In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de bewindvoerder van een huurder, [eiser], en de verhuurder, Stichting Ymere. De bewindvoerder vorderde schorsing van de ontruiming van de huurwoning van [eiser], die onder bewind staat, na een eerdere uitspraak van de kantonrechter van 28 februari 2023 waarin de huurovereenkomst was ontbonden vanwege huurachterstand. De verhuurder had de ontruiming aangezegd voor 28 mei 2025, maar de bewindvoerder stelde dat de verhuurder haar recht op ontruiming had verwerkt door meerdere betalingsregelingen met [eiser] te treffen en dat de ontruiming onrechtmatig zou zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2025 werd bevestigd dat de ontruiming zou worden uitgesteld tot na de uitspraak van de kantonrechter. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder misbruik maakte van haar bevoegdheid door de ontruiming te willen executeren, en schorste de voorgenomen ontruiming totdat in een bodemprocedure uitspraak is gedaan. Ymere werd veroordeeld in de proceskosten van de bewindvoerder, die op € 610,50 werden begroot.