Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
Bank),
[gedaagde]),
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 24,
2.De feiten
[naam tussenholding]) exploiteerde in verschillende werkmaatschappijen negen winkels, die zich aanvankelijk richtten op de verkoop van fietsen en later op sport en lifestyle.
Neel). In Neel is het familiekapitaal ondergebracht van [gedaagde] , die zelf vijftig procent van de aandelen houdt.
[bedrijf]). Neel verstrekte sinds 2013 leningen aan [bedrijf] , die waren verzekerd met pandrechten op huidige en toekomstige bedrijfsvoorraden van [bedrijf] .
AKV) en Algemene Bankvoorwaarden (
ABV) van toepassing verklaard. Tot zekerheid van terugbetaling aan de Bank, zijn de werkmaatschappijen van [naam tussenholding] hoofdelijk aan de kredietfaciliteit verbonden en zijn pandrechten op hun huidige en toekomstige bedrijfsvoorraden gevestigd.
- op bedrijfsactiva geen beperkte rechten rusten, en,
- evenmin daarop tevoren ten behoeve van een ander een beperkt recht is gevestigd.
- Euretco leverde voorraden aan [bedrijf] onder eigendomsvoorbehoud,
- de voorwaardelijk verkregen eigendom van [bedrijf] werd bezwaard met door Euretco voorbehouden eersterangs pandrechten ten gunste van Euretco,
- Neel verkreeg uit hoofde van door [bedrijf] bij voorbaat gevestigde zekerheden tweederangs pandrechten op de voorraden,
- na doorlevering van de voorraden aan [naam tussenholding] verkreeg de Bank haar pandrechten, maar die waren daardoor derde in rang.
3.Het geschil
- dat [naam tussenholding] op grond van artikel 5.3 van de AKV zonder schriftelijke toestemming van de Bank geen activa aan andere schuldeisers mocht verpanden,
- dat [naam tussenholding] op grond van artikelen 2 lid 2 ABV, 5.3 sub a en c AKV, 7 AKV en 9.2 jo. 9.1 sub a en c AKV verplicht was de Bank tijdig te informeren over de gewijzigde leveringsstructuur en de gevolgen daarvan voor de pandrechten van de Bank.
4.De beoordeling
Ontvanger/Roelofsen-arrest van de Hoge Raad zijn niet-limitatief twee gevalstypen van een dergelijk persoonlijk ernstig verwijt geformuleerd. De Bank legt aan haar stellingen ten grondslag dat sprake is van het tweede gevalstype, namelijk het geval waarin een bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt:
- wist van het door de Bank bedongen eerste pandrecht op de huidige en toekomstige voorraden van de [naam tussenholding] -groep,
- wist dat de [naam tussenholding] -groep vanaf 2019 tegenvallende resultaten boekte,
- wist van de onderlinge schuldposities binnen de groep door zijn rol als bestuurder van [bedrijf] en 50%-aandeelhouder van Neel,
- binnen de [naam tussenholding] -groep verantwoordelijk was voor de inkoop van voorraden en zich daarbij juridisch liet bijstaan door advocaten, en,
- daarom behoorde te begrijpen dat de schade voor de Bank voorzienbaar was.
5.De beslissing
5.3. veroordeelt de Bank tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,