Op 7 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Parket-generaal bij het Hof van beroep te Luik, België. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko, was in Nederland verblijvend en had een vrijheidsstraf van vijf jaar opgelegd gekregen, waarvan nog 618 dagen restte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon beoordeeld. Tijdens de zitting op 23 april 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de termijn voor uitspraak verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en dat zijn verdediging adequaat was gevoerd. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing geacht, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot de veroordeling leidde, maar wel een advocaat had gemachtigd.
De rechtbank heeft ook de vraag van gelijkstelling met een Nederlander beoordeeld. De raadsman en de officier van justitie waren het erover eens dat de opgeëiste persoon gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank concludeerde dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland kan worden overgenomen, omdat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen, met opheffing van de overleveringsdetentie tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.