ECLI:NL:RBAMS:2025:1899

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
11097979 \ CV EXPL 24-4518
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en schending boetebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en haar werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer vorderde betaling van achterstallig salaris, vakantiedagen en vakantietoeslag, terwijl de werkgever in reconventie een verklaring voor recht vroeg dat de werknemer onverschuldigde betalingen had ontvangen en boetes eiste wegens schending van de arbeidsovereenkomst. De werknemer was sinds 5 april 2023 arbeidsongeschikt, maar de werkgever stelde dat zij zich tijdens haar ziekte als ondernemer had gepresenteerd en daardoor niet beschikbaar was voor arbeid. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had onderbouwd dat de werknemer niet arbeidsongeschikt was en dat zij recht had op 70% van haar salaris. De vordering van de werknemer tot betaling van achterstallig loon werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van niet-genoten vakantiedagen en vakantietoeslag. In reconventie werd de werknemer veroordeeld tot betaling van boetes wegens schending van de arbeidsovereenkomst, omdat zij klantgegevens en fotomateriaal van de werkgever onrechtmatig had gebruikt voor haar eigen onderneming. De proceskosten werden toegewezen aan beide partijen, waarbij de werkgever grotendeels in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11097979 \ CV EXPL 24-4518
Vonnis van 27 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.F. Kötter,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de werkgever,
gemachtigde: mr. A.L. Hock.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 april 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie met producties;
- het instructievonnis van 1 augustus 2024;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 december 2024. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [eiser] een aanvullende productie en een conclusie van antwoord in reconventie ingediend en heeft de werkgever aanvullende producties ingediend. [eiser] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens de werkgever is verschenen [naam 1] , bestuurder, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht, de gemachtigden mede aan de hand van pleitaantekeningen, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Aan het einde van de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden.
1.3.
Met de brief van 9 januari 2025 heeft [eiser] een klacht bij de rechtbank ingediend, die is aangemerkt als een wrakingsverzoek. De zaak is vervolgens geschorst. In de beslissing van 9 maart 2025 heeft de wrakingskamer van deze rechtbank dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin die zich bevond.
1.4.
Met de e-mail van 10 januari 2025 had de gemachtigde van [eiser] om vonnis gevraagd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is met ingang van 24 februari 2020 in dienst getreden bij de werkgever in de functie van makelaar op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Aansluitend hebben partijen op 24 september 2020 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. Het salaris bedroeg € 3.360,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2.2.
In de tweede arbeidsovereenkomst – van 24 september 2020 – zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“8. OVERIGE BEPALINGEN
8.1
Werknemer zal geheimhouding betrachten voor wat betreft alle gegevens die m.b.t. onze organisatie, of daaraan gelieerde ondernemingen en/of personen, ter beschikking staan of daarmee verband houden; het is werknemer verboden, gedurende één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, op enigerlei wijze een zakelijke relatie te onderhouden met relaties of leden van onze organisatie, tenzij hiertoe uitdrukkelijke toestemming is verleend.
8.2
Werknemer zal nimmer gebruik maken van adres- en/of andere (data)-bestanden van onze organisatie voor doeleinden die niet in het kader van de dienstbetrekking bij onze organisatie staan.
9. BOETEBEDING
Op overtreding van het in paragraaf 9 bepaalde verbeurt U een niet voor rechterlijke matiging vatbare en onmiddellijk opeisbare boete van € 5.000,-- (zegge: vijfduizend EURO) per gebeurtenis, onverminderd het recht op verdere schadevergoeding.”
Deze twee bepalingen zijn ook in de eerste arbeidsovereenkomst opgenomen. Het artikel over
OVERIGE BEPALINGENis inhoudelijk geheel gelijkluidend, maar is in die eerste overeenkomst opgenomen onder nummer 9 en subnummers 9.1, 9.2, 9.3 en 9.4. Ook het artikel
BOETEBEDINGis geheel identiek, op de eerste regel na. Die eerste regel luidt in de eerste arbeidsovereenkomst:
“10. BOETEBEDING”.
2.3.
In februari 2023 heeft [naam 1] aan [eiser] meegedeeld dat zij de bedrijfsactiviteiten van haar onderneming zal beëindigen wegens pensionering. Vervolgens hebben partijen overlegd over de overname van de bedrijfsactiviteiten van de werkgever door [eiser] .
2.4.
[eiser] heeft zich op 5 april 2023 ziek gemeld.
2.5.
Uit de probleemanalyse van de bedrijfsarts van 5 mei 2023 volgt dat op dat moment sprake was van niet werkgerelateerde beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren.
2.6.
Enige maanden later, op 19 juli 2023, heeft [eiser] een laatste overnamevoorstel van de werkgever afgewezen.
2.7.
Twee dagen daarna, op 21 juli 2023, heeft [eiser] haar eenmansbedrijf [bedrijf] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.8.
Enige dagen daarna, op 27 juli 2023 om 8:37 uur, ontvangt het bedrijf Kolibri – dat de ICT beheert voor de werkgever – een e-mail afkomstig van het e-mailadres:
“ [e-mailadres 2]” die luidt:
“(…) Goedemorgen
Zouden jullie svp mijn werknemer [eiser] kunnen koppelen tot toegang aan het systeem Kolibri.
Haar gebruikersnaam is: [gebruikersnaam]
Email: [e-mailadres 1]
Tel: [telefoonnummer]
Ook een link naar haar e-mailadres of de infomail voor een wachtwoordreset.
Met vriendelijke groet,
Best regards,
[naam 1] ”
De werkgever heeft Kolibri op enig moment gevraagd om onderzoek te doen naar de herkomst van deze e-mail. Kolibri heeft vervolgens het volgende antwoord per e-mail gestuurd:
“Hoi [naam 1] ,
We hebben nog wat onderzoek gedaan voor je. We bespraken gister de mail die is verstuurd op 27 juni 2023 om 8.37. Deze mail is vanuit jouw info mailbox naar ons gestuurd, met jouw handtekening eronder. We hebben wat informatie van de mail bijgevoegd.
(…)
Wat je hier ziet is het volgende (eigenlijk moet je het plaatje van beneden naar boven lezen). Op 27juni 8:37 uur heeft [e-mailadres 3] die email ontvangen van het IP-adres [ip adres] . Vanaf een Apple Iphone vanaf een KPN netwerk.”
2.9.
Op 7 augustus 2023 is de werkgever een ontslagprocedure gestart bij het UWV door toestemming te vragen om de arbeidsovereenkomst met [eiser] op te zeggen.
2.10.
In diezelfde maand, augustus 2023, is het salaris van [eiser] aangepast naar 70% van haar salaris. Bij email van 25 augustus 2023 heeft de werkgever het volgende aan [eiser] geschreven:
“(…) Verder zal vanaf deze maand je salaris maximaal 70% bedragen. Dat is conform de wet. Uit coulance overwegingen heb ik bij ziekte in de voorafgaande maanden 100% salaris nog aan je uitbetaald. Dat kan echt niet worden voortgezet omdat de bedrijfskosten dat niet langer toelaten. De voorafgaande salarisbetalingen dat teveel aan je is uitbetaald (30%) – vanaf je eerste ziekte dag – zal ik niet van je terugvorderen, ook al is dat onverschuldigd aan je uitbetaald. Ook hier doe ik dat uit coulance overwegingen. (…)”
2.11.
Ook is in diezelfde maand, op 19 augustus 2023, vanuit het e-mailadres: “
[e-mailadres 2]” aan een klant, [naam 2] , het volgende bericht gestuurd:
“(…) We would like to inform you that out dear colleague [eiser] will take over the service/real estate agency. She will be helping expats further under the company name [bedrijf] which will be completely online in September.
You have been a valuable client of [eiser] , who helped you during the purchase of your home and the renovation. For this reason, we kindly ask you if you can leave a review about your agent. (…)”
2.12.
Op 30 augustus 2023 is vanuit het e-mailadres: “
[e-mailadres 2]” aan klant [naam 3] het volgende bericht gestuurd:
“(…) [gedaagde] will end due to early retirement. I will continue the the service for expats under the name [bedrijf] .
You have been a valuable client of mine. For this reason I would kindly ask you if you could leave a review behind about the service that you had. How you experienced the buying process. (…)”
2.13.
Op 10 september 2023 is vanuit het e-mailadres: “
[e-mailadres 2]” aan klant [naam 4] het volgende bericht gestuurd:
“(…) [gedaagde] will end due to my early retirement. Our dear colleague [eiser] will continue with the service for expats under the name [bedrijf] , which will go online in mid of September.
You have been a valuable client of [eiser] , who helped you during the purchase of your home. For this reason, we kindly ask you if you can leave a review under our new company name. (…)”
2.14.
Op 15 september 2023 in vanuit het e-mailadres: “
[e-mailadres 2]” aan klant [naam 5] het volgende bericht gestuurd:
“(…) Due to the fact that I will have an early retirement I can’t assist you. I could ask one of our colleagues that I highly recommend you to contact you. Please let us know if you like to be contacted. (…)”
2.15.
Diezelfde dag, bij e-mail van 15 september 2023, heeft [eiser] vanuit een e-mailadres van [bedrijf] , onder meer, het volgende aan klant [naam 5] geschreven:
“(…) I received a request from [naam 1] to contact you about a possible date. (…)
I think it would be wise to first schedule an online meeting so that we can discuss the possibilities for rental and sales. Based on that, we would see what the next steps would be, that I would come and view the apartment. (…)”
2.16.
Bij e-mail van 20 september 2023 heeft klant [naam 6] aan de werkgever het volgende geschreven:
“(…) My wife informed me of the email you shared with her regarding [eiser] new business, “ [bedrijf] ”. [eiser] also called me this morning stating that you have given her permission to use the photos taken of us during the closing documents signing. (…)”
2.17.
Bij brief van 20 september 2023 heeft de werkgever via haar gemachtigde [eiser] diezefde dag geschorst, het salaris opgeschort en daarbij het volgende geschreven:
“(…) Feit is ook dat u officieel nog arbeidsongeschikt bent. Echter, uit uw berichten en gedragingen volgt de conclusie dat u volop actief bent om uw eigen makelaarsbedrijf op te zetten vanuit uw eenmanszaak [bedrijf] . Uw eenmanszaak staat ingeschreven staat in het handelsregister onder nummer [kvk-nummer] . Mijn cliënte heeft de verzuimbegeleiding inmiddels op de hoogte gesteld van uw activiteiten vanuit uw eigen onderneming. Als gevolg daarvan kan de mate van arbeidsongeschiktheid niet langer worden vastgesteld en daarmee kan ook de loonwaarde niet worden bepaald. Dat levert op zich al een grondslag op om uw salaris op te schorten.
Inmiddels is het bovengenoemde niet het enige dat u wordt verweten. Via Google heeft u onder uw bedrijfsnaam een aantal referenties geplaatst vanaf augustus 2023 die toebehoren aan het bedrijfsbestand van mijn cliënte. Een aantal referenties hebben echter deze berichten niet zelf geplaatst en ook hier is sprake dat hun identiteit is zonder toestemming is gebruikt.
Opvallend daarbij is dat een referentie heeft geplaatst uit naam van mijn cliënte met een foto van [naam 1] . Mijn cliënte heeft nooit deze referentie geplaatst, laat staan dat zij zelf de tekst heeft opgesteld of toestemming hiervoor heeft gegeven aan u om met een afbeelding en al als referentie te plaatsen.
Verder zijn er ook vanuit [e-mailadres 2] van mijn cliënte een aantal klanten benaderd welke ook vanuit naam van [naam 1] zijn verzonden met verzoek om een referentie op Google te plaatsen onder uw bedrijf. Ook heeft u zelfs berichten verstuurd dat [naam 1] doorgaat onder uw eenmanszaak [bedrijf] . Een grovelijke onwaarheid.
Ook hier geldt dat u ernstig in overtreding bent van uw verplichtingen voortvloeiende uit uw arbeidsovereenkomst en ook onrechtmatig jegens de persoon [naam 1] heeft gehandeld. Ik herhaal dat het aannemen van iemands identiteit of zich voordoen als die persoon strafbaar is en gezien de tekst valsheid in geschrifte kan opleveren. U heeft zich voorgedaan alsof u [naam 1] bent in relatie tot klanten van mijn cliënte. Ook heeft u zich voorgedaan als een klant die u als referent opvoert, zo heeft mevrouw [naam 6] inmiddels kenbaar gemaakt aan cliënte. (…)”
2.18.
Bij e-mail van 25 september 2023 heeft klant [naam 7] aan de werkgever laten weten dat hij [eiser] geen toestemming heeft gegeven om zijn foto te gebruiken.
2.19.
Bij brief van 28 september 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de werkgever verzocht om het loon van de maand september te betalen.
2.20.
Op 6 oktober 2023 heeft het UWV toestemming verleend voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] . Diezelfde dag, met de brief van 6 oktober 2023 aan [eiser] , heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de opzegtermijn opgezegd tegen 1 december 2023.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis dat de werkgever wordt veroordeeld tot (uit)betaling aan [eiser] van:
a. € 7.056,00 bruto aan achterstallig salaris over de maanden september, oktober en november 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
b. de bij einde dienstverband nog niet-genoten vakantiedagen onder overlegging van een bruto/netto specificatie;
c. de pro rata bij einde dienstverband aan [eiser] verschuldigde vakantietoeslag onder overlegging van een bruto/netto specificatie;
d. de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt hieraan ten grondslag dat de werkgever ondanks sommatie niet tot uitbetaling van het achterstallig salaris, niet-genoten vakantiedagen en de vakantietoeslag is overgegaan.
3.3.
De werkgever betwist dit en voert aan dat [eiser] bedrijfsactiviteiten voor haar eigen onderneming heeft ontplooid en zich tijdens de dienstbetrekking als ondernemer gepresenteerd met een eigen postadres en e-mailaccount. Daarmee is de loonaanspraak met alle daarbij behorende emolumenten geheel komen te vervallen. [eiser] was door haar gedragingen niet langer beschikbaar voor arbeid.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De werkgever vordert – na wijziging van eis – een verklaring voor recht dat [eiser] jegens de werkgever onverschuldigde betalingen heeft ontvangen wegens te veel uitbetaald salaris bij ziekte van € 3.360,00 bruto per maand gedurende de periode april tot en met juli 2023 terwijl er enkel een salarisaanspraak bestond op 70% van het salaris van € 2.352,00 bruto per maand.
Daarnaast vordert de werkgever dat [eiser] veroordeeld wordt tot (terug)betaling aan de werkgever van:
a. het netto equivalent van het teveel ontvangen salaris van € 4.302,00 bruto, te verhogen met de vakantietoeslag en de wettelijke rente;
b. € 25.000,00 wegens verbeurde boetes;
c. € 25.000,00 aan materiële schadevergoeding wegens overtreding van het concurrentiebeding en/of het geheimhoudingsbeding, en tot betaling van € 500,00 aan immateriële schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen;
d. de proceskosten.
3.6.
De werkgever legt hieraan ten grondslag dat uit de arbeidsovereenkomst niet volgt dat [eiser] recht heeft op 100% loondoorbetaling bij ziekte. De wettelijke regeling geldt en dat betekent een loonaanspraak van 70% bij ziekte. Daardoor is over april, mei, juni en juli 2023 er onverschuldigd te veel salaris uitbetaald van 30% per maand. Daarnaast heeft [eiser] tijdens haar dienstverband haar geheimhoudingsbeding en haar non-concurrentiebeding vele malen overtreden. Zo zijn er klantgegevens met fotomateriaal van klanten toebehorend aan de bedrijfsgegevens van de werkgever onrechtmatig aangewend ten behoeve van [bedrijf] . Ook heeft [eiser] zich tijdens de dienstbetrekking bij de werkgever als ondernemer aan klanten gepresenteerd. De klantcommunicatie vond steeds plaats vanuit het e-mailaccount
[e-mailadres 2], uit naam van de werkgever, terwijl de werkgever deze e-mailberichten niet heeft opgesteld en verstuurd. Verder heeft [eiser] onrechtmatig jegens [naam 1] gehandeld doordat haar familieleden [naam 1] hebben geïntimideerd via Instagram.
3.7.
[eiser] voert verweer. [eiser] voert aan dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij tijdens haar arbeidsongeschiktheid aanspraak maakte op 100% van haar salaris. Verder voldoet het non-concurrentiebeding volgens [eiser] niet aan de definitie van een concurrentiebeding. [eiser] betwist dat zij het geheimhoudingsbeding heeft geschonden en dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam 1] .
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op de zitting is besproken dat geen van beide partijen in het arrondissement Amsterdam wonen of gevestigd zijn. Maar partijen hebben toen verklaard dat de werkzaamheden gebruikelijk in Amsterdam plaatsvonden, zodat deze kantonrechter bevoegd is om over dit geschil te oordelen.
in conventie
4.2.
Niet in geschil is dat [eiser] arbeidsongeschikt is verklaard door de bedrijfsarts. Verder staat vast dat [eiser] sinds 5 april 2023 is ziekgemeld.
4.3.
Op de zitting heeft de werkgever de loonstop nader toegelicht. Volgens de werkgever blijkt uit het gedrag en houding van [eiser] dat ze allereerst eigenlijk niet arbeidsongeschikt was. Daarnaast heeft [eiser] zich tijdens dienstbetrekking gepresenteerd als ondernemer voor haar eigen bedrijf, zodat ze niet beschikbaar was voor arbeid in loondienst, aldus de werkgever. De loonstop is niet ingegeven vanwege het onvoldoende meewerken aan de re-integratie tijdens ziekte, aldus de werkgever.
4.4.
Op grond van artikel 7:628 lid 1 BW blijft de werkgever verplicht het loon te betalen, ook als de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet verricht, tenzij het niet-verrichten van die arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer dient te komen. Als een werkgever de werknemer niet toelaat tot het verrichten van de bedongen arbeid, hem schorst of op non-actief stelt, staat dit aan de loonbetalingsplicht niet in de weg, ook niet als de werknemer aanleiding zou gegeven hebben tot die maatregel (HR 21 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3057). Verder behoudt de werknemer op grond van artikel 7:629 lid 1 en 3 BW voor 104 weken recht op – voor zover hier van toepassing – 70% van het loon als die de bedongen arbeid niet verricht vanwege ongeschiktheid door ziekte, tenzij een van de situaties uit het derde lid van toepassing zijn.
4.5.
De werkgever heeft in dit geval onvoldoende onderbouwd dat [eiser] feitelijk niet arbeidsongeschikt was. Het enkele feit dat [eiser] na ziekmelding zichzelf actief presenteerde als ondernemer met haar eigen bedrijf en bedrijfsactiviteiten voor haar eigen onderneming heeft ontplooid, sluit niet uit dat ze daadwerkelijk arbeidsongeschikt was voor haar functie bij de werkgever. Ook – of beter gezegd: juist – de rapportage van de bedrijfsarts van 5 mei 2023 sluit dat niet uit. Dat betekent dat [eiser] op grond van artikel 7:629 lid 1 BW gedurende haar arbeidsongeschiktheid recht heeft op doorbetaling van 70% van haar loon. Dat [eiser] vanaf haar ziekmelding geen werkzaamheden meer heeft verricht, is dus primair gelegen in haar arbeidsongeschiktheid. Verder is niet gesteld of gebleken dat een of meer van de andere in artikel 7:629 lid 3 BW genoemde uitzonderingen hier van toepassing zijn.
4.6.
De werkgever kan evenmin een beroep op artikel 7:628, lid 1, BW doen, nog daargelaten dat de arbeidsongeschiktheid hieraan in de weg staat. De werkgever heeft [eiser] vanwege de schorsing namelijk niet toegelaten op de werkvloer, zodat zij het [eiser] onmogelijk maakte om haar werkzaamheden uit te voeren, terwijl niet gebleken is dat [eiser] – nog los van de arbeidsongeschiktheid – daartoe niet in staat was.
4.7.
Daaruit volgt dat er geen rechtsgrond is om [eiser] het loon per 1 september 2023 te ontzeggen.
4.8.
De kantonrechter veroordeelt de werkgever dan ook tot het betalen van een bedrag van € 7.056,00 bruto – te weten 70% van het salaris van € 3.360,00 bruto over de maanden september, oktober en november 2023 – aan achterstallig loon. De over het achterstallig loon gevorderde wettelijke verhoging zal ook worden toegewezen. In de gegeven omstandigheden ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 25%. Ook de wettelijke rente over het achterstallig loon is toewijsbaar.
4.9.
De werkgever heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de gevorderde betaling van de niet-genoten vakantiedagen bij einde dienstverband en betaling van de pro rata bij einde dienstverband aan [eiser] verschuldigde vakantietoeslag, beiden onder overlegging van een bruto/netto specificatie. Deze vorderingen worden daarom toegewezen.
4.10.
De werkgever is in de vordering in conventie het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,82
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.132,32
in reconventie
4.11.
De vordering in reconventie bestaat uit drie delen. Allereerst heeft de werkgever de eerste ziektemaanden van [eiser] 100% van het salaris betaald, maar wil nu het gedeelte boven de 70% van het salaris terug. Verder is de werkgever van mening dat [eiser] op grond van de arbeidsovereenkomst boetes is verschuldigd. Tenslotte vordert de werkgever vergoeding van schade.
Loon over periode april tot en met juli 2023
4.12.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij gedurende de eerste maanden van haar arbeidsongeschiktheid recht had op 100% van haar loon.
4.13.
Onder 4.8 is geoordeeld dat [eiser] in deze situatie op grond van artikel 7:629 lid 1 BW recht had op 70% van het loon. In deze periode na ziekmelding was namelijk geen sprake was van een wettelijke of contractuele verplichting tot betaling van meer dan 70% van het loon. De werkgever heeft in die periode van april tot en met juli 2023 echter 100% van het loon van [eiser] uitbetaald. [eiser] mocht er naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij in deze periode ook recht had op 100% van haar loon. Uit de door de werkgever verstuurde e-mail van 25 augustus 2023, geciteerd onder 2.10, blijkt immers dat zij [eiser] uit coulance 100% van haar loon heeft doorbetaald en dat zij het teveel betaalde salaris niet zal terugvorderen.
4.14.
Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht en de vordering tot terugbetaling van het teveel ontvangen salaris worden afgewezen.
Schending artikel 8 van de arbeidsovereenkomst
4.15.
De werkgever stelt dat [eiser] klantgegevens met fotomateriaal van klanten toebehorend aan de bedrijfsgegevens van de werkgever, onrechtmatig heeft aangewend ten behoeve van [eiser] eigen onderneming, [bedrijf] . Dergelijke gegevens vallen naar het oordeel van de kantonrechter onder de gegevens als bedoeld in artikel 8.1, eerste volzin, van de arbeidsovereenkomst van 24 september 2020. De werkgever heeft met de overgelegde emails, geciteerd onder 2.16 en 2.18, verder onderbouwd dat [eiser] in ieder geval de foto’s van klanten [naam 6] en [naam 7] heeft gebruikt op de Google-pagina van [bedrijf] . Hiertegenover staat slechts de enkele ontkenning van [eiser] . Dat is onder de gegeven omstandigheden onvoldoende. Daarmee is als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast komen te staan dat [eiser] artikel 8.1 van de arbeidsovereenkomst twee keer heeft geschonden.
4.16.
Daarnaast stelt de werkgever dat [eiser] het e-mailadres
[e-mailadres 2]heeft misbruikt om klanten van [naam 1] te vragen reviews te plaatsen op de Google-pagina van [bedrijf] .
4.17.
Vaststaat dat in ieder geval drie klanten van de werkgever via
[e-mailadres 2]zijn benaderd om reviews te plaatsen op de Google pagina van [bedrijf] . Zie de geciteerde e-mails onder 2.11, 2.12 en 2.14.
4.18.
[eiser] betwist dat zij deze drie e-mails heeft verstuurd en voert aan dat de werkgever deze e-mails zelf heeft verstuurd. Daarbij voert [eiser] aan dat zij zelf geen toegang meer had tot dit e-mailadres.
4.19.
De werkgever heeft daartegenover onderbouwd verklaard dat [eiser] gebruik heeft kunnen maken van het e-mailadres
[e-mailadres 2], omdat het ICT-bedrijf Kolibri haar daartoe weer de toegang had verleend. Kolibri is het bedrijf dat de werkgever ondersteund in de ICT en zakelijke e-mailaccounts. Niet in geschil is dat de werkgever [eiser] de toegang tot het systeem had geblokkeerd, voordat de hiervoor genoemde e-mails waren verzonden. Kolibri heeft de werkgever bevestigd dat [eiser] weer toegang was gegeven tot het systeem, omdat zij een email van de werkgever had ontvangen dat afkomstig was van een IP-adres horende bij een KPN-netwerk. Voor de zitting heeft de werkgever nadere producties overgelegd. In productie 15 heeft zij de uitkomst van een zoekopdracht naar het IP-adres dat Kolibri had vermeld in haar e-mail, geciteerd onder 2.8. Volgens deze uitdraai wordt het IP-adres [ip adres] gebruikt vanuit [plaats 1] , via KPN BV. De werkgever wijst erop dat [eiser] in deze omgeving woont. [eiser] heeft hiertegen drie andere zoekopdrachten naar dit IP-adres ingebracht. Een daarvan wijst [plaats 2] aan, een ervan [plaats 1] en de laatste Noord-Holland. Omdat uit deze vier zoekslagen twee wijzen naar de woonplaats van [eiser] en een – Noord-Holland – [plaats 1] omvat, is voldoende vast komen staan dat de betreffende e-mail afkomstig was uit de woonomgeving van [eiser] . Verder heeft de werkgever op de zitting gesteld dat [eiser] weliswaar geblokkeerd was voor het systeem, maar via kinmail van Kolibri nog toegang had tot
[e-mailadres 2].
4.20.
De werkgever heeft verder onweersproken gesteld dat [naam 1] in Frankrijk verbleef ten tijde van de drie gestuurde e-mails aan klanten van de werkgever. Daarbij heeft de werkgever onderbouwd aangevoerd dat ook de onder 2.14 genoemde e-mail aan klant [naam 5] is verstuurd vanuit hetzelfde IP-adres als hiervoor onder 4.19 genoemd, waarvan is geoordeeld dat dit IP-adres wordt gebruikt in de woonomgeving van [eiser] .
4.21.
Daarnaast heeft de werkgever betwist dat een door [eiser] overgelegde emailwisseling tussen
[e-mailadres 2]en
[e-mailadres 1]heeft plaatsgevonden. [1] In die emailwisseling staat dat [naam 1] [eiser] belooft dat zij enkele klanten zal benaderen om reviews te plaatsen bij het Google-profiel van [bedrijf] . De werkgever heeft op de zitting verklaard dat [eiser] in de UWV-ontslagprocedure ook een beroep heeft gedaan op deze e-mailwisseling. De werkgever heeft die door [eiser] bij het UWV ingediende bijlage 31 op de zitting overgelegd. [2] De werkgever wijst erop dat de e-mailwisseling zoals [eiser] die in deze procedure heeft overgelegd afwijkt van de e-mailwisseling zoals [eiser] die bij het UWV heeft overgelegd. De kantonrechter constateert met de werkgever dat bij dezelfde emailberichten andere data en andere tijden staan vermeld terwijl het inhoudelijk dezelfde emailcorrespondentie betreft. [eiser] heeft op de zitting geen afdoende verklaring gegeven waarom deze beide versies van de e-mailwisselingen, waar zijzelf zich op beroept en die zijzelf hier en bij het UWV heeft ingebracht, van elkaar afwijken.
4.22.
Dit alles maakt het standpunt van [eiser] niet geloofwaardig.
4.23.
Gelet op het voorgaande staat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast dat [eiser] in ieder geval drie keer vanuit het e-mailadres
[e-mailadres 2]klanten van de werkgever heeft benaderd om reviews te schrijven op de Google-pagina van [bedrijf] en daarmee drie keer artikel 8.2 van de arbeidsovereenkomst van 24 september 2020 heeft geschonden.
Gevorderde boetes en schadevergoeding
4.24.
Het staat vast dat het boetebeding in de tweede arbeidsovereenkomst – van 24 september 2020 – naar zichzelf wijst; het boetebeding is opgenomen onder artikel 9 en vermeldt dat het ziet op overtredingen in het in artikel 9 bepaalde. De werkgever heeft aangevoerd dat in deze bepaling een typefout zit en dat het boetebeding ziet op het bepaalde in artikel 8 van de tweede arbeidsovereenkomst. Dit standpunt wordt ondersteund door de eerste arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daarin is inhoudelijk dezelfde boetebepaling opgenomen, maar dan in artikel 10, waarbij staat vermeld dat die betrekking heeft op overtredingen van de bepalingen in artikel 9. Die bepalingen in artikel 9 van de eerste arbeidsovereenkomst zijn inhoudelijk identiek aan artikel 8 van de tweede arbeidsovereenkomst. Verder volgde de tweede arbeidsovereenkomst de eerste arbeidsovereenkomst direct op, zonder onderbreking in de tijd. Gelet hierop is voldoende duidelijk dat sprake is van een kennelijke typefout in artikel 9 van de tweede arbeidsovereenkomst en dat [eiser] dat ook zo heeft moeten begrijpen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de boetebepaling van de tweede arbeidsovereenkomst van toepassing is op de bepalingen zoals genoemd in artikel 8 van die arbeidsovereenkomst.
4.25.
Onder 4.15 en 4.23 is geoordeeld dat [eiser] in totaal vijf keer artikel 8 van de arbeidsovereenkomst heeft geschonden. Daarmee heeft zij gelet op het boetebeding van artikel 9 van de arbeidsovereenkomst vijf keer een boete verbeurd van € 5.000,00, dus in totaal € 25.000,00. Vanwege de schending van bovengenoemde bedingen wordt de gevorderde boete toegewezen.
4.26.
Voor zover de werkgever heeft bedoeld dat zij naast de toegewezen boete ook aanspraak maakt op € 25.000,00 aan materiële schadevergoeding op grond van reputatieschade, auteursrechtschending en veel gedoe, wordt deze afgewezen als te summier onderbouwd. Ook de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 500,00 wordt afgewezen. Een benadeelde heeft recht op vergoeding van immateriële schade indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast, zie artikel 6:106 lid 1 BW. Het is aan de benadeelde om met voldoende concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen dat een dergelijke situatie aan de orde is. Dat heeft de werkgever onvoldoende gedaan. De werkgever lijkt namelijk te stellen dan niet zij de benadeelde is, maar haar bestuurder en de familieleden daarvan.
Conclusie
4.27.
[eiser] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in reconventie betalen. De proceskosten van de werkgever worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.153,50

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt de werkgever om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.056,00 bruto aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 25% en de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de werkgever om aan [eiser] te betalen de niet-genoten vakantiedagen bij einde dienstverband onder overlegging van een bruto/netto specificatie,
5.3.
veroordeelt de werkgever om aan [eiser] te betalen de pro rata vakantietoeslag bij einde dienstverband onder overlegging van een van een bruto/netto specificatie,
5.4.
veroordeelt de werkgever in de proceskosten van € 1.132,32, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de werkgever niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
veroordeelt [eiser] om aan de werkgever te betalen een bedrag van € 25.000,00 aan verbeurde boetes,
5.8.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.153,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Otten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
51447

Voetnoten

1.productie 14 aan de zijde van [eiser] .
2.bijlage 31 bij de UWV-procedure, productie 21 aan de zijde van de werkgever.