ECLI:NL:RBAMS:2025:2375

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
13-235244-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van niet-voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis in het kader van Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2025 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Vilnius Regional Court in Litouwen. De opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1998, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB meerdere keren uitgesteld en verlengd, waarbij vragen werden gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden in Litouwen. Op basis van de Overleveringswet (OLW) heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis meer was, aangezien de opgeëiste persoon zijn straf van acht maanden inmiddels had ondergaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB niet voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW, waardoor de overlevering moest worden geweigerd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, die niet aanwezig was. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en aangegeven dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-235244-24
Datum uitspraak: 27 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 23 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juni 2024 door
the Vilnius Regional Courtin Litouwen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1998,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 19 september 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 september 2024, in
aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is
verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem, en door
een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak van 3 oktober 2024
Bij tussenuitspraak van 3 oktober 2024 [3] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende
justitiële autoriteit aanvullende vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Litouwen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 12 november 2024
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 12 november 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan
door zijn raadsman en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd in afwachting van de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit op de eerder gestelde vragen over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW, met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding.
Zitting van 28 november 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 28 november 2024 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman is wel verschenen en heeft namens de opgeëiste persoon het woord gevoerd.
Tussenuitspraak van 12 december 2024
Bij tussenuitspraak van 12 december 2024 [4] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit aanvullende vragen te stellen over de detentieomstandigheden in Litouwen.
Ook heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 31 december 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 31 december 2024 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman is wel verschenen en heeft namens de opgeëiste persoon het woord gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tussenuitspraak van 14 januari 2025
Bij tussenuitspraak van 14 januari 2025 [5] heeft de rechtbank vastgesteld dat de in de tussenuitspraak van 12 december 2024 geformuleerde vragen abusievelijk pas op 24 december 2024 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn gesteld. Het onderzoek is heropend en direct geschorst voor onbepaalde tijd om de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit af te wachten.
Zitting van 5 februari 2025
De behandeling van het EAB is – met instemming van de partijen – voortgezet op de zitting van 5 februari 2025 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman is wel verschenen en heeft namens de opgeëiste persoon het woord gevoerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tussenuitspraak van 19 februari 2025
Bij tussenuitspraak van 19 februari 2025 [6] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten, nu met de op 3 januari 2025 verkregen aanvullende informatie het eerder vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden omdat er een mogelijkheid bestond dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft hier een redelijke termijn van 30 dagen aan verbonden en geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Ook heeft de rechtbank op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn verlengd waarbinnen zij uitspraak moet doen met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 27 maart 2025
De behandeling van het EAB is – met instemming van de partijen – voortgezet op de zitting van 27 maart 2025 in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman is wel verschenen en heeft namens de opgeëiste persoon het woord gevoerd.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Geen voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis

Het EAB vermeldt een
Sentence of the District Court of Vilnius Cityin Litouwen van 17 januari 2024,
case No 1-190-1130/2024.
Tegen dit vonnis is door de opgeëiste persoon hoger beroep ingesteld en bij arrest van 5 april 2024 heeft
the Vilnius Regional Courtin Litouwen
, case No 1A-204-891/2024,het beroep verworpen, waarna het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk is geworden.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Volgens het EAB heeft de opgeëiste persoon twee dagen in voorarrest doorgebracht. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Op 12 maart 2025 heeft de officier van justitie de onmiddellijke invrijheidsstelling en opheffing van het bevel gevangenhouding bevolen, waarna de opgeëiste persoon per 16 maart 2025 onmiddellijk in vrijheid is gesteld.
Het Internationaal Rechtshulp Centrum (
hierna: IRC) heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op 18 maart 2025 bericht dat de opgeëiste persoon, die in afwachting van de behandeling van onderhavige overleveringszaak gedetineerd zat, de aan hem opgelegde straf inmiddels heeft voldaan. Het IRC heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd of zij het EAB intrekken, nu gelet op het voornoemde er geen sprake meer is van een voor tenuitvoerlegging vatbare beslissing.
Met de officier van justitie stelt de rechtbank vast dat hierop (nog) geen antwoord van de Litouwse autoriteiten is ontvangen.
Nu er in het geheel geen strafrestant meer is, is de rechtbank van oordeel dat voornoemd vonnis niet langer voor tenuitvoerlegging vatbaar is, zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c, OLW, zodat de overlevering – wegens ongenoegzaamheid van het EAB – dient te worden geweigerd.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan alle eisen van artikel 2 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 2 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Vilnius Regional Courtin Litouwen.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rb. Amsterdam 3 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6168.
4.Rb. Amsterdam 12 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:8240.
5.Rb. Amsterdam 14 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:223.