ECLI:NL:RBAMS:2025:1690

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/13/765929 / HA RK 25-83
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen politierechter op grond van rechterlijke beslissing

Op 6 maart 2024 heeft verzoeker, thans gedetineerd, een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.M. Degenaar, de politierechter in zijn strafzaak. Dit verzoek is ingediend door zijn raadsvrouw, mr. P.A.Th. Lemmers. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder het proces-verbaal van de zitting en correspondentie tussen de raadsvrouw en het Openbaar Ministerie. De rechter heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De rechter heeft overwogen dat de verzoeken van de verdediging niet alleen betrekking hebben op executietoestanden, maar ook op de interpretatie van het vonnis. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat haar cliënt geen eerlijk proces kan verwachten, omdat hij het gevoel heeft dat zijn standpunten niet worden meegewogen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de rechter onpartijdig moet worden geacht, tenzij het tegendeel bewezen is. De Hoge Raad heeft in eerdere jurisprudentie vastgesteld dat een rechterlijke beslissing niet kan leiden tot wraking. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is en dat een mondelinge behandeling niet nodig is. De beslissing is genomen door de wrakingskamer op 13 maart 2025, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 6 maart 2024 ter openbare terechtzitting gedane en onder rekestnummer C/13/765929 / HA RK 24-83 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
ingeschreven in de Basisadministratie Personen te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
raadsvrouw mr. P.A.Th. Lemmers,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. C.M. Degenaar, politierechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter op 6 maart 2025 met daarbij een e-mailwisseling tussen de raadsvrouw en het Openbaar Ministerie;
 de zittingsaantekeningen van de griffier van de zitting van de politierechter op 6 maart 2025.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechter is in behandeling de zaak van verzoeker met parketnummer 13/270988-24. Bij vonnis van 6 december 2025 is verzoeker onherroepelijk veroordeeld tot een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van minder dan 12 maanden. De rechter dient te beslissen over de tenuitvoerlegging van deze straf. Op 3 maart 2025 heeft het Openbaar Ministerie het verzoek van de raadsvrouw de zaak aan te brengen bij een meervoudige strafkamer, afgewezen. Bij e-mailbericht van 5 maart 2025 heeft de raadsvrouw de rechter verzocht de zaak aan te houden en de zaak te verwijzen naar de meervoudige strafkamer.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal heeft de rechter het aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw afgewezen. Zij heeft daartoe als volgt overwogen:
“Op 27 februari 2025 heeft de rechter-commissaris de voorlopige tenuitvoerlegging bevolen van de niet ten uitvoer gelegde vrijheidsstraf. De rechtbank streeft ernaar om dergelijke zaken met spoed te behandelen. Nu de politierechter de raadsvrouw de gelegenheid wil bieden om met veroordeelde te overleggen, het reclasseringsrapport dateert van 26 februari 2025 en de raadsvrouw vanochtend ook gelegenheid heeft gehad om met veroordeelde te overleggen, ziet zij onvoldoende reden om de behandeling van de zaak aan het houden.”Het verzoek tot verwijzing van de zaak naar de meervoudige strafkamer heeft de politierechter eveneens afgewezen. Daartoe is overwogen:
“dat zij bevoegd is over deze vordering tot tenuitvoerlegging te oordelen en dat zij een doorverwijzing niet noodzakelijk acht.”
2.3.
Vervolgens heeft de raadsvrouw onder meer aangevoerd dat verzoeker er geen vertrouwen in heeft dat hij nog een eerlijk proces krijgt. Hij heeft het idee dat wat de verdediging naar voren brengt niet wordt meegewogen. Gevraagd door de rechter naar de gronden van de wraking heeft de raadsvrouw verklaard:
“De houding. De verdediging probeert naar voren te brengen dat de verzoeken niet alleen zien op executietoestanden, maar ook betrekking hebben op de interpretatie van het vonnis. Ik probeer inzichten naar voren te brengen, maar krijg het gevoel dat die er niet toe doen en dat uw oordeel al is opgemaakt. Als ik helder probeer te maken wat er is gebeurd, staat u daar niet voor open. Daardoor denkt de verdediging, en met name mijn cliënt, dat hij geen eerlijk proces kan verwachten. Het lijkt erop alsof al vaststaat wat er moet gebeuren. Standpunten kunnen niet normaal naar voren worden gebracht. Met name vind ik van belang dat ik transparant probeer te zijn en wil vertellen wat er is gezegd. Ik word telkens onderbroken en afgekapt. Voor de transparantie is het juist van belang dat ik de correspondentie voorhield. Ik heb meerdere keren geprobeerd die correspondentie voor te houden, maar werd telkens onderbroken. Ik heb geen kans gekregen om het voor te houden. Er lijkt geen interesse te zijn.”

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Het bezwaar van verzoeker betreft een beslissing van de rechter. Een rechterlijke beslissing kan echter geen grond voor wraking opleveren zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. Ook de motivering van de beslissing geeft geen blijk van vooringenomenheid. Dat de raadsvrouw blijkens het proces-verbaal nadat zij de gelegenheid kreeg haar verzoeken toe te lichten, tijdens het voorlezen van de correspondentie tussen haar en het Openbaar Ministerie, meermalen is onderbroken door de rechter, omdat de raadsvrouw naar het oordeel van de rechter in herhaling verviel en ondanks de verzoeken van de rechter om te stoppen met voorlezen, daarmee voortging, doet aan het vorenstaande niet af. De rechter heeft nu eenmaal de regie bij de behandeling.
3.5.
Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en I.M. Bilderbeek, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.