ECLI:NL:RBAMS:2025:1815

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
13.011.798-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse verdachte in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met voorrang aan een Belgisch EAB

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Elbląg op 24 april 2024, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat hij is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes jaren en zes maanden, waarvan nog vier jaren, twee maanden en zeven dagen resteren. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 5 maart 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een Belgisch EAB bestaat dat voorrang moet krijgen boven het Poolse EAB, omdat er een strafrechtelijk onderzoek loopt in België. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering aan Polen geen belemmeringen kent, maar dat de rechtsbedeling vereist dat de overlevering aan België voorrang krijgt. De rechtbank heeft de overlevering aan Polen toegestaan, maar heeft bepaald dat de overlevering aan België prioriteit heeft. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.011.798-25
Datum uitspraak: 19 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 27 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 april 2024 door
the Regional Court in Elblągin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat te Venlo en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
sentence of the Regional Court in Elblągvan 20 juni 2023.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier jaren, twee maanden en zeven dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
6. Samenloop van Europese aanhoudingsbevelen
De rechtbank heeft geconstateerd dat er naast het onderhavige EAB ook nog een Belgisch
EAB (parketnummer: 13.011.870-25) is uitgevaardigd ten aanzien van de opgeëiste persoon voor de vervolging van een daar gepleegd strafbaar feit.
Zowel de raadsvrouw als de officier van justitie hebben zich in deze zaak op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 26, derde lid, OLW voorrang moet worden gegeven aan het Belgische EAB. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat overlevering aan België voorrang moet krijgen omdat daar een strafrechtelijke onderzoek tegen de opgeëiste persoon loopt en zijn Belgische advocaat pas over het strafdossier kan beschikken als de opgeëiste persoon in België is. De officier van justitie heeft betoogd dat als de opgeëiste persoon eerst aan Polen wordt overgeleverd, verderlevering vanuit Polen aan België mogelijk problemen kan opleveren vanwege de Poolse nationaliteit van de opgeëiste persoon.
De rechtbank is ook van oordeel dat voorrang moet worden gegeven aan het Belgische EAB omdat daar een strafrechtelijk onderzoek loopt waarbij ook medeverdachten zijn betrokken en verderlevering vanuit Polen aan België mogelijk problemen kan opleveren. In het kader van een goede rechtsbedeling zal de rechtbank daarom bepalen dat voorrang gegeven dient te worden aan het Belgische EAB.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 28 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Elbląg(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB;
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan het EAB met parketnummer 13.011.870-25 dat is uitgevaardigd door België, boven het onderhavige EAB dat is uitgevaardigd door Polen.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. C. Klomp en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. Y.M.E. Jurgens en D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).