ECLI:NL:RBAMS:2025:4106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
13-106845-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een Poolse nationaliteit en strafzaak

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De officier van justitie had op 8 april 2025 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy in Warschau op 3 januari 2025. De verdachte, geboren in Polen in 1993, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 3 juni 2025 was de verdachte niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti.

De rechtbank heeft de identiteit van de verdachte vastgesteld en de grondslag van het EAB beoordeeld. De raadsvrouw voerde aan dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd, omdat de verdachte mogelijk niet op de hoogte was van de zitting in Polen. De officier van justitie betoogde echter dat de informatie in het EAB betrouwbaar was en dat de verdachte op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan de juistheid van het EAB te twijfelen en verwierp het verweer van de raadsvrouw.

De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat voldaan was aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden van toepassing waren. De rechtbank stelde vast dat de verdachte was gedagvaard en dat er geen bewijs was dat de informatie in het EAB onjuist was. De rechtbank oordeelde dat de overlevering van de verdachte aan Polen kon plaatsvinden voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en drie maanden, opgelegd door de Poolse autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-106845-25
Datum uitspraak: 17 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 8 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 januari 2025 door
Sąd Okręgowy [Circuit Court] Warszawa – Praga in Warsaw,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. M.C. Pedrotti, advocaat in Hoorn.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable judgment of Sąd Rejonowy [District Court] Warszawa Praga-Poludnie in Warsaw of 06 June 2023, reference: III K 914/22.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en drie maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, dan wel dat de zaak moet worden aangehouden om aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten. Hoewel in onderdeel D van het EAB staat vermeld dat de dagvaarding in persoon aan de opgeëiste persoon is betekend, moet worden uitgezocht of de opgeëiste persoon op het moment van de zitting gedetineerd was. In dat geval had namelijk transport moeten worden geregeld voor de zitting.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon op 18 april 2023 in persoon is gedagvaard en daarbij is geïnformeerd over de datum en plaats van het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en daarbij is geïnformeerd dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. Op grond van het vertrouwensbeginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van hetgeen in het EAB is vermeld. Ook de verklaring van de opgeëiste persoon – inhoudende dat hij op 17 mei 2023 in vrijheid is gesteld – geeft geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van hetgeen in onderdeel D van het EAB is vermeld stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op 18 april 2023 in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gesteld van de tijd en de plaats van de zitting en is geïnformeerd dat een beslissing kan worden genomen indien hij niet verschijnt. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de informatie in het EAB onjuist is. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12 onder a, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van oplichting.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 326 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy [Circuit Court] Warszawa – Praga in Warsaw,Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A.L. op ’t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (