ECLI:NL:RBAMS:2025:3582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
758191
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige afbreking van onderhandelingen en derdenverklaring in bouwproject

In deze zaak heeft de besloten vennootschap VL BOUWSERVICES B.V. (VLB) een vordering ingesteld tegen MACE MANAGEMENT SERVICES B.V. (Mace) wegens onrechtmatige afbreking van onderhandelingen over de voortzetting van werkzaamheden aan een datacentrum voor Microsoft. VLB stelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen haar en Mace, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. VLB had als onderaannemer werkzaamheden verricht, maar na financiële problemen van haar contractspartij AC PLC Netherlands, heeft Mace de samenwerking met VLB beëindigd. VLB vordert schadevergoeding en inzage in een schikkingsdocument tussen Mace en AC PLC. De rechtbank wijst de vorderingen van VLB af, oordelend dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen en dat Mace niet onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen af te breken. Ook de derdenverklaring van Mace wordt als juist beoordeeld. VLB wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/758191 / HA ZA 24-1148
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VL BOUWSERVICES B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: VLB,
advocaat: mr. L. Driegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MACE MANAGEMENT SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Mace,
advocaat: mr. J.J. Bakker.

1.De zaak en de beslissing in het kort

1.1.
VLB heeft als onder-onderaannemer werkzaamheden verricht aan de bouw van een datacentrum voor Microsoft. Mace is de hoofdaannemer van het project. In augustus 2023 heeft de contractspartij van VLB, onderaannemer AC PLC Netherlands, plotseling haar betrokkenheid bij het project gestaakt vanwege financiële problemen. In de periode die volgde, hebben Mace en VLB contact gehad over de eventuele voortzetting door VLB van haar werkzaamheden. Nadat VLB conservatoir derdenbeslag onder Mace had gelegd ten laste van AC PLC Netherlands, heeft Mace aan VLB laten weten dat VLB niet langer bij het project zal worden betrokken.
1.2.
VLB stelt zich op het standpunt dat tussen haar en Mace een overeenkomst tot stand is gekomen over de voortzetting van de werkzaamheden, dan wel dat Mace de onderhandelingen daarover op onrechtmatige wijze heeft afgebroken. Ook meent VLB dat Mace onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar derdenverklaring onjuist in te vullen en een schikking te treffen met de moedermaatschappij van AC PLC Netherlands. VLB vordert in dit verband verschillende verklaringen voor recht en schadevergoeding. In het incident vordert VLB inzage in het schikkingsdocument.
1.3.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van VLB niet kunnen worden toegewezen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 oktober 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord van 4 december 2024, met producties,
- het tussenvonnis van 22 januari 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de in het proces-verbaal genoemde stukken.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Mace is als hoofdaannemer betrokken bij de bouw van een datacentrum voor Microsoft Corporation in [locatie] (hierna: het Project). Voor verschillende onderdelen van het Project heeft Mace onderaannemers ingeschakeld, die op hun beurt weer eigen onderaannemers hebben ingeschakeld. Vanaf eind 2020 was AC PLC als onderaannemer van Mace bij het Project betrokken. AC PLC Netherlands B.V. (hierna: AC PLC Netherlands) is een dochtermaatschappij van AC PLC.
3.2.
VLB is een onderaannemer die door AC PLC Netherlands was ingeschakeld. VLB heeft aan het Project werkzaamheden verricht op het gebied van logistiek, dakbedekking, de aanleg van plafonds en brandbeveiliging.
3.3.
Op of omstreeks 9 augustus 2023 hebben AC PLC en AC PLC Netherlands hun werkzaamheden voor het Project gestaakt in verband met financiële problemen. Op dat moment was VLB met 88 arbeidskrachten actief op de bouwplaats van het Project. Mace heeft op enig moment EPS Site Solutions B.V. (hierna: EPS) ingeschakeld om de rol van AC PLC en AC PLC Netherlands over te nemen.
3.4.
Op 11 augustus 2023 heeft de heer [naam 1] , werkzaam bij Mace, althans het concern waartoe Mace behoort, telefonisch contact opgenomen met de heer [naam 2] , [naam functie] van VLB.
3.5.
Op 14 augustus 2023 heeft de heer [naam 3] , werkzaam bij Mace, althans het concern waartoe Mace behoort, de heer [naam 2] per e-mail uitgenodigd om een
Prequalification Request Formin te vullen ten behoeve van de registratie van VLB in het
Supply Chain Management-systeem van Mace.
3.6.
In de middag heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen de heer [naam 1] en de heer [naam 2] .
3.7.
In de avond heeft de heer [naam 2] aan de heer [naam 1] een e-mail gestuurd met bijlagen, waarin de beschikbare materialen en arbeidskrachten per werkgebied van VLB zijn uiteengezet.
3.8.
Op 15 augustus 2023 heeft de heer [naam 2] aan de heer [naam 1] een e-mail gestuurd, waarin onder meer is vermeld:
“I trust this message finds you well. I’m writing to discuss the continuation of the data center construction project.
(…)
In our recent discussions, we concurred on collaborating to finalize the data center. I will provide the necessary personnel to ensure the project’s completion, and in return, I understand you’ve committed to ensuring timely payments.
It’s important to mention that the unexpected departure of [AC PLC Netherlands] has left me with significant unpaid dues. The funds owed by [AC PLC Netherlands] have severely strained my financial liquidity. This impacts my ability to pay the team members who have worked hard on the data center and are awaiting their salaries. Ensuring their timely payment is crucial to keep them motivated to complete the project.
Given the circumstances, and to streamline the continuation of the construction:
  • We agreed an hourly billing method. This will help us account for work more effectively given the current state of the project.
  • We’ve agreed on weekly advance payments, reflecting the financial pressure I’m currently under due to [AC PLC Netherlands’] outstanding debt.
  • An hourly rate of €42.50 would help us, ensuring our team’s motivation remains high. This is in line with the current market rate for skilled personnel in the Netherlands.
  • Our team’s familiarity with the construction, given their experience working under [AC PLC Netherlands], places them in a unique position to continue efficiently and navigate the challenges left behind by AC PLC.
I kindly request your confirmation of the above terms, enabling us to promptly resume work and avoid any further project delays.
Thank you for your understanding and continued partnership.”
3.9.
In de middag heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen de heer [naam 1] en de heer [naam 2] .
3.10.
Op 16 augustus 2023 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen de heer [naam 4] van EPS en de heer [naam 2] . Tijdens de bespreking heeft de heer [naam 4] een testbetaling van € 1,- verricht op de bankrekening van VLB.
3.11.
Op diezelfde dag heeft VLB ten laste van AC PLC Netherlands conservatoir derdenbeslag onder Mace doen leggen.
3.12.
Op 17 augustus 2023 heeft de heer [naam 1] aan de heer [naam 2] telefonisch meegedeeld dat de samenwerking met VLB niet wordt voortgezet vanwege het door VLB onder Mace gelegde derdenbeslag.
3.13.
In de avond heeft de heer [naam 2] een e-mail ontvangen met inloggegevens voor het
Supply Chain Management-systeem van Mace.
3.14.
Op 18 augustus 2023 is AC PLC in het Verenigd Koninkrijk in staat van faillissement verklaard.
3.15.
Op 31 augustus 2023 heeft Mace naar aanleiding van het door VLB gelegde derdenbeslag verklaard dat AC PLC Netherlands nu of in de toekomst niets van Mace te vorderen heeft op grond van een nu bestaande overeenkomst of een andere verplichting.
3.16.
Op 4 september 2023 hebben Mace en (de
administratorsvan) AC PLC een schikking getroffen.
3.17.
Op 5 september 2023 is AC PLC Netherlands in staat van faillissement verklaard.

4.Het geschil

4.1.
VLB vordert na eiswijziging dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
in de hoofdzaak,
primair,
voor recht verklaart dat tussen VLB en Mace op of uiterlijk 16 augustus 2023 een overeenkomst tot stand is gekomen, inhoudende dat VLB haar werkzaamheden aan het Project in opdracht van Mace zou voortzetten;
Mace veroordeelt tot nakoming van deze overeenkomst, althans tot betaling van schadevergoeding aan VLB wegens het niet-nakomen van deze overeenkomst, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
subsidiair, indien geen overeenkomst tot stand is gekomen,
voor recht verklaart dat Mace onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen met VLB over voortzetting van het werk op onrechtmatige wijze af te breken;
Mace veroordeelt tot betaling aan VLB van de schade die zij als gevolg daarvan heeft geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
primair en subsidiair,
voor recht verklaart dat Mace jegens VLB onrechtmatig heeft gehandeld door het derdenverklaringsformulier ex artikel 476a Rv onjuist in te vullen, terwijl zij wist, althans behoorde te weten, dat zij op dat moment een schuld aan AC PLC had;
voor recht verklaart dat Mace jegens VLB onrechtmatig heeft gehandeld door na beslaglegging in strijd met het derdenbeslag afspraken te maken met AC PLC die haar verhaalspositie illusoir hebben gemaakt;
Mace veroordeelt tot vergoeding aan VLB van de schade die zij heeft geleden door deze onrechtmatige handelingen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
in het incident,
Mace beveelt om binnen twee weken na betekening van het incidentele vonnis inzage te geven in, althans afschrift te verstrekken van het volledige schikkingsdocument, inclusief de onderliggende stukken (zoals correspondentie en cijfermatige berekening) die hebben geleid tot deze schikking, dat Mace gesloten heeft met AC PLC, waarin de afwikkeling van onderlinge verplichtingen is opgenomen, met inbegrip van de bedragen die in het document zijn zwartgelakt, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat Mace daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,-; en
in de hoofdzaak en het incident,
i. Mace veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.2.
VLB legt aan haar vorderingen – kort gezegd – het volgende ten grondslag. Tussen VLB en Mace is op 11 augustus 2023 een overeenkomst tot stand gekomen over de voortzetting door VLB van haar werkzaamheden voor het Project. Voor zover geen overeenkomst tot stand is gekomen, heeft VLB daarop gerechtvaardigd vertrouwd en waren de onderhandelingen al zo ver gevorderd dat het afbreken daarvan door Mace op 17 augustus 2023 onrechtmatig is jegens VLB. Verder heeft Mace onrechtmatig jegens VLB gehandeld door in haar verklaring naar aanleiding van het door VLB ten laste van AC PLC Netherlands gelegde conservatoir derdenbeslag niet te vermelden dat Mace een schuld heeft aan AC PLC en door in weerwil van het beslag en in het zicht van het faillissement van AC PLC Netherlands een schikking met AC PLC te treffen. VLB is daardoor in haar verhaalspositie getroffen. In het incident vordert VLB inzage in het schikkingsdocument om de juistheid van de derdenverklaring en de mate van benadeling (nader) te kunnen beoordelen.
4.3.
Mace voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van VLB, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van VLB in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Geen overeenkomst tot stand gekomen tussen VLB en Mace
5.1.
VLB stelt zich primair op het standpunt dat tussen haar en Mace een overeenkomst tot stand is gekomen over de voortzetting door VLB van haar werkzaamheden voor het Project. Tijdens het telefoongesprek op 11 augustus 2023 hebben partijen daarover overeenstemming bereikt. De totstandkoming van de overeenkomst wordt bevestigd door het verzoek aan VLB om zich te registreren in het
Supply Chain Management-systeem van Mace en de acceptatie daarvan, de testbetaling door EPS en de besprekingen op 14, 15 en 16 augustus 2023 over de beschikbare arbeidskrachten en materialen van VLB en de noodzakelijke voorbereidingen voor hervatting van het werk op 21 augustus 2023. Uit de jaarrekening van Mace blijkt volgens VLB tot slot dat het niet de bedoeling was om EPS als tussenaannemer te laten fungeren.
5.2.
Mace betwist dat partijen hebben onderhandeld over de essentialia van een overeenkomst, laat staan dat zij daarover overeenstemming hebben bereikt. De heer [naam 1] was ook niet bevoegd om Mace daarin te vertegenwoordigen. De door VLB aangevoerde omstandigheden betreffen uitsluitend voorbereidingshandelingen of verkennende gesprekken om ervoor te zorgen dat het Project snel door een nieuwe onderaannemer zou worden voortgezet, mogelijk met VLB als onder-onderaannemer. Indiening van een
Prequalification Request Formis onderdeel van het
Know Your Customer-proces van Mace, waaraan moet worden voldaan voordat een partij in aanmerking komt als contractspartij. Op Mace als ‘
management contractor’ rust weliswaar de verplichting om het Project op te leveren, maar zij werkt daarbij altijd met een tussenaannemer zoals AC PLC en later EPS.
5.3.
Een overeenkomst komt (gewoonlijk) tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid. Aanbod en aanvaarding kunnen in elke vorm plaatsvinden en besloten liggen in een of meer gedragingen. [1]
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat uit de door VLB aangevoerde feiten en omstandigheden niet blijkt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. De heer [naam 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de heer [naam 1] hem tijdens het telefoongesprek op 11 augustus 2023 heeft gevraagd om naar Nederland te komen om toe te lichten welke werkzaamheden VLB verrichtte op de bouwplaats, of VLB werkte per uur of per vierkante meter en of hij zijn e-mailgegevens wilde sturen. Afgezien van de vraag of de heer [naam 1] bevoegd was om Mace te vertegenwoordigen, blijkt hieruit niet enige toezegging van Mace dat VLB haar werkzaamheden mocht voortzetten of dat daarover tussen partijen overeenstemming bestond. Het transcript van de bespreking op 14 augustus 2023 bevestigt dat Mace op dat moment benieuwd was naar de werkzaamheden die VLB had verricht en eventueel zou kunnen verrichten aan het Project en de gevolgen van het aanstaande faillissement van AC PLC voor VLB. Daaruit blijkt niet dat Mace al aan VLB had toegezegd dat zij haar werkzaamheden zou mogen voortzetten:
“(…)
Mace: I can’t sit here right now and say we can help you, because it’s not our issue.
VLB: Yes, I know, I understand.
Mace: What we would like to try and do though, is to help you with work, so that you can still work on the job, so that you can start to, you know, again get cash coming back in to support your…
(…)”
Mace heeft ook gemotiveerd betwist dat partijen nadien overeenstemming zouden hebben bereikt. Zo blijkt uit het dossier niet van enige reactie van Mace op de e-mails van de heer [naam 2] van 14 en 15 augustus 2023, laat staan dat (iemand namens) Mace heeft bevestigd dat VLB contractspartij zou worden van Mace. Uit het transcript van de bespreking op 16 augustus 2023 tussen EPS en VLB volgt bovendien dat VLB ook toen nog in afwachting was van een akkoord van Mace:
“(…)
VLB: You will be, if I can ask, only the company who will be making the payments for me?
EPS: Yes.
EPS: One more time, what we are doing. So once you have agreed with Mace what it all is.
VLB: Yes, okay.
EPS: They’ll pay me. I’ll pay you the same day.
(…)”
In reactie op de gemotiveerde betwisting van Mace heeft VLB haar stellingen dat er wel degelijk een overeenkomst is gesloten tijdens de mondelinge behandeling niet nader toegelicht of onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft VLB dan ook onvoldoende gesteld om op dit punt tot nadere bewijslevering te worden toegelaten.
5.5.
De door VLB als ‘uitvoeringshandelingen’ gekwalificeerde feiten en omstandigheden geven er ook onvoldoende blijk van dat een overeenkomst tot stand zou zijn gekomen. VLB heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat registratie in het
Supply Chain Management-systeem van Mace ertoe dient om potentiële contractspartijen aan de hand van hun KvK-gegevens te identificeren, met het oog op (nadere) onderhandelingen. De registratie van VLB was bovendien pas voltooid nadat VLB ervan op de hoogte was gebracht dat zij niet langer bij het Project zou worden betrokken. Verder is niet gebleken dat de testbetaling door EPS op instructie van Mace heeft plaatsgevonden of anderszins aan Mace kan worden toegerekend. Tot slot is onvoldoende komen vast te staan dat, zelfs als VLB haar werkzaamheden had mogen voortzetten, Mace zou hebben gefungeerd als haar contractspartij. VLB heeft immers niet gemotiveerd weersproken dat de rol van Mace als ‘
management contractor’ meebrengt dat zij geen directe contractuele relatie aangaat met (onder-)onderaannemers zoals VLB, wat haar verplichting jegens Microsoft Corporation om het Project op te leveren onverlet laat. Aan de algemene uitlatingen van de heer Fredriksson in verband met het voorgaande gaat de rechtbank voorbij.
5.6.
De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat tussen VLB en Mace een overeenkomst tot stand is gekomen. De primaire vorderingen van VLB onder a) en b) zullen daarom worden afgewezen.
Geen schadevergoedingsplicht Mace wegens afgebroken onderhandelingen
5.7.
VLB stelt zich subsidiair op het standpunt dat het afbreken van de onderhandelingen door Mace op 17 augustus 2023 onrechtmatig was, omdat (i) de onderhandelingen al zodanig vergevorderd waren dat er uitvoeringshandelingen waren verricht, en (ii) VLB er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat zij haar werkzaamheden mocht voortzetten. VLB doet in dit verband een beroep op grotendeels dezelfde feiten en omstandigheden die zij heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar primaire vorderingen.
5.8.
Mace betwist dat zij op enig moment de indruk heeft gewekt dat daadwerkelijk een overeenkomst met VLB tot stand zou komen. De besprekingen vonden plaats binnen het korte tijdsbestek van drie dagen en in hectische omstandigheden vanwege het (aanstaande) faillissement van AC PLC. Zij waren bovendien alleen verkennend van aard. Het door VLB gelegde derdenbeslag onder Mace betrof een onvoorziene omstandigheid, die maakte dat Mace een gerechtvaardigd belang had bij het afbreken van de onderhandelingen.
5.9.
Voor de beoordeling van een schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen geldt een strenge maatstaf, die tot terughoudendheid noopt. Ieder van de onderhandelende partijen is vrij de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. [2]
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat VLB onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat een overeenkomst tussen haar en Mace tot stand zou komen. Uit de hiervoor besproken feiten en omstandigheden blijkt dat de gesprekken tussen VLB en Mace niet de verkennende fase zijn overstegen. Niet is gebleken dat Mace aan enig vertrouwen in de totstandkoming van een overeenkomst bij VLB heeft bijgedragen. VLB heeft verder geen feiten en omstandigheden aangevoerd die erop neerkomen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat Mace de onderhandelingen heeft afgebroken. Voor zover VLB ook aan haar subsidiaire vorderingen ten grondslag heeft gelegd dat sprake was van overeenstemming tussen partijen over bepaalde (essentiële) onderdelen van de overeenkomst en dat er al uitvoeringshandelingen waren verricht, stuit dat af op het voorgaande.
5.11.
De rechtbank concludeert dat het Mace vrij stond om de onderhandelingen met VLB af te breken. De subsidiaire vorderingen van VLB onder c) en d) zullen daarom worden afgewezen.
Derdenverklaring van Mace was juist
5.12.
VLB stelt verder dat Mace onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet op haar derdenverklaring te vermelden dat zij een schuld had aan AC PLC. Volgens VLB vormen AC PLC en AC PLC Netherlands een functionele eenheid, omdat zij dezelfde bestuurder hebben, AC PLC enig aandeelhouder is van AC PLC Netherlands, AC PLC Netherlands alleen werd gebruikt om onderaannemers te betalen en geen eigen bedrijfsactiviteiten had, en het faillissement van AC PLC ook het faillissement van AC PLC Netherlands betekende. Mace wist bovendien dat VLB een vordering had op AC PLC Netherlands, zodat op haar een (extra) zorgplicht rustte om te verklaren over haar schuld aan AC PLC.
5.13.
Mace voert aan dat zij de derdenverklaring volledig en naar waarheid heeft ingevuld. AC PLC en AC PLC Netherlands zijn afzonderlijke entiteiten. Er rust op Mace als derdebeslagene geen verplichting om informatie te verschaffen over haar rechtsverhouding met een derde. De omstandigheid dat AC PLC en AC PLC Netherlands deel uitmaken van hetzelfde concern maakt dat niet anders.
5.14.
Op grond van de wet is de derdebeslagene verplicht om verklaring te doen van de vorderingen die door het beslag zijn getroffen (artikel 476a Rv). De vorderingen die door het beslag zijn getroffen, betreffen de vorderingen van de beslagdebiteur op de derdebeslagene (artikel 475 Rv). Deze regels zijn ook van toepassing op een conservatoir beslag onder een derde (artikel 718 in combinatie met artikel 720 Rv).
5.15.
De rechtbank oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat VLB een vordering heeft op AC PLC Netherlands en uitsluitend ten laste van die partij verlof heeft gekregen voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder Mace. VLB heeft ook niet weersproken dat Mace een schuld had aan AC PLC, en niet aan AC PLC Netherlands. De derdenverklaring van Mace dat zij niets verschuldigd is aan AC PLC Netherlands is, gelet op de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen, dan ook juist en volledig.
5.16.
Het beroep van VLB op de functionele eenheid tussen AC PLC en AC PLC Netherlands, dat de rechtbank opvat als een beroep op vereenzelviging, gaat niet op. Vereenzelviging kan, in de context van een derdenbeslag, aan de orde zijn als sprake is van zodanig misbruik van het identiteitsverschil tussen afzonderlijke rechtspersonen dat hierop in rechte geen beroep kan worden gedaan. Alleen onder uitzonderlijke omstandigheden zal vereenzelviging de aangewezen vorm van redres zijn: de enkele omstandigheid dat sprake is van een in vennootschapsrechtelijk opzicht nauwe verwevenheid tussen de betrokken rechtspersonen is onvoldoende. [3] VLB heeft niet gesteld dat een dergelijke situatie zich hier voordoet. De door VLB aangedragen feiten en omstandigheden, voor zover juist, hebben ook uitsluitend betrekking op de vennootschapsrechtelijke verwevenheid tussen AC PLC en AC PLC Netherlands. Het had bovendien op de weg van VLB gelegen om in het beslagrekest de vereenzelviging tussen AC PLC en AC PLC Netherlands te onderbouwen en verlof te vragen om ten laste van beide partijen beslag te mogen leggen, in plaats van van Mace te verwachten dat zij die vereenzelviging zou constateren en daarover uit eigen beweging zou verklaren.
5.17.
Ook de omstandigheid dat Mace op de hoogte was van de vordering van VLB op AC PLC Netherlands, brengt niet mee dat, in afwijking van de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen, Mace zou zijn gehouden om te verklaren over een schuld aan een andere partij dan de beslagdebiteur. Die omstandigheid brengt op zichzelf ook niet mee dat op Mace in haar hoedanigheid als derdebeslagene een zorgplicht jegens VLB zou rusten.
5.18.
De rechtbank concludeert dat aan Mace niet kan worden verweten dat zij in haar derdenverklaring niet haar schuld aan AC PLC heeft gemeld. De vorderingen van VLB onder e) en g), voor zover laatstgenoemde vordering betrekking heeft op de juistheid van de derdenverklaring, zullen daarom worden afgewezen.
Schikking tussen Mace en AC PLC raakt VLB niet
5.19.
VLB stelt tot slot dat Mace onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door een schikking te treffen met AC PLC vlak vóór het faillissement van AC PLC Netherlands. Mace heeft in weerwil van het door VLB gelegde beslag betalingen gedaan aan AC PLC. VLB is ook anderszins door de schikking in haar verhaalsmogelijkheden benadeeld. Voor zover de vordering van VLB op AC PLC Netherlands in de schikking is verrekend of afgekocht, is sprake van misbruik van bevoegdheid of paulianeus handelen door Mace.
5.20.
Mace voert aan dat de schikking tussen Mace en AC PLC geen betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen VLB en AC PLC Netherlands. De betalingen onder de schikkingsovereenkomst vielen ook niet onder het beslag, omdat door VLB uitsluitend ten laste van AC PLC Netherlands beslag is gelegd. De door VLB gestelde benadeling is een gevolg van het faillissement van AC PLC Netherlands, en niet van de schikking.
5.21.
De rechtbank oordeelt als volgt. Hiervoor is aan de orde gekomen dat het door VLB onder Mace gelegde beslag zich niet uitstrekte tot de schuld van Mace aan AC PLC. Enige betaling van Mace aan AC PLC in het kader van een schikking heeft dus niet in weerwil van dat beslag plaatsgevonden. Gelet op het feit dat VLB uitsluitend een vordering had op AC PLC Netherlands en niet op AC PLC, is ook niet duidelijk op welke wijze de schikking, en eventuele in dat verband verrichte betalingen, raken aan de verhaalspositie van VLB. Mede in het licht hiervan heeft VLB ook onvoldoende gemotiveerd gesteld dat sprake is van misbruik van bevoegdheid of paulianeus handelen door Mace.
5.22.
De rechtbank zal de vorderingen van VLB onder f) en g), voor zover laatstgenoemde vordering betrekking heeft op de schikking, daarom afwijzen.
Incidentele vordering wordt afgewezen
5.23.
In het incident vordert VLB inzage in of afschrift van een schone versie van het schikkingsdocument. Anders dan Mace heeft aangevoerd, leidt de omstandigheid dat VLB deze vordering heeft gebaseerd op artikel 194 (nieuw) Rv, welke bepaling gelet op artikel XIIA van de Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht niet van toepassing is op deze procedure, niet tot niet-ontvankelijkheid van VLB in het incident. De rechtbank is immers gehouden om de rechtsgronden aan te vullen. Artikel 843a (oud) Rv, dat onder het nieuwe recht door de genoemde bepaling is vervangen, biedt onder bepaalde voorwaarden een grondslag voor de inzage in of afschrift van bepaalde documenten. Uit het voorgaande blijkt dat, afgezien van de vraag of aan de overige voorwaarden is voldaan, het VLB aan een rechtmatig belang ontbreekt bij inzage in of afschrift van een schone versie van het schikkingsdocument. Hetzelfde geldt voor zover de incidentele vordering erop is gericht om de juistheid van de derdenverklaring van Mace te beoordelen. De rechtbank zal de incidentele vordering daarom afwijzen.
Conclusie
5.24.
De rechtbank zal de vorderingen van VLB integraal afwijzen.
5.25.
VLB is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Mace in de hoofdzaak en in het incident worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.094,00
5.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank in de hoofdzaak en in het incident
6.1.
wijst de vorderingen van VLB af,
6.2.
veroordeelt VLB in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als VLB niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt VLB tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.R. Jöbsis, bijgestaan door mr. M.M.J. Vink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.

Voetnoten

1.HR 17 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1889, rov. 3.2.2.
2.HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337 (
3.HR 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480 (