ECLI:NL:RBAMS:2025:3836

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
13-078784-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de First District Court of Bucharest op 12 maart 2025, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 mei 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de procedures die hebben geleid tot zijn veroordeling in Roemenië. De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat onduidelijk was of de verdachte aanwezig was bij de eerdere rechtszittingen. De officier van justitie betwistte dit en de rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon plaatsvinden, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden waren.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-078784-25
Datum uitspraak: 5 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 4 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 maart 2025 door
the First District Court of Bucharest(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1989,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt als grondslag de
Criminal Judgment No. 552 delivered on 24.08.2023 by the First District Court of Bucharest, declared final by the criminal decision no. 80/A/23.01.2024 of Bucharest Court of Appeal, 1st Criminal Division.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van negen maanden en 363 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens de begeleidende brief van 24 maart 2025 waarbij het EAB is toegezonden nog twee maanden en 337 dagen. Het verweer van de raadsvrouw dat onvoldoende duidelijk is wat de hoogte zou zijn van de resterende straf, slaagt niet.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, nu onduidelijk is of de opgeëiste persoon aanwezig is geweest bij de procedures die tot die straf hebben geleid. Als hij aanwezig is geweest, is er geen verzet mogelijk, terwijl de verzetgarantie wel is aangekruist.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de stukken het volgende af. De opgeëiste persoon is bij
Judgement no. 390/18.9 GBLLEvan 15 maart 2019 van
the Central Criminal Court of Faro, Portugalveroordeeld tot een gevangenisstraf van 2005 dagen. Bij
Judgement no. 5063-19 in case no. B 4724-19van 23 september 2019 van
the District Court of Gothenburg, Swedenis de opgeëiste persoon veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar (365 dagen). Deze straffen zijn door de Roemeense autoriteiten overgenomen en bij beslissing van
the Argeş Regional Court No. 67/2022van 9 februari 2022 samengevoegd tot een gevangenisstraf van vier maanden en 2005 dagen. Van deze samengevoegde gevangenisstraf resteren 363 dagen, na aftrek van de reeds in Portugal en Zweden ondergane detentie.
Bij
Criminal Judgment no. 2060 of the Ploieşti District Courtvan 21 november 2022 is aan de opgeëiste persoon voorwaardelijke invrijheidstelling verleend, met een strafrestant van 363 dagen gevangenisstraf.
Vervolgens is de opgeëiste persoon bij
Criminal decision no. 80/A/23.01.2024 of Bucharest Court of Appealop 23 januari 2024 in hoger beroep veroordeeld voor een nieuw strafbaar feit, waarvoor aan hem een gevangenisstraf van negen maanden is opgelegd. Tevens is bij dit arrest de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen en de tenuitvoerlegging bevolen van de resterende gevangenisstraf van 363 dagen.
Criminal decision no. 80/A/23.01.2024 of Bucharest Court of Appeal
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een procedure in eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
De rechtbank stelt vast dat in dit geval
Criminal decision no. 80/A/23.01.2024 of Bucharest Court of Appealmoet worden getoetst omdat de zaak daarin ten gronde definitief is afgedaan. Uit de aanvullende informatie van 7 mei 2025 volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die tot dit arrest heeft geleid, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [5] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling terzake een eerder opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW. [6]
In dit geval is de
triggerendeveroordeling
Criminal decision no. 80/A/23.01.2024 of Bucharest Court of Appeal.Deze procedure is hiervoor al getoetst aan artikel 12 OLW.
Judgement no. 390/18.9 GBLLEvan 15 maart 2019 vanthe Central Criminal Court of Faro, Portugal
Ten aanzien van deze beslissing stelt de rechtbank op basis van de door de opgeëiste persoon ter zitting afgelegde verklaring vast dat hij in persoon aanwezig is geweest bij de procedure die tot deze beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich niet voor.
Judgement no. 5063-19 in case no. B 4724-19van 23 september 2019 vanthe District Court of Gothenburg, Sweden
Ook ten aanzien van deze beslissing stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon is verschenen bij de procedure die tot deze beslissing heeft geleid, gelet op de door de opgeëiste persoon ter zitting afgelegde verklaring. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW doet zich niet voor.
Criminal judgment no. 67/2022 of the Argeş Regional Courtvan 9 februari 2022
De beslissing van
the Argeş Regional Courtvan 9 februari 2022 waarbij de aanvankelijk in Portugal en Zweden opgelegde straffen zijn samengevoegd, behelst weliswaar een wijziging van de maat van de oorspronkelijke straffen maar uit de aanvullende informatie van 7 mei 2025 blijkt dat sprake is van een louter formele berekening, waarbij de rechter geen beoordelingsmarge toekomt. Deze beslissing valt dan ook niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
Artikel 12 OLW staat dan ook niet aan overlevering in de weg.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
telkens: diefstal
overtreding van artikel 107 Wegenverkeerswet 1994
computervredebreuk
oplichting
poging tot oplichting.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name gelet op de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [7]
Bij brief van 22 april 2025 hebben de Roemeense autoriteiten, voor zover hier van belang, de volgende detentiegarantie verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon:
‘If the person deprived of his liberty is handed over to the Romanian authorities at Henri Coanda Airport in Bucharest, he will be initially sent toBucharest-RahovaPrison in order to pass through a quarantine period for 21 days in a room with a minimum space of 3 square meters. (…) Each inmate under quarantine and observation is guaranteed the right to a daily walk for 2 hours. In addition, each inmate is offered a range of activities to choose from, creating the opportunity to spend a much longer period of time outside the cell if they choose to participate.
Depending on the extent of the sentence, he will most likely serve his custodial sentence initially under asemi-open detention regime. Also, given his residence, most likely in the beginning he will serve the sentence inPloieşti Prison. (…) Consequently, inmates serving their sentence under the semi-open prison regime have the opportunity to spend free time outside the cell throughout the day. They are sent back to their cells just for dinner and before making the evening call. In conclusion, in addition to the time spent on participation in activities and programmes and the exercise of rights, this category of inmates can spend their free time outside the cell in open air, actually using the cell only for rest or for various administrative activities and individual hygiene.
[opgeëiste persoon] will be provided with a minimum personal space of 3 square meters, during the entire period of execution of the sentence, unless he is assigned to the open detention regime, during which period they will be provided with 4 square meters, including the bed and the related furniture,but excluding the space for the sanitary facilities, with the number of inmates being configured in relation to the cell area.
Following the express request from the authorities of the Netherlands, (…) [opgeëiste persoon]will not be held in Giurgiu Prison.
(…) the National Prison Administration guarantees that, throughout the entire period of execution of the sentence, inmates will benefit from a minimum personal space including the bed and related furniture,and excluding the space intended for sanitary facilities, as follows:- 3 sqm during the quarantine and observation period;
- 3 sqm if the custodial sentence is served under a semi-open detention regime’
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot artikel 11 OLW.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat artikel 11 OLW niet in de weg staat aan overlevering.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande detentiegarantie. [8] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 138ab, 310, 311, 326 Wetboek van Strafrecht, 107 en 177 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the First District Court of Bucharest(Roemenië) voor de feiten zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB en in de aanvullende informatie van 22 april 2025.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mr. I. Verstraeten en mr. E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
6.Rb. Amsterdam 4 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:2884
7.Zie onder meer rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:20 16:2630).
8.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.