aanvullende garanties op te vragen bij de Griekse autoriteiten die specifiek zien op het aantal vierkante meters
personal space, de medische zorg en de veiligheid van de opgeëiste persoon in detentie, met name ook gezien zijn bijzondere status.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet direct dient te worden overgegaan tot het geen gevolg geven aan het EAB. Wel wil het openbaar ministerie vragen stellen aan de Griekse uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Korydallos, in het kader van de vraag of er ook voor deze penitentiaire inrichting een algemeen gevaar moet worden aangenomen. De zorgen zijn door de raadsvrouw voldoende onderbouwd, onder meer door het NPM-rapport, 2022-2023. De vragen zouden moeten zien op het aantal vierkante meters individuele ruimte per gedetineerde dat wordt gegarandeerd, het geweld tussen de gedetineerden onderling en de beschikbaarheid van, en toegang tot, medische zorg voor buitenlandse gedetineerden.
Oordeel van de rechtbank
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van de CPT rapporten van 2020 en 2022 en 2023 en de bevindingen van de Griekse Ombudsman in het NPM-rapport, 2022-2023 [12] , in combinatie met de door de raadsvrouw verstrekte recente bezettingscijfers in de Korydallos gevangenis, verontrustend zijn. Ambtshalve is de rechtbank ermee bekend dat in januari 2025 het CPT een periodiek bezoek [13] heeft gebracht aan Griekenland waarna de eerste bevindingen naar aanleiding van het bezoek zijn gedeeld met de Griekse autoriteiten. Tot op heden is naar aanleiding van dit bezoek nog geen rapport van het CPT openbaar gemaakt. De rechtbank ziet zich genoodzaakt om de situatie te beoordelen met inachtneming van de beschikbare objectieve informatie, die volgt uit de genoemde (eerdere) rapportages van het CPT en de Griekse ombudsman, welke inmiddels verouderd kan zijn.
De rechtbank overweegt in het bijzonder de volgende passages ten aanzien van overbevolking, verdeling van gedetineerden over de gevangenissen, geweld onder gedetineerden en onderbezetting van het personeel uit het CPT-rapport van 2022:
Overbevolking
“13.
Overcrowdinghas been a constant feature of the Greek prison system for many years and modulating its increase in recent years was largely achieved by the adoption of emergency measures under Law 4322/2015,6 which were extended in 2016 and 2017. Nevertheless, these interventions sought only to manage the problem and were not accompanied by policies to address the causes of overcrowding.
In far too many instances, persons in prison continue to be held in overcrowded cells or dormitories offering less than 4m² of living space, and in many instances less than 3m², per person.”
Verdeling van gedetineerden over gevangenissen
“14. At the time of the November/December 2021 visit, the prison population stood at 11,1827 for a capacity of 10,175 places (i.e. a prison occupancy rate of 110%).
However, the distribution of prisoners across the prison estate, and even within individual prison establishments, means that overcrowding is far more severe than indicated by the figure of 110%. Indeed, at the time of the visit, 24 of the 34 prisons were overcrowded, with 15 prisons having an occupancy rate of above 130% of their official capacity, including large prisons such as Korydallos Men’s (152%), Larissa (134%) and Patras (137%), while Komotini Prison accommodated 280 prisoners for a capacity of 166 places (i.e., an occupancy rate of 172%) and Ioanina Prison held 126 persons for 66 places (i.e., an occupancy rate of 190%).
By contrast, certain prison establishments such as the rural prisons of Agia Chania and Kassandra Chalkidiki were operating at only 35% of their capacity and Tirintha Argolida Prison held only 47 persons for a capacity of 302 places. This is mainly due to the strict criteria for transferring prisoners to these rural prisons.(…)”
“20. (…) Korydallos Men’s Prison was most recently described in the report on the 2019 visit and there have been no changes since. At the time of the 2021 visit, it was accommodating 1,885 persons for an official capacity of 1,200 places (i.e. an occupancy rate of 154%), which represents an increase of some 200 persons since April 2019. Most persons were held on remand (61%) and there were 1,131 foreign nationals (the largest numbers being from Albania, Afghanistan, Algeria, Bangladesh, Georgia, Iran, Iraq and Pakistan). (…)”
“31. At Korydallos Men’s Prison, each of the four main wings (A, B, C, D) contained 117 operational cells (9.5m² including the sanitary facilities) spread across three floors. These wings should accommodate no more than 234 persons, on the basis of two persons per cell. However, with the exception of A Wing (234 persons), the other wings were grossly overcrowded with many cells accommodating three or four persons with some holding even more.
Wing B was, once again, the most overcrowded with 449 prisoners (i.e. most cells offered only 2-3m² of living space per person and some cells even less as they held as many as five prisoners). Persons were accommodated in generally very poor conditions: mattresses and blankets were filthy, cells were infested with cockroaches and bed bugs, several cells had mould on the walls and ceilings. There was a general lack of hygiene accentuated by the fact that many of the prisoners had no money and no family to support them, and no hygiene and cleaning products were issued by the prison.
In Wing C, which was holding 413 prisoners, there was a stark contrast between the state of the cells on the first floor and those on the other two floors. The first-floor cells were clean, in a good state of repair and properly equipped. The cells on the ground and second floors, mostly occupied by persons from the Roma community, were holding as many as six persons in some cells (i.e. 1.5m² of living space each) and their appalling conditions resembled those described above in respect of Wing B. The conditions in Wings A and D were generally better aided by the fact that nearly all the prisoners had relatives to assist them. Nevertheless, D Wing was severely overcrowded21 and even on these wings, hygiene was a problem and, as on the other wings, many of the showers did not work and were not screened. Further, in none of the cells on the four wings was there a call bell to alert staff in case of need and notably during hours of lock-up.
The fifth large accommodation unit, Wing E, was also severely overcrowded accommodating 390 persons in multiple-occupancy dormitories many of which offered less than 3m² of living space per person and a few even less than 2m².22 They were also in a state of advanced dilapidation (mould present on the ceilings, broken windows, exposed wiring, broken tiles and flooring of the sanitary annexe, only one of four toilets functioning). Further, there was no functioning artificial lighting in the basement rooms 8 and 9, no piped hot water to any of the rooms in the basement and there was a lack of hygiene and cleaning products throughout the wing.
Many prisoners acknowledged that certain provisions were distributed by the prison administration, but they described the access to clothes, cleaning materials and other necessities as “totally random”. Indeed, it appeared that for a number of foreign nationals clothes and other personal belongings were only acquired when other prisoners left the establishment.
Throughout the prison, the electrical wiring was incredibly dangerous as additional appliances such as fridges, heaters and makeshift showers were attached haphazardly and in an inexpert manner to the grid. Further, the delegation observed that as prisoners invested their own money into the upkeep of their cells so the cells became de facto their property which resulted in the occupants deciding on who should be permitted to share their cell if a space became available.
The CPT once again calls upon the Greek authorities to take urgent steps to significantly reduce the extreme overcrowding at Korydallos Men’s Prison. A phased programme should be devised to reduce the occupancy levels from the current three or more prisoners per 9.5m² cell to no more than two per cell and to reduce the occupancy levels in the dormitories to ensure that each prisoner is provided with at least 4m² of living space, excluding the sanitary annexe. Further, it is essential that the Greek authorities ensure that all prisoners are provided with a minimum standard of basic living conditions in order to meet the decency threshold as set out in the CPT’s 30th General Report of May 2021. To this end, steps should also be taken to maintain the cells and dormitories in a decent state of repair and to ensure that they are regularly disinfected and that prisoners are provided with sufficient cleaning materials to keep themselves and their cells clean. Finally, action must be taken to ensure that persons from the Roma community and foreign nationals in Korydallos Men’s Prison are not discriminated against.”
Geweld onder gedetineerden
24. The CPT’s delegation found that the high levels of inter-prisoner physical violence evident in all the prisons visited in 2019 had reduced, with fewer instances of severe injuries resulting in hospitalisation. Further, at Korydallos Men’s Prison, there was no longer a pervasive climate of fear present on the wings. The Greek authorities explained that improving security within the prison system was a priority, with better controls of all goods and persons entering prison establishments and targeted transfers from one prison to another of violent prisoners or of those threatening the good order of a prison. If properly and fairly applied these measures represent a start in tackling the phenomenon of inter-prisoner violence.
However, the delegation found once again that much of the inter-prisoner violence and intimidation remains unreported as prisoners do not believe that staff can help them. Indeed, stronger prisoners or groups of prisoners run the wings in each of the larger prisons visited laying down the rules and often deciding which prisoners can stay or be admitted to their wing. In this regard, the underlying dynamic within prisons has not changed since 2019 and it is to be seen to what extent the restrictions imposed in the context of the Covid-19 pandemic have contributed to the reduction in severe instances of inter-prisoner violence. In sum, most Greek prisons still do not provide a safe and secure environment for prisoners which is directly linked to the continued shortages of staff, resulting in control being ceded to groups of particular prisoners, often formed along ethnic lines, within the accommodation wings. The number of prison officers must be increased substantially, and a dynamic security approach be introduced, within prisons.
25. As mentioned above, the situation at Korydallos Men’s Prison had improved and it was positive that prisoners were now locked in their cells between 13h00 and 14h30, in accordance with the official regime rules. Nevertheless, the situation remains combustible and dangerous for both prisoners and staff. At the time of the visit, the four main wings (A-D), each with 117 cells on three floors and holding between 228 and 449 prisoners, were still staffed only by a single prison officer. The situation was no better on Wing E which was holding 340 persons, primarily in dormitories. The role of the custodial officer on this wing was to act as a “turnkey”, spending much of his time locking and unlocking the wing gates for the constant flow of individual prisoners attending or returning from services in other parts of the establishment.
The CPT’s delegation again received multiple allegations of intimidation and violence perpetrated by other prisoners and many prisoners continued to possess make-shift knives for self protection. Complaining was still considered unthinkable, according to the persons met, as victims not only expected that no action would be taken officially but also feared reprisals from other prisoners. At lock-up, there were still only two officers responsible for transferring the hundreds of prisoners from the yard and corridors into their cells; the sense of vulnerability and the fear of being overwhelmed at any moment continued to place a great strain on these officers. The CPT’s delegation observed once again that the prison only “functioned” due to the fact that the officers were assisted by certain prisoners who were essentially carrying out prison officer duties, such as receiving all requests for exiting a wing and recording which prisoners left and entered the wing.
In such conditions, it is difficult to see how one or even two prison officers can be expected to know what is happening within a wing, let alone keep control. Clearly, such an approach to the management of prisons forsakes their duty of care to all prisoners thus undermining their legitimacy and opening the door to corrupt practices.
(…)
27. Inter-prisoner violence, to a large extent, continues to be fuelled by a number of factors, notably, chronic understaffing, overcrowding, the influence exercised by stronger groups of prisoners, poor material conditions, a lack of activities and a high prevalence of illicit drug use. At the same time, there is an absence of a proper risks and needs assessment of prisoners upon admission and of any categorisation of prisoners based upon such an assessment. The Committee must reiterate that the duty of care which is owed by the State to those in their charge includes the responsibility to protect them from other inmates who wish to cause them harm.
Addressing the phenomenon of inter-prisoner violence first and foremost requires that staffing levels be radically increased. Moreover, the existing skills and expertise of prison staff should be expanded by providing further specialised training. Prison staff must be alert to signs of trouble and both resolved and properly trained to intervene. The existence of positive relations between staff and prisoners, based on the notions of dynamic security and care, is a decisive factor in this context; this will depend to a large extent on staff possessing appropriate interpersonal communication skills. It is also obvious that an effective strategy to tackle inter-prisoner violence and intimidation should seek to ensure that prison staff are placed in a position to exercise their authority in an appropriate manner.”
Onderbezetting personeel
“49. At Korydallos Men’s Prison, nothing has been done to improve the numbers of custodial staff within the prison since the 2019 visit. With an overall complement of 133 custodial officers, an optimal day shift consisted of around 33 officers (including three assistant chief guards) supervising the wings, yards, corridors, kitchen, visiting areas, infirmary, stores, school and security. For a population of 1,885 prisoners, such staffing numbers are dangerously and irresponsibly low. The five large accommodation wings continued to have only one or two custodial officers responsible for supervising 238 to 449 prisoners. Such a state of affairs represents a dereliction of the duty of care invested in the State when it deprives a person of their liberty as well as placing the staff member in a situation where he cannot exert any authority and must consider his own safety. Indeed, a single custodial officer can only “manage” the wing with the support of several prisoners who sign on and off the wing and with the authority of the leaders among prisoners.”
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de volgende passages uit het NPM-rapport, 2022-2023 naar aanleiding van een bezoek door de Griekse Ombudsman van oktober 2022:
“[p.82] (…) In October 2022, a 16 member NPM team carried out a thorough three-day inspection in all spaces of the Korydallos Prison Complex. CPT’s recent negative findings, in particular with regard to the Greek Administration’s complete failure to address the adverse effects of overcrowding at prison facilities, are sadly confirmed. The relevant deficiencies are visible both in the poor state of infrastructures and in the absence of basic conditions for decent living (food, hygiene, cleanliness, privacy, recreation). Under these circumstances, unless decongestion measures are promptly applied, the situation at the Korydallos Correctional Facilities appears to be irreversible.”
“5.1.2.1. (…)As at the date the Facility was inspected by the Ombudsman’s team (12-14 October 2022), 1,794 pre-trial detainees and convicts were accommodated in the facility (not separated), while the Facility has an official capacity of 1,200 inmates (150% occupancy rate). At the same time, inmates were found to be sleeping on makeshift mattresses made of cassocks, due to overcrowding.”
Deze op dit moment voorliggende informatie is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende specifiek en actueel om zonder meer een algemeen reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest in de Korydallos gevangenis aan te nemen. Wel is de rechtbank van oordeel dat, mede gelet op het zorgelijke beeld dat blijkt uit deze informatie alsmede de actuele cijfers overlegd door de raadsvrouw bij het pleidooi, het opvragen van nadere informatie over de detentieomstandigheden in deze penitentiaire inrichting noodzakelijk is. De rechtbank zal het onderzoek heropenen en schorsen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen aan de Griekse uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen:
(1)Wat zijn de actuele bezettingscijfers van de Korydallos gevangenis?(2) Hoeveel vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) heeft iedere gedetineerdete allen tijdetot zijn beschikking, dus ook indien er sprake is van overbevolking.(3) Worden gedetineerden in de gelegenheid gesteld om in de detentie-instelling deel te nemen aan activiteiten?(4) Hoeveel uur per dag kan een gedetineerde buiten zijn cel doorbrengen indien hij gebruik maakt van alle activiteiten die hem geboden worden?
(5) Gezien de bevindingen van het CPT in 2022 en de Griekse ombudsman in 2023 ten aanzien van het tekort aan personeel, wat is sindsdien gebeurd om de personeelscapaciteit te versterken?

8.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder punt 4 en punt 7 geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit ter beantwoording voor te leggen.
VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met
dertig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak
uiterlijk veertien dagen voor het einde van de verlengde beslistermijn op 21 juli 2025opnieuw op zitting moet worden aangebracht, te weten
uiterlijk 3 juli 2025.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. Westerman en M.W. Speksnijder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 16 november 2022, ECLI:RBAMS:2022:6696.
5.Rechtbank Amsterdam, 24 december 2024, ECLI:RBAMS:2024:8207.
6.HvJ EU 27 mei 2019, C-508/18 en C-82/19 PPU, ECLI:EU:C:2019:456 (OG (Parquet de Lübeck) en PI (Parquet de Zwickau), punt 75.
7.Rechtbank Amsterdam 16 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6696.
8.CPT rapportage 2020 over Griekse gevangenissen en CPT rapportage 2022 over Griekse gevangenissen.
9.Rapport te raadplegen via: https://www.synigoros.gr/en/category/grafeio-typoy-and-epikoinwnias/post/annual-special-report-2022-2023-or-national-preventive-mechanism-against-torture-and-ill-treatment
10.Via : www.sofron.gov.gr
11.ECLI:EU:C:2019:85
12.Annual special report 2022-2023 of the Greek Ombudsman acting as National Preventive Mechanism (NPM) 3 in accordance with Article 23 of the Optional Protocol to the Convention against Torture and other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment of the General Assembly of the United Nations (OPCAT).
13.https://www.echr-cpt.com/2025/02/06/the-cpt-visits-greece.