Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het vonnis in incident van 17 juli 2024 met daarin genoemde processtukken,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 9 oktober 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- aanvullende producties 13 tot en met 15 van Ansvar,
- de dagvaarding van 3 september 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord in vrijwaring, met producties,
- het tussenvonnis van 8 januari 2025 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- aanvullende producties 17 tot en met 19 van Ansvar,
- de mondelinge behandeling van 17 januari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
- de kenmerkenmelding plus die mr. Van der Bent op de zitting heeft overgelegd.
2.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
8.Algemene uitsluitingen
16.Begrippen
1.3 Wie zijn de verzekerden?
8.begripsomschrijving
(…)
3.Het geschil
in de hoofdzaak
4.De beoordeling
in de hoofdzaak
geregistreerd, zie 2.8. [eiser zaak 1] en [gedaagde zaak 2] hebben dat niet (voldoende gemotiveerd) betwist. Dat betekent dat vaststaat dat [gedaagde zaak 2] ten tijde van de aanrijding 185 km/h reed waar 100 km/h was toegestaan en hij exorbitant hard heeft gereden. Deze gevaarlijke gedraging leidt tot de conclusie dat sprake is van roekeloosheid.
niette goeder trouw is, kan de verzekeraar het bedrag van de schadevergoeding op hem verhalen. Beoordeeld moet dus worden of [gedaagde zaak 2] te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt.