ECLI:NL:RBAMS:2025:1600

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
11090539 WM VERZ 24-2904
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersgedragingen en sancties opgelegd op basis van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure die voortvloeide uit verkeersgedragingen van de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen beslissingen van de verweerder, die hem twee administratieve sancties had opgelegd op basis van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De sancties waren opgelegd wegens het gebruik van een motorfiets op een fietspad, waarbij de betrokkene zijn voeten gebruikte om de motor naar voren te verplaatsen, wat niet is toegestaan. De betrokkene was niet verschenen op de zitting, maar had wel schriftelijk verweer gevoerd. De verweerder concludeerde dat het beroep ongegrond was.

De kantonrechter overwoog dat de gedragingen van de betrokkene, ondanks dat de motorfiets niet ingeschakeld was, als bestuurd dienden te worden aangemerkt. De rechter verwees naar eerdere rechtspraak van de Hoge Raad, waarin werd vastgesteld dat het duwen van een motorfiets ook als besturen kan worden gezien. De kantonrechter oordeelde dat de sancties terecht waren opgelegd, omdat de overtredingen waren geconstateerd en de omstandigheden van het geval geen aanleiding gaven om van de vastgestelde tarieven af te wijken. De uitspraak concludeerde dat het beroep in beide zaken ongegrond werd verklaard, en dat de betrokkene in de toekomst hoger beroep kon instellen indien de sanctie meer dan € 110,00 bedroeg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. E.J. Otten
zaaknummers: 11090539 WM VERZ 24-2904
11090549 WM VERZ 24-2905
beslissing van: 3 maart 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 3 maart 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
[woonplaats]
verder: betrokkene
welk beroep is ingesteld bij verzoekschriften, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 11 oktober 2023 en is gericht tegen de beslissingen van 12 oktober 2023 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998.

CJIB-nummers: [nummer 1] en [nummer 2] .

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene zijn bij beschikkingen van 23 augustus 2023 en 30 augustus 2023 (verder: de inleidende beschikkingen) twee sancties in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikkingen beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep in beide zaken ongegrond verklaard. Tegen die beslissingen heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep in de onderhavige zaken is behandeld op de openbare zitting van 3 maart 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet bij de zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van de beroepschriften. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep in de voornoemde zaken ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene zijn inleidende beschikkingen wegens verkeersgedragingen twee administratieve sancties opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat de bestuurder van een motorfiets met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, heeft gehandeld in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen (Bord C1). Deze gedragingen zijn geconstateerd op:
 10 augustus 2023 om 16:34 uur op de [locatie 1] (11090549 WM 24-2905) en op:
 18 augustus 2023 om 20:42 uur op de [locatie 1] (11090539 WM 24-2904).
2. Het beroep is in de onderhavige zaken tijdig ingesteld.
3. Betrokkene voert in de zaak 11090539 WM 24-2904 tegen de beslissing van verweerder aan dat hij met zijn motor uitgeschakeld reed, hetgeen ook op de foto te zien is. De lichten van het voertuig zijn immers uit. Betrokkene zat wel op de motor, maar deze was dus niet ingeschakeld. Betrokkene gebruikte zijn voeten om zijn motor naar voren te verplaatsen.
In de zaak 11090549 WM 24-2905 voert betrokkene in het beroepschrift aan dat hij op de vermeende pleeglocatie met de motor aan zijn hand liep en daardoor dus als voetganger moet worden gezien.
4. Verweerder stelt zich ter zitting op het standpunt dat het beroep in beide zaken ongegrond dient te worden verklaard en verwijst daarbij naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:945. In dit arrest beslist het hof dat een geslotenverklaring niet alleen het inrijden van die weg verbiedt, maar ook het anderszins (met een voertuig) gebruiken van die weg.
5. Het volgende wordt overwogen.
6. In beide zaken volgt uit het zaakoverzicht dat de overtredingen automatisch zijn geconstateerd en op een digitale foto zijn vastgelegd. De camera is geplaatst na het bord C1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) 1990, waardoor het bord op de foto niet zichtbaar is. Onder het bord C1 is een onderbord geplaatst met de tekst: ‘Uitgezonderd fietsers’ en het symbool van een camera.
De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig in beide gevallen kwam uit de westelijke richting van de [locatie 2] en reed in oostelijke richting naar de [locatie 3] . De camera heeft vastgelegd dat de bestuurder van het voertuig het bord C1 negeerde en de geslotenverklaring in reed. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd door een boa. De wegbeheerder heeft geen melding van enige wijziging of bijzonderheid gedaan inzake de bebording.
7. Uit de foto in de dossiers is niet gebleken dat betrokkene met de motorfiets aan de hand over de [locatie 1] liep. Dit verweer faalt.
8. Ten aanzien van het verweer van betrokkene dat hij met uitgeschakelde motor zijn motorfiets met de voeten naar voren verplaatste, overweegt de kantonrechter het volgende. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat betrokkene door al duwend zijn weg te vervolgen de motorfiets heeft bestuurd. De enkele omstandigheid dat degene die zich met behulp van een motorfiets over de weg verplaatst dit doet terwijl de motor niet in werking is gesteld, brengt niet mee dat hij die motorfiets niet bestuurt en niet als bestuurder daarvan in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 kan worden aangemerkt. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de gedragingen waarvoor de onderhavige boetes zijn opgelegd zijn verricht en dat de sancties terecht zijn opgelegd.
9. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken. Hiervan is in de onderhavige zaken niet gebleken. Daarbij weegt voor de kantonrechter zwaar dat de overtredingen zijn begaan met een motorfiets.
10. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep in de onderhavige zaken ongegrond.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.