ECLI:NL:RBAMS:2025:1605

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
13-002940-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overlevering van een persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel met vragen over detentieomstandigheden

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door het Piotrków Trybunalski Regional Court op 14 november 2023, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Polen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 februari 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd met dertig dagen en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat leidde tot het vonnis in Polen, en dat er geen garanties zijn verstrekt zoals vereist in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Desondanks heeft de rechtbank besloten om af te zien van het weigeren van de overlevering, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafzaak en de nodige stappen heeft ondernomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, onder de Nederlandse wetgeving vallen als diefstal.

De rechtbank heeft verder aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in Polen en de mogelijkheid dat de opgeëiste persoon in een remand centre wordt geplaatst. De rechtbank heeft vragen geformuleerd voor de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden en de kans dat de opgeëiste persoon in een remand regime terechtkomt. De zaak is heropend en het onderzoek is geschorst om de officier van justitie in staat te stellen de vragen te stellen. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak eind maart of begin april 2025 opnieuw op zitting moet worden gepland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-002940-25
Datum uitspraak: 4 maart 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 6 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 november 2023 door
the Piotrków Trybunalski Regional Courtin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] (Polen),
feitelijk verblijfsadres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Piotrków Trybunalski District Courtvan 27 juli 2021 met kenmerk: II K 194/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis. Deze straf is oorspronkelijk in voorwaardelijke vorm opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Uit het dossier volgt dat de tenuitvoerlegging van de straf is bevolen op 11 oktober 2022 door
the Piotrków Trybunalski District Courtmet kenmerk:
II Ko 1449/22,vanwege het niet voldoen aan gestelde voorwaarden.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 11 februari 2025 volgt onder meer dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de verdenking en van het feit dat een strafzaak zou volgen. De opgeëiste persoon heeft immers een afspraak gemaakt (‘
compromise agreement’) met de officier van justitie over de op te leggen straf. Tevens is de opgeëiste persoon in het vooronderzoek gehoord, waarbij hij een adresinstructie heeft gekregen en is gewezen op zijn verplichting om adreswijzigingen door te geven en op de consequenties als hij dit zou nalaten. De oproep voor de (bekrachtigings-)zitting (en later ook de omzettingsbeslissing) is verstuurd naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, dan volgt hieruit dat hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Overlevering houdt daarom geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in.
De beslissing tot tenuitvoerlegging van 11 oktober 2022 door
the Piotrków Trybunalski District Court, II Ko 1449/22is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd.

4.Strafbaarheid, feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden, heropening

In de aanvullende informatie van 24 januari 2025 is meegedeeld dat de opgeëiste persoon (naar alle waarschijnlijkheid) zal worden geplaatst in
the Remand Centre in Piotrków Trybunalskiom aldaar zijn straf uit te zitten.
De raadsman heeft betoogd dat vanwege het algemeen gevaar dat geldt voor Poolse
remand centers, de overlevering moet worden geweigerd (de rechtbank begrijpt: dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB), dan wel dat nadere informatie moet worden opgevraagd om zekerheid te verkrijgen omtrent de vraag of de opgeëiste persoon te maken zal krijgen met het vastgestelde reële gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: handvest).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het vastgestelde algemene gevaar ziet op het
remand regimeen dat dit overleveringsverzoek ziet op de tenuitvoerlegging van een opgelegde straf. Uit informatie die het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) zelf op internet heeft gevonden, volgt bovendien dat
the Remand Centre in Piotrków Trybunalskinaast een
remand centerook een
prison unitheeft. Omdat sprake is van een executie-EAB zal de opgeëiste persoon naar verwachting van de officier van justitie naar deze
prison unitgaan en zal hij dus niet in een
remand regimeworden geplaatst.
De rechtbank overweegt dat uit de aanvullende informatie van 24 januari 2025 volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst in een huis van bewaring (in de vertaling aangeduid als ‘
remand centre’) De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of daarmee een kans bestaat dat de opgeëiste persoon in een ‘
remandregime’terecht komt, waarvoor zij bij uitspraak van 5 juni 2024 [7] een algemeen gevaar heeft aangenomen.
De rechtbank zal daarom het onderzoek ter zitting heropenen en direct schorsen en geeft opdracht aan de officier van justitie om de volgende aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
In uw aanvullende informatie van 24 januari 2025 geeft u aan dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden geplaatst in the Remand Centre in Piotrków Trybunalski.
Kunt u in het algemeen aangeven dat als in het Pools gesproken wordt van een ‘Remand Centre’ [Areszt Sledczy] dit zowel afdelingen voor veroordeelden als afdelingen voor voorlopig gehechten kan betreffen?
Kunt u in het algemeen aangeven of er in Polen bij plaatsing in een ‘Remand Centre’ [Areszt Sledczy] de kans bestaat dat iemand in het ‘remandregime’wordt geplaatst voor enkel het uitzitten van een onherroepelijk opgelegde straf zonder dat er daarnaast sprake is van een lopende strafvolging waarvoor een titel van voorlopige hechtenis bestaat?
Kunt u aangeven of er na overlevering van de opgeëiste persoon een kans bestaat dat hij in the ‘Remand Centre’ [Areszt Sledczy] – al dan niet tijdelijk – in het ‘remandregime’terechtkomt, terwijl de overlevering enkel betreft het uitzitten van de onherroepelijk aan hem opgelegde straf en er geen sprake is van een strafvervolging en zo het antwoord daarop bevestigend luidt, voor welke duur?

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen voornoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen, onder gelijktijdige verlening van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak eind maart / begin april 2025 opnieuw op zitting moet worden gepland,.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M. Westerman en L.F. Bögemann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU, 22 december 2017, zaak C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026.
5.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
6.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (