ECLI:NL:RBAMS:2025:5620

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
13/126631-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan België met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 juli 2025 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland woont en de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 16 juli 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij de opgeëiste persoon zich beroept op de garantie van humane detentieomstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belgische autoriteiten voldoende garanties hebben gegeven dat de opgeëiste persoon in overeenstemming met de fundamentele rechten zal worden behandeld. Ondanks eerdere meldingen van niet-naleving van detentiegaranties in andere zaken, oordeelt de rechtbank dat de individuele garantie in deze zaak voldoende is om het risico van onmenselijke of vernederende behandeling uit te sluiten.

De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om de behandeling aan te houden afgewezen, omdat het EAB nog steeds van kracht is en er geen reden is om aan de Belgische autoriteiten vragen te stellen over de actuele status van de zaak. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/126631-25
Datum uitspraak: 30 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 22 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 april 2025 door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 juli 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB, gelezen in samenhang met het A-formulier, vermeldt een aanhoudingsbevel van de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg in Antwerpen, afdeling Mechelen (België) van 3 april 2025, referentie 2025/008.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
en
opzettelijke brandstichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd. [4]
Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Procureur des Konings heeft op 12 juni 2025 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in België

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [5]
Bij brief van 11 juni 2025 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit in Brussel is de volgende garantie gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon]zal worden opgesloten in de gevangenis van Mechelen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar[opgeëiste persoon]aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3. Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich aangesloten bij het verweer van zijn confrère mr. M. Rafik in de zaak met parketnummer 13/126575-25. Dit verweer houdt in dat de overlevering moet worden geweigerd. Een inventarisatie bij collega’s heeft namelijk opgeleverd dat in de zaken met de volgende parketnummers meldingen zijn gedaan van niet-naleving van een detentiegarantie door België:
13/751549-21;
13/751472-21;
13/304681-22;
13/206796-23;
13/180517-24.
Dit betekent dat in de afgelopen vier jaar elk jaar sprake is geweest van een melding van het niet naleven van een individuele detentiegarantie. Dit geeft aan dat sprake is van een structureel probleem. Ook als de garantie maar in 1% van de gevallen niet wordt nageleefd, is sprake van een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden. Zelfs als de Belgische autoriteiten na zo een melding onmiddellijk de garantie weer naleven, dan is de opgeëiste persoon al blootgesteld aan onmenselijke of vernederende detenteomstandigheden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer moet worden verworpen. De gegeven garantie neemt het reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden weg voor de opgeëiste persoon.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6]
De rechtbank is, gelet op de verstrekte individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
De omstandigheid dat in de door de raadsman bedoelde zaken een melding van niet-naleving van de garantie is gedaan, betekent nog niet dat de Belgische autoriteiten in al die zaken de garantie daadwerkelijk niet hebben nageleefd. Ook indien in dit vijftal, over een periode van vier jaar verspreide zaken daadwerkelijk sprake is geweest van niet-naleving van de garantie, brengen deze meldingen nog niet mee dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt van niet-naleving van de in zijn zaak gegeven garantie. Tot slot en ten overvloede wijst de rechtbank erop dat het mechanisme inzake meldingen over niet-naleving van garanties in de praktijk in staat blijkt om, in die gevallen waarin de garantie kennelijk niet is nageleefd, alsnog op korte termijn naleving van de garantie te bewerkstelligen.
De rechtbank verwerpt het verweer.

7.Verzoek om aanhouding van de behandeling

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht de behandeling van het EAB aan te houden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het de vraag is of het EAB nog actueel is. De Belgische autoriteiten hebben ook een Europees onderzoeksbevel (hierna: EOB) uitgevaardigd om de opgeëiste persoon als verdachte te horen en om doorzoekingen door te voeren. De opgeëiste persoon is uitgebreid gehoord. Er zijn telefoons in beslag genomen en uitgelezen. Het feitelijke verwijt ziet op een telefoon, niet op een gedraging. De telefoon zou ergens ten tijde van het strafbare feit hebben uitgestraald. Dat kan alleen als steunbewijs dienen. De omschrijving van het feit is dermate vaag, dat er niet eens een begin is van een verdenking. Klaarblijkelijk hebben ook de Belgische autoriteiten de behoefte aan nadere informatie gevoeld, want zij hebben immers een EOB uitgevaardigd. De vraag is wat de uitvaardigende justitiële autoriteit vindt van de resultaten van de uitvoering van het EOB. Logischerwijs vindt in België een heroverweging plaats naar aanleiding van de resultaten van het EOB.
Aan de Belgische autoriteiten zou moeten worden gevraagd of zij:
- als zij al tot vervolging van de opgeëiste persoon zullen overgaan, de opgeëiste persoon na zijn overlevering in voorlopige hechtenis zullen nemen, en
- de opgeëiste persoon al dan niet in een jeugdinrichting zullen plaatsen, nu de opgeëiste persoon in Nederland als minderjarige wordt berecht.
Met een garantie dat de opgeëiste persoon in een jeugdinrichting zou worden geplaatst, biedt een detentiegarantie immers meer waarborgen voor de opgeëiste persoon.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen reden is voor het stellen van vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het EAB niet is ingetrokken en dus is gehandhaafd. Daarbij komt dat de opgeëiste persoon zich bij de verhoren in het kader van de uitvoering van het EAB op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De opgeëiste persoon is achttien jaar, zodat er ook geen reden is om te vragen of hij al dan niet in een jeugdinrichting zal worden geplaatst.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of zij het EAB handhaaft. Vast staat dat het EAB niet is ingetrokken. In de resultaten van de uitvoering van het EOB heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit klaarblijkelijk geen aanleiding gezien om het EAB in te trekken. Daaruit leidt de rechtbank af dat de Belgische autoriteiten nog steeds redenen hebben om de opgeëiste persoon te verdenken van de in het EAB bedoelde feiten en om het tegen hem uitgevaardigde nationale aanhoudingsbevel te handhaven. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of de opgeëiste persoon al dan niet in een jeugdinrichting zal worden geplaatst. Er is geen sprake van een algemeen reëel gevaar dat adolescenten in Belgische detentie-instellingen een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden lopen, anders dan het algemeen gevaar dat voor alle gedetineerden geldt. Dit laatste algemeen gevaar is voor de opgeëiste persoon weggenomen door de verstrekte detentiegarantie, zoals hiervoor onder 6 is overwogen.
De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling af.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen, België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. H.J.H. van Meegen en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. dr. V.H. Glerum, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (
6.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.