ECLI:NL:RBAMS:2025:3602

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
13-085561-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel van Portugal

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Gerechtshof van het district Leiria in Portugal. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Portugal in 1982, die momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 15 mei 2025 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is gebaseerd op een vonnis van 13 maart 2023 en een arrest van 25 juli 2023, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van 4 jaar en 8 maanden is opgelegd. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het hoger beroep. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de opgeëiste persoon wel degelijk recht had op een advocaat en aanwezig was bij de eerste aanleg.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er onduidelijkheid bestaat over de procedure in hoger beroep en heeft besloten het onderzoek te heropenen. Tevens heeft de rechtbank vragen geformuleerd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de aanwezigheid van de opgeëiste persoon tijdens het hoger beroep en de mogelijkheid om gebruik te maken van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering, gezien de toezegging van de Portugese autoriteiten dat hij in Sintra zal worden geplaatst. De zaak moet uiterlijk 7 dagen voor 16 juni 2025 opnieuw op zitting worden gepland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-085561-25
Datum uitspraak: 28 mei 2025
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 25 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 december 2024 door het Gerechtshof van het district Leiria (Portugal) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van 13 maart 2023 en een arrest van 25 juli 2023 (referentie: 221/21.2PAPNI).
Uit aanvullende informatie van 29 april 2025 van de rechter van de
Caldas da Rainha Local Criminal Courtblijkt dat het gaat om een vonnis van de
Caldas da Rainha Local Criminal Courtvan 13 maart 2023 en een arrest van de
Court of Appeal of Coimbravan 25 juli 2023. Dit arrest is het hoger beroep van het vonnis van 13 maart 2023.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest van de
Court of Appeal of Coimbravan 25 juli 2023.
Bovengenoemd arrest van de
Court of Appeal of Coimbravan 25 juli 2023 betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering dient te worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van het hoger beroep. Uit de aanvullende informatie van 29 april 2025 blijkt ook dat de opgeëiste persoon niet aanwezig hoefde te zijn bij het hoger beroep. De opgeëiste persoon verklaart op zitting, in aanvulling op het verweer van de raadsman, dat zijn Portugese advocaat hem geadviseerd heeft om in hoger beroep te gaan. Vervolgens was het voor de opgeëiste persoon op geen enkele manier meer mogelijk om contact te leggen met zijn advocaat. Er werd door zijn advocaat niet gereageerd op berichten en afspraken werden geannuleerd. Bovendien betrof dit een niet door de opgeëiste persoon gekozen advocaat.
De officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het hoger beroep getoetst moet worden aan artikel 12 OLW omdat de straf in hoger beroep is aangepast. De opgeëiste persoon was daarbij niet aanwezig, maar volgens de officier van justitie kan worden afgezien van de weigeringsgrond. De opgeëiste persoon had een advocaat en heeft met een advocaat hoger beroep ingesteld tegen het vonnis in eerste aanleg. Ook was de opgeëiste persoon bij het proces in eerste aanleg aanwezig.
Oordeel van de rechtbank
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
De rechtbank stelt vast dat uit de aanvullende informatie van de Portugese autoriteiten van 29 april 2025 blijkt dat de straf in hoger beroep is aangepast en dat die beslissing onherroepelijk is. Het hoger beroep valt daarom onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
De rechtsbank is ambtshalve bekend dat volgens de Portugese regels van strafvordering een zitting in hoger beroep niet plaatsvindt tenzij de appellant verzoekt om nieuw bewijs te leveren. [5] Uit de stukken volgt dat de advocaat van de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld. Nu er echter verder geen informatie bekend is over de reden van dat hoger beroep, is onduidelijk of er in hoger beroep een zitting heeft plaatsgevonden en of de opgeëiste persoon gebruik heeft kunnen maken van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderzoek te heropenen en gelijktijdig te schorsen om de officier van justitie de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te laten stellen:
- Heeft (de raadsman van) de opgeëiste persoon verzocht om in hoger beroep nieuw bewijs te leveren?
- Zo ja, heeft er een zitting in hoger beroep plaatsgevonden?
- Zo ja, kan het D-formulier op het EAB dan voor het hoger beroep worden ingevuld?

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.

5.Artikel 11; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 6 april 2021 [6] heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar aangenomen dat personen die in Portugal in de detentie-instellingen van Lissabon, Caxias en Setúbal zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). In het rapport van de
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) gepubliceerd in 2023 – waarbij Caxias en Setúbal anders dan Lissabon niet zijn bezocht – is het aangenomen algemeen reëel gevaar niet ontkracht. De rechtbank gaat dan ook nog steeds uit van een algemeen reëel gevaar in de zin van artikel 4 Handvest voor deze drie detentie-instellingen.
Bij brief van 9 mei 2025 heeft de
Assistant Registrarbij de
Tribunal Judicial da Comarca de Leiria, Juizo Local Criminal das Caldas da Rainha - Juiz 2de volgende garantie gegeven:
“In response to the request in your email of 01-05-2025 regarding the above-mentioned matter, I have the honour to inform you that according to the information provided by the General Directorate of Prison Services, the defendant [de opgeëiste persoon] should be assigned to Sintra Prison.”
De rechtbank is, gelet op de toezegging van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in de detentie-instelling in Sintra, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 3.1. door de rechtbank geformuleerde vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEPAALTdat de zaak uiterlijk 7 dagen voor 16 juni 2025 opnieuw op zitting moet worden gepland;
BEVEELTde oproeping van
[de opgeëiste persoon]tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn advocaat.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Portugese taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B. van Galen en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Rechtbank Amsterdam 7 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:10297.
6.Rechtbank Amsterdam 6 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1627.