ECLI:NL:RBAMS:2025:1881

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
13/120962-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de officier van justitie in een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB was uitgevaardigd door het Gerechtshof te Wrocław, Polen, en betrof de overlevering van een opgeëiste persoon die op dat moment in Duitsland in overleveringsdetentie zat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich niet meer op het grondgebied van Nederland bevond, waardoor de grondslag voor de vordering van de officier van justitie kwam te vervallen. De rechtbank heeft de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De zaak kende een uitgebreide procesgang met meerdere zittingen en tussenuitspaken, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak meerdere keren heeft verlengd. De identiteit van de opgeëiste persoon is vastgesteld, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er een individueel gevaar van schending van grondrechten bestond indien de overlevering zou worden toegestaan. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/120962-24
Datum uitspraak: 6 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 1 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 9 april 2024 door het Gerechtshof te Wrocław, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 5 juni 2024
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 5 juni 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C.N.T. van Haren, advocaat in Utrecht, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [1]
Tussenuitspraak 19 juni 2024 [2]
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW met dertig dagen verlengd.
Op de zittingen van 23 juli 2024, 27 augustus 2024, 1 oktober 2024 en 31 oktober 2024 is de zaak telkens opnieuw aangehouden omdat de antwoorden vanuit Polen nog niet binnen waren. Tevens is de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, van de OLW telkens met dertig dagen verlengd.
De rechtbank heeft abusievelijk bij tussenuitspraak van 19 juni 2024 de gevangenhouding van de opgeëiste persoon niet verlengd. De rechtbank heeft de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon hierom op 23 augustus 2024 opgeheven.
Zitting 4 december 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB - met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling - voortgezet op de zitting van 4 december 2024, in aanwezigheid van
mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. J.C.N.T. van Haren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [3]
Tussenuitspraak 18 december 2024 [4]
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in die tussenuitspraak geformuleerde vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd.
Zitting 21 januari 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB - met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling - voortgezet op de zitting van 21 januari 2025, in aanwezigheid van
mr. A. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. J.C.N.T. van Haren.
Tussenuitspraak 4 februari 2025 [5]
De rechtbank heeft op 4 februari 2025 opnieuw een tussenuitspraak gewezen, waarbij de rechtbank heeft aangenomen dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan. Voorts heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en geschorst waarbij de rechtbank de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW heeft aangehouden alsmede de in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde redelijke termijn heeft vastgesteld op maximaal dertig dagen. Daarnaast is de beslistermijn op grond van artikel 22, vierde lid, aanhef en onder c, OLW met zestig dagen verlengd.
Zitting 6 maart 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB – met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling – voortgezet op de zitting van 6 maart 2025, in aanwezigheid van
mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. J.C.N.T. van Haren.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Uit het e-mailbericht van 5 maart 2025 van SIRENE Duitsland blijkt dat de opgeëiste persoon op dit moment op grond van hetzelfde EAB als het onderhavige EAB in overleveringsdetentie in Duitsland zit en zich dus niet meer op het grondgebied van Nederland bevindt. Daarmee is de grondslag aan de vordering van de officier van justitie komen te ontvallen.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mr. E. de Rooij en mr. D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van Ç.H. Dede griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 20 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie artikel 22, vijfde lid, OLW.
4.Ter publicatie aangeboden.