ECLI:NL:RBAMS:2025:3756

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
13-081611-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en oplichting

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, België. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 5 maart 2025 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Colombia, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 21 mei 2025 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. L. Ibisevic.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Belgische nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenneming bevolen. De raadsvrouw voerde aan dat het EAB niet genoegzaam was, omdat het ook oude feiten bevatte waarvoor eerder al overlevering was toegestaan. De officier van justitie betoogde echter dat het EAB wel degelijk genoegzaam was en dat de overlevering kon worden toegestaan.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar loopt op onmenselijke behandeling in België, gezien de garanties die door de Belgische autoriteiten zijn gegeven over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-081611-25
Datum uitspraak: 4 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 27 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 maart 2025 door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, België, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] (Colombia),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 mei 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn - door hem daartoe gemachtigde - raadsvrouw, mr. L. Ibisevic, advocaat te Haarlem.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot aanhouding bij verstek van 05 maart 2025 vanwege de onderzoeksrechter in het kader van een gerechtelijk onderzoek onder het nummer 2024/154/1.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het EAB niet genoegzaam is. Op grond van het EAB wordt overlevering verzocht voor drie nieuwe feiten (onder 2.), maar ook voor een aantal “oude” feiten (onder 1.). De feiten als onder 1. omschreven, zijn ook al opgenomen in een eerder EAB van 19 september 2024. Bij uitspraak van de rechtbank van 5 december 2024 is de overlevering voor dit EAB en dus voor die feiten al toegestaan. [4] Omdat opgeëiste persoon in Nederland gedetineerd is vanwege een lopende Nederlandse strafzaak, heeft de feitelijke overlevering nog niet plaatsgevonden. In het A-formulier staat dat het eerdere EAB niet meer “valid” is. Dat roept vragen op De uitvaardigende justitiële autoriteit had aanvullende toestemming moeten vragen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB wel genoegzaam is en dat de overlevering kan worden toegestaan. Zowel uit het EAB als uit het A-formulier blijkt voor welke feiten de overlevering wordt verzocht.
Oordeel van de rechtbank
Onder e van het EAB staat vermeldt dat het EAB ‘op basis van de vordering van de procureur des Konings d.d. 3 maart 2025’ betrekking heeft op ‘drie bijkomende gelijksoortige feiten’. Daarvoor staat onder 1. van onderdeel e van het EAB vermeld dat eerder de overlevering is verzocht voor een aantal vergelijkbare strafbare feiten, waarbij vier slachtoffers betrokken waren. Voor deze feiten wordt thans niet meer de overlevering gevraagd. Onder 2. van onderdeel e staan vervolgens de strafbare feiten vermeld, waarvoor nu overlevering wordt verzocht, met vermelding van drie andere slachtoffers. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van een genoegzaam EAB dat voldoet aan de in artikel 2 OLW gestelde eisen. Het verweer van de raadsvrouw, namelijk dat aanvullende toestemming had moeten worden gevraagd, gaat niet op aangezien die procedure eerst van toepassing is als de opgeëiste persoon al overgeleverd is.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie,informatiecriminaliteit,oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [5]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 16 april 2025, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, Dienst Internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit van de Federale overheidsdienst Justitie te Brussel de volgende de opgeëiste persoon betreffende detentiegarantie is gegeven:

Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd.14 april 2025) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (°19 juni 2005) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 05 maart 2025, ref. 2024/154/1) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.
1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Nieuw Dendermonde indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentie-omstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:

De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.

De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.

De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.

Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.
3. Sanitaire en hygiëne omstandigheden
Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
Net als in eerdere zaken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2022) [6] gaat de rechtbank aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar op een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Dendermonde, België, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M. Westerman en M.W. Speksnijder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 5 december 2024, ECLI:RBAMS:2024:7621.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,